5.3
Het hof heeft met betrekking tot deze bewezenverklaring overwogen:
“Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 november 2014 rond 05:25 uur heeft een aanslag plaatsgehad op het leven van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Zij reden in een Volkswagen Golf GTI op de [h-straat] in Almere. Een explosief onder hun auto werd tot ontploffing gebracht en zij werden in de auto onder vuur genomen. Beiden vluchtten daarop uit de zwaar beschadigde auto weg. In zijn vlucht werd [slachtoffer 1] met vuurwapens beschoten door personen die in een donkere BMW zaten. Op en nabij de plaats delict werden 37 hulzen aangetroffen en onder de auto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] reden werd een peilbaken aangetroffen waarmee deze auto in de periode van 25 oktober 2014 tot en met de aanslag is gevolgd, onder meer vanaf het adres [i-straat] te Amsterdam. Op dit adres bleken onder meer [betrokkene 1] en diens neef [betrokkene 13] te verblijven.
Een getuige heeft gezien dat in de genoemde BMW minstens drie mannen zaten. Eén van de mannen die achterin uit het raam hing, heeft een vuurwapen op de getuige gericht. De BMW is vervolgens via de snelweg en daarna de afslag [plaats] weggereden.
Ongeveer tien minuten na de aanslag werd de BMW brandend aangetroffen op de [j-straat] in [plaats] . In de uitgebrande auto werden een Kalasjnikov, de restanten van twee Glocks en munitie gevonden, die qua kaliber past bij één van de Glocks. De BMW bleek in september 2014 te zijn gestolen. Uit onderzoek volgde dat de aangetroffen hulzen op de plaats delict in Almere zijn verschoten met de Kalasjnikov en één van de beide Glocks die zijn gevonden in de uitgebrande BMW.
Enkele buurtbewoners van de [j-straat] hadden de BMW eerder in de omgeving opgemerkt. Eén getuige heeft bovendien een verband gelegd tussen de BMW en een rood busje, een Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken 8] , op welk busje de inzittenden van de BMW vermoedelijk waren overgestapt. Voor deze rode Volkswagen Transporter werd op 4 november 2014 rond 21:00 uur in het televisieprogramma Opsporing Verzocht aandacht gevraagd. Ook dit voertuig bleek enkele maanden tevoren te zijn gestolen. Iets meer dan vier uur later werd het busje brandend in een woonwijk aan de [k-straat] in Amsterdam gezien. Kort na de brandstichting waren twee mannen in donkere kleding weggereden op een scooter met twee voorbanden.
Op 21 april 2017 bevond [verdachte] zich met twee medeverdachten in het onderzoek 13Baudette in een auto waarin afluisterapparatuur was geplaatst. Er heeft toen een gesprek (OVC-sessie 33) plaatsgevonden tussen [verdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , waarbij vooral [verdachte] aan het woord is geweest. [verdachte] heeft erkend dat hij degene is geweest die dit gesprek heeft gevoerd. Gelet op de inhoud van dit gesprek, die hierna is weergegeven, heeft [verdachte] daarin verklaard over de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 1 november 2014. Verschillende elementen die [verdachte] in het gesprek benoemde komen immers, zoals hierna ook zal worden toegelicht, exact overeen met de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden. De verdediging heeft overigens ook niet bestreden dat dit gesprek gaat over de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
[verdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] bespraken onder meer het volgende met elkaar:
[verdachte] : Weet je vorige keer hoe ntv… Weet je hoe ze vorige keer hebben…
[betrokkene 2] : RS ntv die Volvo he ntv
[betrokkene 1] : Wat? Je bent op grappen jongen. Je bent op grappen denk ik.
[betrokkene 2] : ntv
[verdachte] : Weet je hoe ehh weet je hoe je hun moet flessen?
[betrokkene 1] : Volvo toch? Hey ntv ga die Volvo gaat niet bijhouden hoor.
[betrokkene 2] :. Hey kijk die Volvo toch. Hoe hard gaan ze maximaal rijden?
[verdachte] : Volvo van KLPD die gaan 250 ofzo man
[betrokkene 1] : Hai
[betrokkene 2] : 250, 260 en als je een….
[betrokkene 1] : Maar met wie gaat ie? ai
[verdachte] : Ja dat is max 270 max
[betrokkene 1] : Redt ie het wel?
