2.
2.2
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
“1. hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 5 augustus 2017 tot en met 6 augustus 2017 te ‘s-Gravenhage en/of Delft, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- van een of meer geldbedrag(en), te weten 7011,37 euro en/of 979 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die geldbedrag(en) is/zijn, en/of
- een of meer geldbedrag(en) te weten 7011,37 euro en/of 979 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft/hebben gemaakt.
terwijl hij verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) - onmiddellijk of middellijk - van (al dan niet uit eigen) misdrijf afkomstig(e) geldbedrag(en) betrof(fen)
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 5 augustus 2017 tot en met 6 augustus 2017 te 's-Gravenhage en/of Delft, althans in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- van een of meer geldbedrag(en) te weten 7011,37 euro en/of 979 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing te verbergen en/of te verhullen en/of verbergen wie de rechthebbende op dat/die geldbedrag(en) is/zijn en/of
- een of meer geldbedrag(en), te weten 7011,37 euro en/of 979 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en) te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen en/of om te zetten, althans van voornoemd(e) geldbedrag(en) gebruik te maken
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) - onmiddellijk of middellijk - van (al dan niet uit eigen) misdrijf afkomstig(e) geldbedrag(en) betrof(fen) immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal, geprobeerd te pinnen bij een pinautomaat met een niet op zijn, verdachtes, naam gestelde pinpas terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.3
Nadat de rechtbank slechts de subsidiair tenlastegelegde poging tot witwassen tot een bedrag van € 970,- bewezen had geacht, heeft het hof bewezen verklaard dat de verdachte:
“1. in de periode van 5 augustus 2017 tot en met 6 augustus 2017 in Nederland,
- van geldbedragen, te weten - in totaal - 268,52 euro, de herkomst heeft verhuld, en
- geldbedragen, te weten - in totaal - 268,52 euro, voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist dat het - onmiddellijk of middellijk - van (al dan niet uit eigen) misdrijf afkomstige geldbedragen betroffen
in de periode van 5 augustus 2017 tot en met 6 augustus 2017 in Nederland, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om
- van geldbedragen, de herkomst te verhullen en
- geldbedragen, voorhanden te hebben,
terwijl hij, verdachte, wist, dat het - onmiddellijk of middellijk - van (al dan niet uit eigen) misdrijf afkomstige geldbedragen betrof, immers heeft verdachte, meermalen, geprobeerd te pinnen bij een pinautomaat met een niet op zijn, verdachtes, naam gestelde pinpas terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.4
Het bestreden arrest bevat de volgende gebezigde bewijsmiddelen en -overwegingen (met weglating van voetnoten):
“Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder genoemde en in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu hij er geen wetenschap van had dat het geld op de bankrekening van [betrokkene 1] afkomstig was van het gronddelict dat jegens [A] BV is gepleegd. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat ten onrechte de verklaring van [betrokkene 1] voor het bewijs is gebruikt. Daartoe is aangevoerd dat het hof die verklaring niet kan bezigen tot het bewijs aangezien de verklaringen van [betrokkene 1] als onbetrouwbaar terzijde dienen te worden geschoven. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat slechts bewezen kan worden geacht het witwassen van € 268,52, en poging tot witwassen van € 701,48.
Het hof stelt op basis van het dossier de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Aangeefster [aangeefster] verklaart dat zij werkt voor [A] B.V., welke B.V. eigenaar is van (onder andere) [B] B.V. Op 7 augustus 2017 werd zij gebeld door de eigenaresse, [betrokkene 2] , die haar vertelde dat het bedrijf was opgelicht. Er zou een hoop geld verloren zijn en de Rabobank had de rekeningen bevroren. Aangeefster en de eigenaresse herinnerden zich een e-mail, waarvan zij dachten dat die van de Rabobank afkomstig was, waarin stond dat de bankpassen van het bedrijf vervangen moesten worden. Zowel aangeefster als haar werkgeefster twijfelden niet aan de e-mail, waarop aangeefster (op 2 augustus 2017) op de link in de e-mail klikte. Aangeefster moest inloggen met de random reader, maar dit mislukte. Later die ochtend werd zij gebeld door een persoon die zich kenbaar maakte als medewerkster van de Rabobank. Zij gaf aan dat was opgevallen dat het inloggen niet gelukt was en dat zij wilde helpen. Aangeefster heeft de telefoon aan [betrokkene 2] gegeven. [betrokkene 2] heeft haar verteld dat zij samen met de dame aan de telefoon, nieuwe passen heeft aangevraagd. Daarvoor moest worden ingelogd.
