Parket bij de Hoge Raad, strafrecht overig

ECLI:NL:PHR:2024:1125

Op 5 November 2024 heeft de Parket bij de Hoge Raad een procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 22/04945, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:PHR:2024:1125.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
22/04945
Datum uitspraak:
5 November 2024
Datum publicatie:
23 October 2024

Indicatie

Conclusie AG. Medeplegen van opzetheling van 960 uit rijdende vrachtwagen gestolen iPhones, art. 416 Sr. 1. Bewijsklacht over 'medeplegen' en 'voorhanden hebben'. 2. Klacht over overweging in strafmotivering dat de verdachte "kennelijk enkkel vanuit Roemenië naar Nederland is gekomen om hier strafbare feiten te plegen". Conclusie strekt tot verwerping. Samenhang met 22/04772, 22/04774, 22/04781 en 22/04782.

Uitspraak

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer 22/04945

Zitting 5 november 2024

CONCLUSIE

D.J.M.W. Paridaens

In de zaak

[verdachte],

geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,

hierna: de verdachte.

1
Inleiding
1.1

De verdachte is bij arrest van 16 december 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens “medeplegen van opzetheling” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het hof beslist over een aantal onder de verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals nader in het arrest omschreven.

1.2

Er bestaat samenhang met de zaken 22/04772, 22/04774, 22/04781 en 22/04782. In de zaak 22/04774 is de verdachte op 7 november 2023 door de Hoge Raad niet-ontvankelijk verklaard in het beroep in cassatie. In de overige zaken zal ik vandaag ook concluderen.

1.3

Namens de verdachte hebben T.P.A.M. Wouters en R.I. Takens, beiden advocaat in Amsterdam, twee middelen van cassatie voorgesteld.

2
De zaak

Deze zaak is één van vijf samenhangende zaken waarin Roemeense verdachten zijn vervolgd naar aanleiding van een ladingdiefstal uit een op de A73 rijdende vrachtwagen op 24 juli 2017. De daders van die diefstal hebben op de snelweg het slot en de zegel van deze vrachtwagen doorgezaagd. Vervolgens hebben zij 960 iPhones uit de vrachtwagen gehaald. Deze vorm van mobiel banditisme staat wel bekend als de “Roemeense methode”. De verdachten zijn op 29 juli 2017 aangehouden in een woning in een vakantiepark, waar ook de 960 gestolen iPhones werden aangetroffen. Het hof heeft de verdachten vrijgesproken van de primair tenlastegelegde diefstal van de 960 iPhones en hen telkens veroordeeld voor het medeplegen van opzetheling van de telefoons.

3
Het eerste middel
3.1

Het middel klaagt dat het hof onbegrijpelijk en/of ontoereikend gemotiveerd heeft bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling, althans het verweer van de verdediging, inhoudende dat de verdachte diende te worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde omdat op basis van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de in de tenlastelegging opgenomen iPhones voorhanden heeft gehad, onbegrijpelijk en/of ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen.

3.2

Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:

“subsidiair

hij in de periode van 24 juli 2017 tot en met 29 juli 2017 te te Otterlo, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met anderen, 960 Apple iPhones (met een geschatte waarde van euro 550.000,--) heeft voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.”

3.3

Het bestreden arrest bevat de volgende (promis)bewijsoverwegingen (de voetnoten laat ik weg):

Overwegingen met betrekking tot bewijs

[…]

Standpunt raadsman

[…]

Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman eveneens aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman voert daartoe aan dat niet bewezen kan worden dat verdachte de op de tenlastelegging genoemde goederen voorhanden heeft gehad, omdat op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte op enig moment gebruik heeft gemaakt van de bus en evenmin dat hij wist van de gestolen iPhones in de bus.

Oordeel van het hof

Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Verbalisanten kregen op 24 juli 2017 de melding dat een vrachtautochauffeur beroofd zou worden, terwijl hij nog aan het rijden was. Toen verbalisanten de vrachtauto zagen rijden, hebben zij kenbaar gemaakt dat ze van de politie waren. De chauffeur heeft daarop de vrachtauto gestopt. Vervolgens hebben verbalisanten een onderzoek ingesteld. Daarbij bleken de deuren van de laadruimte gesloten, maar het slot en het aangebrachte zegel waren doorgezaagd/geslepen. De laadruimte van de vrachtauto werd gecontroleerd en zichtbaar was dat twee pallets leeg waren. [aangever] (hierna: ‘[aangever]’), die namens Apple Distribution Intern aangifte deed, heeft verklaard dat 960 Apple iPhones uit de vrachtauto zijn weggenomen en hij schatte de (winkel)waarde van deze telefoons op € 550.000,00. Ook heeft [aangever] een lijst overgelegd, waarop de IMEI-nummers van de weggenomen iPhones staan vermeld.