[verdachte] : Ja 270
[betrokkene 2] : 270 toch
[verdachte] : Ja max. Dat is echt max wat ie kan
[betrokkene 1] : En dat is niet ntv
[betrokkene 2] : Ja ok maar ligt er ook aan wat voor RS je hebt
[verdachte] : Ja maar ik zeg je eerlijk he de meeste agenten zien boven de 250 ofzo
[betrokkene 2] : Ze gaan niet harder dat is het
[verdachte] : Die denkt ook bij zichzelf van zijn kindertjes enzo je weet toch.
[betrokkene 1] : ah die kaolo Volvo (ntv)
[verdachte] : Maar ik zegje eerlijk er zijn sommige broer, he broer, al ben je op de 3 barkies (300) he broer …leip….
[betrokkene 1] : Ja he
[verdachte] : kan je niet meer… kan je niet loesoe he brother. Die man blijft gewoon, haha. Op een gegeven moment wordt die afstand groter maar broer is faya want die man geeft melding je weet toch. Ze sluiten je verder op daar op
[betrokkene 1] : Ja toch
[verdachte] : En dan ook al heb je RS he broer. 1 storing en je bent de lul die hele kanker RS valt uit mekaar. Dat is faya van die kankerdingen. Vorige keer wij waren met busje weggegaan. Zijn we overgestapt busje.
[betrokkene 2] : O die thai
[verdachte] : Met die bimma in poortje. Gewoon rustig met boessoe. Ik en die andere [bijnaam] (fon) en die andere rustig achterin tabaca’tje roken. Die andere reed gewoon rustig. Ja man gewoon easy. Nog een kanker opvallende ook nog. Hahaha
[betrokkene 2] : Van [plaats] ?
NN: He?
[betrokkene 2] : van [plaats]
[verdachte] : Nee ntv poort
[betrokkene 2] : he?
[verdachte] : gewoon poort
[betrokkene 2] : Maar overstappen [plaats] toch?
[verdachte] : Nee [plaats]
[betrokkene 1] : Ja nog snel dan. Jullie waren snel weg.
[verdachte] : Je rijdt gewoon in [plaats] . Daarom die andere snel snel bam die andere stappen uit rennen naar die andere waggie. Alles was erin in die waggie alles alles was in die bimma gebleven. Gannoes alles we hebben alles erin gelaten. Tututut rennen naar die waggie stappen in. Achterin in die busje
[betrokkene 1] : Haha
[verdachte] : Die andere rijdt rustig hey barkietje (100) ntv kankerleip zin in dus die kant op gegaan.
[betrokkene 2] : Ja?
[verdachte] : Broer die kaolo ntv Almere Buiten man. hahaha. Matti van me zegt what the fuck man hahaha. Daarom, hier is busje is wel…. Caddy is wel een goeie. Daarom zeg ik, Caddy is wel een goeie.
[betrokkene 1] : Ja man
[verdachte] : Is kanker onopvallend.
[betrokkene 2] : Jullie waren binnen paar minuutjes….
[verdachte] : Eventjes, he broer.
[betrokkene 2] : Het was een 335?
[verdachte] : Ja, ik deed mijn ogen dicht mijn ogen open en we waren al in [plaats] . Daarna stappen in die busje broer ik reed.. 2 sigaretten en ik ben in West-side. Haha. Ik zie West-side, lekker rustig. Maar kijk dat is dan garage je weet toch. Rijden naar West-side, niffo’s heb je gewoon standaard daar en daar. Ik heb garagesleutels. Breng hem daaro. Zetten hem in daaro. Die busje. Ook paar ehh volgende week daarna we zien ehh ze zoeken die ehh die ehh die busje. Die andere zegt broer haal hem gelijk weg. En eindstand heb ik hem diezelfde dag na die uitzending diezelfde dag… [Zoals volgt uit het in de bijlage vermelde bewijsmiddel 42, heeft [verdachte] vervolgens verklaard – hetgeen blijkbaar niet te horen is op de OVC-opname, dat het busje in brand is gestoken].
[betrokkene 1] : Ja?
[verdachte] : Broer geloof me mijn buren hebben sowieso die waggi een week lang gezien en 0 tips. 0 tips ik heb hem…. Mensen letten niet op. Er zijn zoveel busjes
[betrokkene 1] : Ja ja ja
[verdachte] : Hoe gaan mensen weten welke ntv.