Op 5 augustus 2017 werd, tussen 18:43 uur en 20:34 uur, in zeven transacties, in totaal € 7.011,37 overgeschreven van de rekening van [B] B.V. naar een rekening op naam van [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ). Een bedrag van € 979,00 werd op 5 augustus 2017, om 20:02 uur, overgemaakt - van de rekening van [betrokkene 3] - naar de rekening van [betrokkene 1] .
Op 5 augustus 2017, om 22:10 uur, werd geprobeerd om € 970,00 te pinnen van de rekening van [betrokkene 1] . Ook op 6 augustus 2017 wordt meerdere malen geprobeerd geld op te nemen van deze rekening. Van deze pogingen tot het doen van pintransacties zijn beelden gemaakt. Verdachte wordt op deze beelden herkend door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Daarnaast zijn er, na de overboeking van € 979,00 op de bankrekening van [betrokkene 1] , diverse bedragen succesvol van de rekening van [betrokkene 1] opgenomen:
- op 5 augustus 2017 te 22:58 uur werd er van rekeningnummer [rekeningnummer] € 100,00 opgenomen bij een geldautomaat aan het [a-straat 1] (Casino) te Den Haag;
- op 05-08-2017 te 23:11 uur werd er van rekeningnummer [rekeningnummer] € 20,00 opgenomen bij een geldautomaat van ING in Den Haag;
- op 05-08-2017 te 23:28 uur werd er van rekeningnummer [rekeningnummer] nog een keer opgenomen, € 70,00, bij een geldautomaat te Delft.
Voorts zijn er, na de overboeking van € 979,00 op de bankrekening van [betrokkene 1] , diverse transacties succesvol gepind vanaf de bankrekening van [betrokkene 1] :
- op 5 augustus 2017 te 23.42 uur € 65,12 Tankstation [C] Delft;
- op 6 augustus 2017 te 15.58 uur € 10,40 [D] in Delft;
- op 6 augustus 2017 te 15.58 uur € 3,00 [D] in Delft.
Medeverdachte [betrokkene 1] heeft bij de politie verklaard dat hij zijn pinpas uitleende aan de verdachte, met het verzoek om boodschappen voor hem te doen. Bij de rechtercommissaris verklaart hij dat hij dagelijks drugs van de verdachte kocht en dat hij zijn pinpas aan de verdachte meegaf om het geld daarvoor te pinnen van zijn rekening. Dat betrof die dag € 20,00. Op 5 augustus 2017 gaf hij de pinpas mee aan de verdachte, maar kwam de verdachte er niet mee terug. Hij heeft de verdachte geen toestemming gegeven meer te pinnen dat het benodigde geld voor de drugs.
Uit de aangifte van zowel [aangeefster] als de Rabobank blijkt dat het geld afkomstig van de rekening van [B] op de hiervoor vastgestelde wijze zonder toestemming is overgeboekt naar de rekening van [betrokkene 3] . Dat het geld afkomstig is van ‘enig misdrijf’, staat daarmee vast.
Een deel van dat geld, te weten € 979,00, is overgeboekt naar de rekening van [betrokkene 1] en binnen twee uur na deze overboeking wordt de verdachte herkend als diegene die met de pinpas van [betrokkene 1] een bedrag van € 970,00 tracht te pinnen. Gezien de korte tijdspanne tussen de overboeking naar de bankrekening van [betrokkene 1] en de poging van de verdachte om met de pinpas van [betrokkene 1] een nagenoeg gelijk geldbedrag te pinnen, wordt er van de verdachte een verklaring verlangd.
Kort gezegd heeft de verdachte verklaard dat hij ten tijde van het tenlastegelegde dealde en zodoende drugs verkocht aan [betrokkene 1] , en dat [betrokkene 1] hem heeft gevraagd om met diens pinpas een geldbedrag op te nemen, dat de verdachte dat heeft geprobeerd en dat hij kort daarna de pinpas weer heeft teruggeven aan [betrokkene 1] .