Op 28 juli 2017 zijn verbalisanten naar aanleiding van ontvangen informatie naar [vakantiepark] in Otterlo gegaan. De receptioniste van dit park vertelde dat [medeverdachte 1] de vakantiewoning aan het [pad] had gehuurd. Verbalisanten zagen drie voertuigen, waaronder een Hyundai bus met het [kenteken], op de parkeerplaats voor de betreffende vakantiewoning staan. Op de veranda van de vakantiewoning zaten zes mannen, waaronder [medeverdachte 1]. In de nacht van 28 op 29 juli 2017 zag verbalisant dat de gehele bodem van de Hyundai bus was bedekt met witte dozen.

Op 29 juli 2017 is de politie overgegaan tot de aanhouding van verdachte en medeverdachten. Zij bevonden zich, ten tijde van de aanhouding, allemaal in of rond de vakantiewoning aan het [pad].

De politie heeft de vakantiewoning doorzocht. Een verbalisant trof in het televisiemeubel in de woonkamer één iPhone in een doos aan. Tijdens de doorzoeking zag een verbalisant dat voor de vakantiewoning de Hyundai bus met het [kenteken] geparkeerd stond. In de laadruimte van deze bus lagen over de gehele bodem witte verhuisdozen van de Gamma verspreid. Alle dozen waren dichtgetaped met bruine roltape en ze waren volledig omwikkeld in doorzichtig plasticfolie. Toen één doos uit de bus werd geopend, zag een verbalisant dat de doos was gevuld met 35 doosjes met iPhones. In elk van de andere elf verhuisdozen van de Gamma zaten 84 doosjes met iPhones. Op de doosjes van de aangetroffen telefoons staat een IMEI-nummer. Uit een vergelijking van de IMEInummers op de doosjes met de via DB Schenker ontvangen lijst van weggenomen iPhones bleek dat de ene in de vakantiewoning en de 35 in de Hyundai-bus aangetroffen iPhones afkomstig waren van de partij op 24 juli 2017 weggenomen telefoons.

Ook lagen in de badkamer van de vakantiewoning vijf vuilniszakken gevuld met versneden kartonnen dozen en piepschuim. Onder de trap stond een stapel soortgelijke versneden kartonnen dozen, omwikkeld met bruine tape. Naast de dozen lag een rol plasticfolie. Deze rol was soortgelijk aan het plasticfolie waarmee de dozen in de bus waren omwikkeld. In de hal en in de slaapkamer van [medeverdachte 2] lagen drie respectievelijk twee rollen bruine tape. Zij waren soortgelijk aan de tape waarmee de dozen in de bus waren dichtgetaped. In de slaapkamer van [medeverdachte 2] lagen daarnaast verhuisdozen, gelijk aan die in de bus, en plasticfolie, soortgelijk aan de folie waarmee de dozen in de bus waren omwikkeld.

Verbalisanten hebben het telefoontoestel van een van de aangehouden verdachten afgeluisterd. Op 28 juli 2017 omstreeks 11:52 uur is er met dit toestel een gesprek is gevoerd naar een nummer in Roemenië. De mastlocatie straalde op dat moment aan op [zendmast]. Op dit adres is [vakantiepark] gelegen. De persoon die belt met de telefoon van een van de aangehouden verdachten vraagt aan zijn gesprekspartner in Roemenië hoe de wielen moeten worden ingepakt en of ze weer in kartonendozen moeten worden gepakt, zodat de auto niet vies wordt. De persoon die belt met het nummer in Roemenië antwoordt hierop ‘Ja’. In de woning en de bus zijn geen banden en velgen aangetroffen.

In de vakantiewoning is tevens een portemonnee aangetroffen. In deze portemonnee bevonden zich documenten op naam van [medeverdachte 1] en een kassabon van de Gamma die dateerde van 28 juli 2017 te 14:18 uur. Op die kassabon stond vermeld dat er - onder andere - vijftien Gamma verhuisdozen, driemaal bruine verpakkingstape en tweemaal transparant krimpfolie waren gekocht.