[…].
[verdachte] : Die snel naar huis moet of weet ik veel. Keertje zag ons in die kaolo bimma ey wow broer weetje hoe faya dat was
[betrokkene 1] : Wie?
[verdachte] : Die kaolo zusje komt zo aanrijden. En wij zijn zo.
[betrokkene 1] : Hm hm
[verdachte] : Wij zitten in die Bimma nu we rijden zo en hij komt op ons af.
[betrokkene 1] : hmmmm
[verdachte] : Kijk deze faya achter hem achter een beetje helemaal in de verte we zien skotoe. Wordt gek. En hij is gewoon bijna osso.
[betrokkene 1] : Je kan niets doen man.
[verdachte] : Je wordt gek. we rijden zo, bam, rechtdoor. Gewoon langs hem. Tegen hem tegemoet. Zijn kankermoer. Hij keek een beetje vies. Je weet toch. Hij maakt die eerste rondje en toen ging die weg, broer. Wij komen gelijk op die scotoe af, broer. Weetje hoe zij omkeerden.
[betrokkene 1] : Scotoe he?
[verdachte] : Ha ha. 365 graden, gelijk meteen. Die andere trapt hem broer. Weet je. We vlogen over de drempels. Zijn kankermoer.
[betrokkene 1] : ntv haha.
Het hof stelt vast dat door de verdachte in dit gesprek naar voren gebrachte details naadloos aansluiten op de hiervoor weergegeven objectieve bevindingen in het onderzoek Mango. Het hof wijst daarbij in het bijzonder op de volgende punten:
(i) de locatie waar de aanslag plaatshad (‘poortje’, Almere-Poort dus);
(ii) de bij de vlucht gebruikte auto (‘bimmie’, de BMW dus);
(iii) de plaats waar de BMW is achtergelaten ( [plaats] );
(iv) het feit dat de wapens (‘gannoes’) in de BMW (‘waggie’) zijn achtergelaten;
(v) het voertuig (‘boessoe’, de Volkswagen Transporter dus) waarin de daders zijn overgestapt;
(vi) het feit dat dit voertuig in brand is gestoken;
(vii) de omstandigheid dat dit gebeurde nadat op televisie (‘uitzending’, de uitzending van het programma Opsporing Verzocht dus) voor dit voertuig aandacht was gevraagd.
In beginsel rechtvaardigt dit de conclusie dat de verdachte tijdens deze autorit uit eigen wetenschap – en daarmee als degene die als een van de daders bij de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aanwezig is geweest – heeft verklaard over de gebeurtenissen rond deze aanslag. Deze conclusie wordt anders indien de verdachte een verklaring heeft afgelegd die de redengevendheid van deze feiten en omstandigheden ontzenuwt.
Dat brengt het hof bij de beoordeling van de aannemelijkheid van de verklaring van de verdachte. Het ter terechtzitting in hoger beroep gepresenteerde scenario komt erop neer dat niet de verdachte zelf, maar zijn overleden vriend [betrokkene 14] betrokken was bij de aanslag. De verdachte heeft het dossier van [betrokkene 14] op advies van diens advocaat in 2015, nadat [betrokkene 14] was vrijgekomen, gelezen en ook nadien meermalen gelezen. De kennis die hij over de aanslag heeft, heeft hij deels uit dit dossier, deels uit verhalen op straat en deels uit informatie in de uitzending van Opsporing Verzocht. De verdachte heeft niet eerder dan in hoger beroep willen verklaren wie de werkelijke dader is uit respect voor de nabestaanden van zijn vriend. Hij heeft gepretendeerd zelf betrokken te zijn geweest bij de aanslag om stoer te doen tegenover [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
Het hof zal allereerst bezien welke verklaringen de verdachte bij de verschillende gelegenheden heeft afgelegd.