Zowel de verdachte als [betrokkene 1] hebben verklaard dat de verdachte drugs kwam afleveren bij [betrokkene 1] , en dat de verdachte de daar tegenoverstaande vergoeding zelf mocht gaan pinnen. Verder verklaart [betrokkene 1] dat de verdachte geen toestemming had voor een verdergaand gebruik van zijn pas en dat hij geen schuld had bij de verdachte. Dat [betrokkene 1] bij zijn eerste verhoor verklaarde dat het om 'boodschappen' ging, maakt zijn verklaring niet ongeloofwaardig, mede gelet op hetgeen [betrokkene 1] daarover later heeft verklaard: dat de verdachte drugs aan hem verkocht. Voor het overige blijft [betrokkene 1] consistent in zijn verklaring. Dat het de verdachte is die misbruik heeft gemaakt van de rekening van [betrokkene 1] , leidt het hof af uit de verklaring van [betrokkene 1] , het feit dat de verdachte gedurende een langere periode in bezit is geweest van de pinpas van [betrokkene 1] , en dat al zeer kort na de overschrijving van de rekening van [betrokkene 3] naar de rekening van [betrokkene 1] geprobeerd wordt een nagenoeg gelijk geldbedrag te pinnen als kort daarvoor is overgeschreven, en dat de verdachte met de pinpas van [betrokkene 1] betalingen voor zichzelf heeft gedaan, zoals bij een tankstation, en tweemaal bij een frietboetiek. Ten aanzien van de pintransacties heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard: ‘Als ik daar ben herkend, dan zal ik dat wel hebben gedaan.’
Het hof ziet derhalve op basis van het vorengaande en in hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht, geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [betrokkene 1] en schuift het alternatieve scenario van de verdachte als ongeloofwaardig ter zijde.
Het pinnen van vorengenoemde geldbedragen betreft een handeling die, naar het oordeel van het hof, bedoeld is om de herkomst van het geld te verhullen. Zolang het geld immers 'giraal' is, laat het een spoor na. Dit spoor stopt op het moment dat het geld contant wordt opgenomen. Daarnaast heeft de verdachte een deel van de geldbedragen aangewend ten behoeve van zichzelf, en derhalve die omgezet en/of gebruikgemaakt van die geldbedragen.
Het hof is gelet op al het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte geldbedragen tot een totaalbedrag van € 268,52 heeft witgewassen door van die geldbedragen de herkomst te verhullen en deze geldbedragen voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik van heeft gemaakt. Daarnaast is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte meermalen heeft geprobeerd de herkomst van geldbedragen te verhullen en geldbedragen voorhanden te hebben.”
2.17
Het hof heeft in zijn bewijsoverwegingen verder tot uitdrukking gebracht dat het de verklaring van de verdachte – die erop neerkomt dat hij een geldbedrag heeft geprobeerd op te nemen op verzoek van [betrokkene 1] en de pinpas kort daarna weer heeft teruggegeven – “als ongeloofwaardig terzijde schuift”, mede gelet op de hiervoor genoemde pintransacties en de andersluidende, betrouwbaar geachte verklaring van [betrokkene 1] . Onder die omstandigheden heeft het hof het kennelijk voldoende uitgesloten geacht dat de verdachte binnen twee uur na de storting van een uit misdrijf afkomstig geldbedrag een poging doet om een nagenoeg gelijk geldbedrag van de betreffende rekening op te nemen en, als dat niet lukt, een deel van dat geldbedrag in losse transacties opneemt, diverse pinbetalingen doet ten behoeve van zichzelf en de volgende dag opnieuw herhaaldelijk probeert geld van die rekening op te nemen, zónder te weten (ook niet in voorwaardelijke vorm) dat dit geld van misdrijf afkomstig is. Dat oordeel acht ik, gelet op het onderlinge verband en de samenhang tussen de door het hof vastgestelde feiten, niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. (Voetnoot 5) Daarbij neem ik in aanmerking dat in geval een verdachte voor een omstandigheid die, op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd, redengevend moet worden geacht voor het bewijs, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, de rechter zulks in zijn overwegingen met betrekking tot het bewijsmateriaal mag betrekken. (Voetnoot 6)