De technisch beheerder van [vakantiepark] heeft verklaard dat de personen die in de vakantiewoning verbleven, op 26 juli 2017 zijn aangekomen. De reservering stond op naam van [medeverdachte 1] en bij het maken van de reservering lijkt het e-mailadres van de verdachte te zijn gebruikt. Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie verklaard dat op het moment dat hij werd aangehouden hij al drie dagen in de vakantiewoning verbleef.

[…]

Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde

Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling wegens opzetheling in de zin van artikel 416, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dient bewezen te worden verklaard dat verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van de iPhones wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.

Het hof overweegt dat uit bovenstaande feiten en omstandigheden volgt dat op 28 juli 2017 vanaf het vakantiepark wordt gebeld en dat er wordt besproken dat de iPhones in kartonnen dozen moeten worden verpakt. Nog dezelfde dag - binnen een tijdsbestek van enkele uren - worden er verhuisdozen en ander verpakkingsmateriaal door [medeverdachte 1] bij de Gamma gekocht. Vervolgens wordt er één dag later in het vakantiehuisje de vermoedelijke resten van de originele dozen van de iPhones, enkele verhuisdozen van de Gamma en overig verpakkingsmateriaal aangetroffen. Die verhuisdozen en verpakkingsmaterialen betroffen dezelfde verhuisdozen en verpakkingsmaterialen als waarmee de iPhones in de bus waren verpakt. Gelet op hierop is het hof van oordeel dat het niet anders kan dan dat de iPhones die uit de vrachtwagen zijn weggenomen, nadat zij van hun originele verpakking waren ontdaan, tussen 28 juli 2017 en 29 juli 2017 in de vakantiewoning opnieuw zijn verpakt in de verhuisdozen van de Gamma.

Uit de omstandigheid dat verdachte en medeverdachten voordat zij op 29 juli 2017 werden aangehouden al enkele dagen in de vakantiewoning verbleven en dus ook op het moment dat de grote hoeveelheid iPhones opnieuw verpakt werden in de vakantiewoning aanwezig waren en het versneden originele verpakkingsmateriaal, de bruine tape en het folie in diverse (ook gemeenschappelijke) ruimtes is aangetroffen, leidt het hof af dat de verdachte en medeverdachte tezamen en in vereniging de beschikkingsmacht over de iPhones hebben gehad en daarmee de iPhones voorhanden hebben gehad.

Het hof is tevens van oordeel dat verdachte gelet op de aard van de verkregen goederen, te weten een hoeveelheid van 960 iPhones, ten tijde van het voorhanden krijgen van de iPhones moet hebben geweten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat verdachte geen aannemelijke verklaring met betrekking tot het voorhanden hebben van de 960 iPhones heeft gegeven, is het oordeel van het hof dat het niet anders kan dan dat verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van de iPhones wist dat de iPhones van misdrijf afkomstig waren.

Het hof acht dan ook, evenals de rechtbank, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde feit.”

3.4

De Hoge Raad heeft in een arrest van 21 maart 2000 over het bestanddeel ‘voorhanden hebben’ in art. 416 Sr het volgende vooropgesteld:

“4.2 […] De wetgever is uitgegaan van een ruim begrip 'voorhanden hebben'. In dit verband is in de Memorie van Toelichting bij het voorstel dat heeft geleid tot de Wet van 9 oktober 1991, Stb. 1991, 520, opgemerkt:

“”Voorhanden hebben” — ter vervanging van “vervoeren”, “bewaren” en “verbergen” uit de huidige delictsomschrijvingen strekt zich uit tot ieder feitelijk voorhanden hebben, met welk doel of krachtens welke titel dan ook. Dus ook het gebruiken van een misdrijfgoed valt hier onder. Voor “voorhanden hebben” is overigens niet nodig dat men te allen tijde onverwijld over het goed kan beschikken. Het omvat ook het kunnen beschikken over een goed dat elders is opgeslagen. Deze betekenis heeft deze term ook in de artikelen 214, 223 en 234 van het Wetboek van Strafrecht. Tenslotte moet over het “voorhanden hebben” worden opgemerkt dat niet iedereen die een goed voorhanden heeft, het goed ook heeft verworven. Zo heeft de vervoerder een goed niet verworven, maar wel voorhanden. (Kamerstukken II 1989–1990, 21 565, nr. 3, blz. 4).” (Voetnoot 1)