De verdachte heeft zijn alternatieve scenario voor het eerst gepresenteerd in zijn hoedanigheid van getuige in de strafzaak van de in onderzoek Mango veroordeelde [betrokkene 15] ter terechtzitting van 12 februari 2018. Na aanvankelijk op meerdere vragen omtrent OVC-sessie 33 een beroep op zijn verschoningsrecht te hebben gedaan, heeft hij op de vraag hoe hij details kan kennen van de liquidatiepoging in Almere als hij niet zelf in de BMW heeft gezeten, verklaard dat hij een dossier heeft ingezien waarin daderinformatie stond. Dit dossier met daderinformatie heeft hij gekregen van een advocaat omdat er ook informatie over hem in stond. Hetgeen hij in OVC-sessie 33 heeft gezegd, was slechts stoerdoenerij. [verdachte] heeft vervolgens verklaard dat hij het dossier in 2015 heeft gekregen via een cliënt van een advocaat. Het dossier was zo dik dat het niet door de brievenbus paste. Hij heeft het dossier niet direct in 2015 maar pas in 2017 gelezen. Zijn informatie over de aanslag op [slachtoffer 1] heeft [verdachte] volgens zijn zeggen overal vandaan gehaald: van de straat, van internet en uit de uitzending van Opsporing Verzocht.
Op de vraag wie hij met ‘zusje’ bedoelde in OVC-sessie 33 heeft de verdachte geantwoord dat hij dat gespreksgedeelte letterlijk heeft gehoord van een overleden vriend, wiens naam hij niet wil noemen uit respect voor diens nabestaanden, en letterlijk heeft naverteld. [verdachte] heeft verklaard niet te weten of de overleden vriend zijn informatie uit eigen wetenschap had; hij heeft het de overleden vriend niet gevraagd en het interesseerde hem ook niet.
[verdachte] heeft ten slotte verklaard dat zijn overleden vriend niet de cliënt van de advocaat was via wie hij het dossier had gekregen en dat hij geen informatie over de aanslag van anderen heeft gekregen.
Tegenover de rechter-commissaris op 28 februari 2019 heeft de verdachte een inhoudelijke verklaring in zijn eigen zaak afgelegd. De verdachte heeft bij deze gelegenheid verklaard dat hij in 2015 een dossier heeft gelezen, dat hij heeft gehad van een overleden vriend wiens naam hij niet wil noemen. Deze vriend was aangehouden als verdachte in het onderzoek Mango en vond het noodzakelijk hem het dossier te geven, omdat er informatie in stond die de verdachte betrof. De informatie over het onderzoek Mango waarover de verdachte beschikte, was aldus afkomstig uit het dossier en enkele details die niet in het dossier stonden heeft de verdachte van zijn vriend gehoord.
Over de persoon met de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ over wie [verdachte] in OVC-sessie 33 heeft verklaard, heeft hij aangegeven dat hij deze [bijnaam] van het voetballen bij [A] kent en dat deze [betrokkene 13] heet.
Ter terechtzitting in eerste aanleg op 22 augustus 2019 heeft de verdachte verklaard dat zijn overleden vriend naar hem was toegekomen met het dossier betreffende de aanslag op [slachtoffer 1] . De advocaat van de vriend leek het goed om [verdachte] op de hoogte te brengen omdat hij in het onderzoek voorkwam. [verdachte] heeft verklaard dat hij gedaan heeft alsof hij zelf betrokken was bij de aanslag om stoer te doen en een hogere status te verwerven bij de grote jongens. Hij heeft het dossier gelezen en daarnaast heeft zijn vriend hem enkele details verteld. [verdachte] heeft verklaard dat hij [betrokkene 13] kent maar dat hij niet [bijnaam] is.
Ten slotte heeft de verdachte ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij het dossier betreffende de aanslag op [slachtoffer 1] nooit in zijn bezit heeft gehad maar uitsluitend bij zijn overleden vriend [betrokkene 14] thuis in 2015 heeft gelezen en daarna nog een paar keer. Dit was op advies van de advocaat van [betrokkene 14] , nu de verdachte ook in het onderzoek voorkwam. Bepaalde informatie heeft [verdachte] van verhalen op straat en uit de uitzending van Opsporing Verzocht van 4 november 2014 vernomen. Deze uitzending had hij die avond samen met [betrokkene 14] in een coffeeshop bekeken. [verdachte] heeft wel twintig keer de details rond de aanslag op [slachtoffer 1] van [betrokkene 14] gehoord.
Daarnaast heeft hij verklaard dat hij niet weet wie ‘ [bijnaam] ’ is. Van zijn vorige raadsman moest [verdachte] verzinnen dat hij [bijnaam] van voetballen bij [A] kende terwijl hij in werkelijkheid op straat had gehoord dat ene [bijnaam] betrokken is geweest bij de aanslag op [slachtoffer 1] . Hij wist tijdens OVC-sessie 33 niet dat [bijnaam] de neef was van zijn gesprekspartner [betrokkene 1] ; dat was toeval.
Het hof constateert een aantal opmerkelijke inconsistenties in de verklaringen van de verdachte:
• omtrent de herkomst van zijn kennis over de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Aanvankelijk heeft hij als getuige in de zaak van [betrokkene 15] verklaard dat hij daderinformatie heeft afkomstig uit het dossier betreffende de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat hij van een advocaat heeft gekregen. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij het dossier via een cliënt van een advocaat heeft gekregen. Die cliënt was niet zijn overleden vriend van wie hij een detail over de aanslag had gehoord en hij heeft van niemand anders informatie over de aanslag gekregen. Tot slot heeft [verdachte] verklaard dat hij zijn informatie over de aanslag overal vandaan heeft gehaald: van de straat, van internet en uit de uitzending van Opsporing Verzocht.
Tegenover de rechter-commissaris heeft [verdachte] evenwel verklaard dat hij het dossier juist wel van zijn overleden vriend heeft gehad. De informatie over de aanslag op [slachtoffer 1] heeft hij enerzijds uit dit dossier verkregen en anderzijds heeft hij enkele details van zijn overleden vriend vernomen.
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat zijn overleden vriend hem het dossier is komen brengen. Zijn informatie heeft hij deels uit het dossier en deels uit verhalen van zijn overleden vriend.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij het dossier betreffende de aanslag op [slachtoffer 1] überhaupt nooit in zijn bezit heeft gehad, maar uitsluitend thuis bij zijn overleden vriend [betrokkene 14] heeft gelezen en het daarna daar nog een paar keer heeft herlezen. Voorts heeft hij verklaard dat hij de informatie over de aanslag op [slachtoffer 1] deels uit het dossier heeft verkregen, deels uit verhalen van zijn overleden vriend [betrokkene 14] , deels uit verhalen op straat en deels uit de uitzending van Opsporing Verzocht.
• omtrent het tijdstip van zijn kennis over de aanslag op [slachtoffer 1]
Allereerst heeft hij als getuige in de zaak van [betrokkene 15] verklaard dat hij het dossier in 2015 heeft gekregen, maar pas in 2017 heeft gelezen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte echter verklaard dat hij het dossier wel in 2015 heeft gelezen. Hij wist al wel van de aanslag omdat hij op 4 november 2014 samen met [betrokkene 14] toen naar de uitzending van Opsporing Verzocht had gekeken.
• omtrent zijn kennis over ‘ [bijnaam] ’
Ook ten aanzien van ‘ [bijnaam] ’ heeft de verdachte tegenstrijdig verklaard.
Tegenover de rechter-commissaris heeft de verdachte over de persoon met de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ verklaard dat hij hem van het voetballen bij [A] kent en [betrokkene 13] heet.
In eerste aanleg en in hoger beroep heeft hij evenwel ontkend ‘ [bijnaam] ’ te kennen en heeft hij ontkend te hebben verklaard dat dit [betrokkene 13] is. Dat zijn gesprekspartner [betrokkene 1] een neef bleek te hebben die [bijnaam] werd genoemd, was toeval.
Dit betekent dat de verdachte zijn verhaal bij de verschillende gelegenheden op een aantal wezenlijke punten heeft aangepast. Deze omstandigheid doet ernstig afbreuk aan de geloofwaardigheid hiervan.
Ook inhoudelijk bevat het scenario dat de verdachte heeft geschetst een aantal elementen die bevreemding wekken. Daarbij wijst het hof op het volgende.
Vooropgesteld zij dat het bevreemdt dat [verdachte] tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij eronder lijdt dat hij in verband is gebracht met liquidaties, indien het motief voor zijn verklaring in OVC-sessie 33 stoerdoenerij was – en hij om die reden juist in verband met een liquidatiepoging wilde worden gebracht. Vanuit dat oogpunt bezien is evenzeer bevreemdend dat [verdachte] heeft opgeschept over zijn betrokkenheid bij een mislukte aanslag en dat hij dan met name over de details rond de aanslag in het bijzonder de vlucht heeft verteld in plaats van over de aanslag zelf, waarbij immers fors vuurwapengeweld is toegepast en een zware ontploffing heeft plaatsgevonden.