3.5

Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat tot strafbaarstelling van verschillende vormen van witwassen heeft geleid, volgt dat het bestanddeel “voorhanden hebben” in het kader van de witwasbepalingen dezelfde betekenis heeft als bij heling. (Voetnoot 2) De Hoge Raad heeft het volgende overwogen over (het medeplegen van) deze vorm van voorhanden hebben:

“2.4.1 Voor het – als pleger – ‘voorhanden hebben’ van een voorwerp in de zin van artikel 420bis lid 1 Sr is vereist dat de verdachte het voorwerp opzettelijk aanwezig had. Dat houdt in dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de precieze eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp (waaronder begrepen de omvang van een geldbedrag) of tot de exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. (Vgl. HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:570.)

2.4.2

Als het medeplegen van het voorhanden hebben van een voorwerp in de zin van artikel 420bis lid 1 Sr is tenlastegelegd, moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van zo’n voorwerp. Ook dan is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp (waaronder begrepen de omvang van een geldbedrag) of tot de exacte locatie daarvan. Daarnaast moet vaststaan dat de verdachte tezamen met de mededader(s) feitelijke macht over het voorwerp heeft kunnen uitoefenen in de hiervoor onder 2.4.1 weergegeven zin. (Vgl. over het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen of munitie, HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1938.)” (Voetnoot 3)

3.6

Zoals samengevat door het hof heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte de op de tenlastelegging genoemde goederen voorhanden heeft gehad, omdat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enig moment gebruik heeft gemaakt van de bus en evenmin dat hij wist van de gestolen iPhones in de bus.

3.7

Het hof heeft dat wat de raadsman heeft aangevoerd kennelijk aangemerkt als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt en heeft daarop gereageerd met de hiervoor onder 3.3. weergegeven bewijsoverwegingen. Uit die overwegingen blijkt dat het hof de volgende feiten heeft vastgesteld of afgeleid uit de bewijsmiddelen:

i. Op 24 juli 2017 zijn 960 iPhones uit een rijdende vrachtwagen gestolen.

ii. De verdachte en de medeverdachten verbleven vanaf 26 juli 2017 in een vakantiewoning van [vakantiepark]. Op 29 juli 2017 zijn zij daar aangehouden.

iii. Op 28 juli 2017 is door een van de verdachten vanaf het vakantiepark gebeld (naar een nummer in Roemenië), waarbij is besproken dat de iPhones in kartonnen dozen moeten worden verpakt. Nog dezelfde dag – binnen een tijdsbestek van enkele uren – heeft de [medeverdachte 1] verhuisdozen en ander verpakkingsmateriaal bij de Gamma gekocht.

iv. Bij de doorzoeking van de woning op 29 juli 2017 is één van de uit de vrachtwagen weggenomen iPhones gevonden in een televisiemeubel en zijn de overige gestolen iPhones aangetroffen in een bus die voor de woning stond. De telefoons zaten verpakt in witte Gamma verhuisdozen, die waren dicht getapet met bruine tape en omwikkeld met doorzichtige plastic folie.

v. Op 29 juli 2017 zijn in de badkamer en onder de trap in de vakantiewoning de vermoedelijke resten van de originele dozen van de iPhones aangetroffen. Verder zijn in onder meer gemeenschappelijke ruimten in de woning bruine tape en folie gevonden, soortgelijk aan het materiaal dat was gebruikt voor het opnieuw verpakken van de iPhones. Ook zijn er verhuisdozen gevonden, gelijk aan die in de bus.

3.8

Aan deze feiten heeft het hof de gevolgtrekking verbonden dat de uit de vrachtwagen weggenomen iPhones, nadat zij van hun originele verpakking waren ontdaan, tussen 28 juli 2017 en 29 juli 2017 in de vakantiewoning opnieuw zijn verpakt in verhuisdozen van de Gamma. Gezien het feit dat de verdachte en de medeverdachten op dat moment al enkele dagen in de woning verbleven, alsmede dat verschillende aan deze handeling gerelateerde voorwerpen in verschillende (gemeenschappelijke) ruimtes van de woning zijn aangetroffen, heeft het hof geconcludeerd dat de verdachte en de medeverdachten in vereniging beschikkingsmacht over de iPhones hebben gehad. Hierin ligt als oordeel van het hof besloten dat de verdachte samen met de andere in de woning verblijvende medeverdachten verantwoordelijk was voor het (her)verpakken van de iPhones in de woning en dat hij dus moet hebben geweten van de aanwezigheid van alle iPhones. Dat vind ik zeker geen onbegrijpelijke uitleg van de hiervoor genoemde feiten. Dat betekent dat zowel het bewezenverklaarde ‘voorhanden hebben’ als het ‘medeplegen’ daarvan toereikend en niet onbegrijpelijk is gemotiveerd en dat het hof het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman toereikend gemotiveerd heeft verworpen. (Voetnoot 4)

3.9

Het middel faalt.

4
Het tweede middel
4.1

Het middel ziet op de strafmotivering en klaagt over de overweging van het hof dat de verdachte “kennelijk enkel vanuit Roemenië naar Nederland is gekomen om hier strafbare feiten te plegen”. De steller van het middel voert daartoe aan dat deze indruk onvoldoende grondslag vindt in het verhandelde ter terechtzitting en de stukken van het geding. Volgens de steller van het middel had het hof dit oordeel nader moeten motiveren omdat de verdachte ‘slechts’ is veroordeeld voor een enkel strafbaar feit en in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.

4.2

Het bestreden arrest bevat de volgende strafmotivering:

“Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden.

Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan opzetheling van een groot aantal iPhones met een winkelwaarde van € 550.000,00. Verdachte en medeverdachten hebben met het opnieuw verpakken van de iPhones de kans verkleind dat bij een controle van het busje waarin de iPhones lagen, de iPhones zouden worden ontdekt. Door zo te handelen hebben verdachte en medeverdachten er aan bijgedragen dat dergelijke diefstallen blijven plaatsvinden. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft deelgenomen aan deze vorm van georganiseerde, internationale en zware criminaliteit.

Verder neemt het hof verdachte kwalijk dat hij kennelijk enkel vanuit Roemenië naar Nederland is gekomen om hier strafbare feiten te plegen. De verklaring van verdachte dat hij vanuit Duitsland naar Nederland is gekomen, zodat hij mee terug naar Roemenië kon rijden, acht het hof zonder nadere ondersteuning vanuit het dossier niet geloofwaardig.

Het hof heeft acht geslagen op het verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 november 2022, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.

[…]

Het hof is van oordeel dat geen andere straf dan een gevangenisstraf op zijn plaats is. Het hof acht alles afwegende de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, zoals in eerste aanleg door de rechtbank is opgelegd, passend en geboden. In verband met de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof deze straf verminderen met twee maanden, zodat een gevangenisstraf voor de duur van dertien maanden resteert.

[…]

4.3

Bij de beoordeling van het middel stel ik het volgende voorop. De feitenrechter beschikt in het Nederlandse strafrecht over een ruime straftoemetingsvrijheid. Dat wil zeggen dat de feitenrechter binnen de grenzen die de wet stelt, vrij is in de keuze van de op te leggen straf – waaronder ook is te verstaan de strafsoort – en in de keuze en de weging van de factoren die hij daarvoor in de concrete zaak van belang acht. (Voetnoot 5) Zo staat het de rechter onder meer vrij bij de strafoplegging in aanmerking te nemen wat in redelijkheid is (of: viel) te verwachten met betrekking tot het gedrag van de verdachte. (Voetnoot 6)

4.4

Aan de rechtspraak van de Hoge Raad ligt ten grondslag dat de verantwoordelijkheid voor de inhoud en de motivering van de straftoemeting in het concrete geval in belangrijke mate bij de feitenrechter ligt. De Hoge Raad stelt zich daarom als cassatierechter terughoudend op bij de beantwoording van de vraag of de motivering van de beslissing over de straftoemeting toereikend is. (Voetnoot 7) De Hoge Raad controleert wel of de strafmotivering berust op gegevens die zijn gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt getoetst of gelet op het onderzoek ter terechtzitting, en dus ook op de inhoud van de daar voorgehouden stukken zoals bedoeld in art. 301 Sv, voldoende aanknopingspunten bestaan voor de in de strafmotivering meegenomen omstandigheden. (Voetnoot 8) Op grond van art. 422 lid 2 Sv beraadslaagt het hof zowel naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, als het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

4.5

In deze zaak heeft de officier van justitie tijdens het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg van 2 maart 2018 bij requisitoir naar voren gebracht dat op 25 juli 2017 een SIENA-bericht (Voetnoot 9) van de Roemeense autoriteiten werd ontvangen. Dit bericht hield in dat de verdachte samen met de latere [medeverdachte 1] op 19 juli 2017 in een personenauto Roemenië had verlaten. Ook was hierin opgenomen dat de latere medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] Roemenië hadden verlaten en dat al deze personen onderweg zouden zijn naar Frankrijk en Nederland om diefstallen te plegen. Er zou door hen een huisje voor acht personen geboekt zijn bij [vakantiepark] in Otterlo. Verder heeft de officier van justitie toegelicht dat er in Nederland de voorgaande jaren meermalen vrachtauto’s met waardevolle producten (vaak iPhones) ’s nachts al rijdend worden leeggehaald. Volgens informatie uit Roemenië zouden deze diefstallen vaak worden gepleegd door Roemeense verdachten, die naar West-Europa komen, hier één a twee diefstallen plegen en weer naar huis vertrekken. Uit de bewijsmiddelen blijkt vervolgens dat de verdachte in deze zaak wordt veroordeeld voor opzetheling in vereniging met onder anderen de in het SIENA-bericht genoemde personen, op de in het SIENA-bericht genoemde plek ([vakantiepark]). (Voetnoot 10) De voorwerpen ten aanzien waarvan zij de opzetheling hebben gepleegd, betroffen iPhones die afkomstig waren uit een ladingdiefstal die werd gepleegd op een manier die overeenkomt met de beschrijving van de officier van justitie. Verder blijkt uit de stukken van het geding dat de verdachte in Roemenië is geboren en daar ook woont. Tot slot heeft het hof in de strafmotivering geoordeeld dat de verdachte een ongeloofwaardige verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in Nederland, welk oordeel in cassatie niet wordt bestreden.

4.6

Gelet op het voorgaande biedt het voorgevallene ter terechtzitting in deze zaak voldoende aanknopingspunten voor de opvatting van het hof dat de verdachte “kennelijk enkel vanuit Roemenië naar Nederland is gekomen om hier strafbare feiten te plegen”. Dat oordeel is daarom niet onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd. Daaraan doet niet af dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig in Nederland gepleegd strafbaar feit of dat hij in de onderhavige zaak slechts voor één strafbaar feit is veroordeeld.

4.7

Het middel faalt.

Beslissing

5
Slotsom
5.1

De middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.

5.2

Ambtshalve heb ik geen grond voor vernietiging van de uitspraak van het hof aangetroffen.

5.3

Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.

De procureur-generaal

bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoot

Voetnoot 1

HR 21 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:ZD1754, NJ 2000/736 m.nt. T.M. Schalken.

Voetnoot 2

Kamerstukken II 1999/00, 27 159, nr. 3, p. 15.

Voetnoot 3

HR 30 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:112, NJ 2024/123 m.nt. N. Jörg.

Voetnoot 4

Zie over het medeplegen van voorhanden hebben ook de conclusie van mijn ambtgenote Spronken van 5 december 2023, ECLI:NL:PHR:2023:1101, onder 4.3, onder verwijzing naar de conclusie van mijn ambtgenoot Aben van 23 januari 2018, ECLI:NL:PHR:2018:189, onder 10-12.

Voetnoot 5

Zie HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:975, NJ 2023/129 m.nt. J.M. ten Voorde, r.o. 3.4-3.5.3.

Voetnoot 6

Zie HR 20 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6361. Zie ook HR 16 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:386.

Voetnoot 7

HR 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:975, NJ 2023/129 m.nt. J.M. ten Voorde, r.o. 3.4-3.5.3; HR 18 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1472, NJ 2023/130 m.nt. J.M. ten Voorde, r.o. 2.3.2; HR 15 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1641, NJ 2023/131 m.nt. J.M. ten Voorde, r.o. 2.3.

Voetnoot 8

Vgl. A.J.A. van Dorst & M.J. Borgers, Cassatie in strafzaken, Deventer: Wolters Kluwer 2022, p. 360-361. Zie bijv. HR 16 februari 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD0181, NJ 1988/793; HR 11 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2990; HR 6 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT2532; HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2190; HR 15 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2585; HR 16 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:386; HR 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1064.

Voetnoot 9

SIENA staat voor Secure Information Exchange Network Application en betreft een communicatiemiddel dat ten behoeve van de Europese samenwerking wordt gebruikt door Europol en de lidstaten van de Europese Unie.

Voetnoot 10

Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 december 2022 houdt onder meer in dat de voorzitter daar mondeling de korte inhoud van de stukken van de zaak heeft medegedeeld.