Blijkens de inhoud van OVC-sessie 33 sprak [verdachte] aanvankelijk met [betrokkene 1] en [betrokkene 2] over snelle voertuigen. Daarop heeft [verdachte] spontaan over de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verteld terwijl hij zich onbespied waande. Hij heeft vervolgens een uiterst gedetailleerde beschrijving gegeven van de gebeurtenissen rond de aanslag op [slachtoffer 1] . Daarbij heeft hij [betrokkene 2] tot tweemaal toe verbeterd waar het de plaats delict van de aanslag (Almere Poort) en de overstapplaats naar de vluchtauto ( [plaats] ) betrof. Ook overigens is de verklaring van [verdachte] in OVC-sessie 33 dusdanig gedetailleerd, zoals hiervoor is toegelicht, dat het moeilijk voorstelbaar is dat hij al deze informatie heeft gelezen en onthouden uit een dossier van een ander dat hij nimmer in zijn bezit heeft gehad, al dan niet aangevuld met informatie van horen zeggen en uit een uitzending van Opsporing Verzocht van jaren geleden.
[betrokkene 1] begreep blijkbaar waarover [verdachte] sprak; [betrokkene 1] merkte immers, nadat [verdachte] begonnen was te vertellen, op: “Ja nog snel dan. Jullie waren snel weg.”. Dit is opmerkelijk, omdat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij – toen hij het verhaal aan [betrokkene 1] vertelde – niet wist of deze kennis had over de aanslag. Daarbij is het voorts opmerkelijk dat [verdachte] verklaarde over de betrokkenheid van [betrokkene 1] neef ‘ [bijnaam] ’, waarbij [betrokkene 1] ook niet verbaasd reageerde, terwijl de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft gesteld dat hij niet wist wie [bijnaam] was. Dat [bijnaam] de bijnaam is van [betrokkene 13] , de neef van [betrokkene 1] , is uit onderzoek gebleken, evenals het feit dat [betrokkene 13] verbleef op een adres van waaruit is ingelogd op het peilbaken onder de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Ten slotte valt naar het oordeel van het hof de verklaring van de verdachte dat hij uit respect voor de nabestaanden van [betrokkene 14] niet eerder diens naam heeft willen noemen dan in hoger beroep, niet goed te rijmen met zijn gestelde onschuld en het belang om dus hierover te verklaren.
Op grond van het voorgaande acht het hof het alternatieve scenario van [verdachte] niet aannemelijk geworden. Dit betekent dat de verdachte geen aannemelijke en geloofwaardige verklaring heeft kunnen geven voor het belastende bewijs.
Het hof is van oordeel, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, in samenhang beschouwd, dat bewezen is dat [verdachte] , tezamen en in vereniging met anderen, zich op 1 november 2014 schuldig heeft gemaakt aan de poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarbij merkt het hof op dat, anders dan de raadsman heeft bepleit, niet slechts sprake is geweest van medeplichtigheid maar van medeplegen van de poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Dat aan de hand van de onderzoeksbevindingen niet kan worden vastgesteld wie van de daders op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geschoten, staat aan het bewijs van het medeplegen in dit geval niet in de weg. Daarbij is van belang dat de verdachte zich samen met zijn mededaders naar de plaats delict heeft begeven, waar het explosief onder de auto van de slachtoffers tot ontploffing is gebracht en vervolgens de slachtoffers zijn beschoten, waarna hij samen met zijn mededaders in de BMW is gevlucht, in [plaats] is overgestapt in een rood busje, de BMW in brand heeft gestoken, het busje in Amsterdam in een parkeergarage heeft geparkeerd en dit busje een paar dagen later ook in brand heeft gestoken. Naar het oordeel van het hof is aldus sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering. Dat sprake is geweest van voorbedachte raad volgt uit de bewijsmiddelen. Daaruit blijkt immers dat er kennelijk een zorgvuldige voorbereiding is geweest, waarbij een explosief onder de auto van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – die was voorzien van een peilbaken – tot ontploffing is gebracht, waarna [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun auto zijn beschoten en [slachtoffer 1] vervolgens in zijn vlucht uit de auto opnieuw onder vuur is genomen.
Het hof concludeert dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .”