202303643/1/R3.
Datum uitspraak: 21 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante]
en anderen, gevestigd te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Kruispunt Katwijkerlaan/Nieuwkoopseweg/Vlielandseweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben
[appellante]
en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nr. ECLI:NL:RVS:2024:3304 op een zitting behandeld op 11 juli 2024, waar
[appellante]
en anderen, bijgestaan door mr. B. Benard, en de raad, vertegenwoordigd door R. Broekhuijzen, E. Zeeman en L.M. Stoop, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 29 juni 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan voorziet in de herinrichting van het kruispunt Vlielandseweg/Katwijkerlaan/Nieuwkoopseweg met als doel een verkeersveiliger kruispunt.
3.
[appellante]
is gevestigd aan de
[locatie 1]
.
[partijen]
wonen aan de
[locatie 2]
. Zij vinden dat met de herinrichting van het kruispunt onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen. Zij betogen dat zij meer geluidoverlast zullen ervaren als gevolg van het plan en dat het plan niet uitvoerbaar is door een evidente privaatrechtelijke belemmering.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Inhoudelijk
Verlegging kruin van de weg
5.
[appellante]
en anderen richten zich tegen de verlegging van de huidige kruinlijn van de waterkering Nieuwkoopseweg. Zij vrezen dat de bestaande wateroverlast hierdoor zal toenemen.
5.1. In de plantoelichting staat dat voor de kade Nieuwkoopseweg een ophoogopgave geldt voor het Hoogheemraadschap van Delfland. Bij de verzakte woningen locatie 3]-
[locatie 1]
en
[locatie 4]
is dat een aandachtspunt qua afwatering in relatie tot vloerpeilen en voordeurdrempels. Verder staat in de plantoelichting dat de reconstructie van het kruispunt daarom een verlegging van de huidige kruinlijn van de waterkering Nieuwkoopseweg beoogt. Hiervoor wordt los van de bestemmingsplanprocedure een procedure doorlopen die zal leiden tot een appellabel besluit van het Hoogheemraadschap van Delfland, waarin ook belanghebbenden betrokken worden. Met de voorgenomen kruinverschuiving en ophoging kan het nieuwe maaiveld, dat wil zeggen de bovenkant van de verhardingsconstructie, tot boven de leggerhoogte van 2.10- nap worden aangelegd, zodanig dat er in 30 jaar geen verzakking tot onder de leggerhoogte plaatsvindt. De waterdichtheid van de kade, vanwege de deels waterdoorlatende verhardingsconstructie (zand of puin), kan gegarandeerd worden met de toepassing van kleikisten of alternatieve oplossingen daarvoor, zo staat in de plantoelichting.
5.2. De Afdeling stelt voorop dat de kruinverschuiving zelf niet in dit bestemmingsplan wordt geregeld, maar via een procedure van het Hoogheemraadschap van Delfland tot stand zal worden gebracht. In dit plan is de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" iets verschoven ten opzichte van het vorige plan, maar deze komt ten opzichte van alle gronden van
[appellante]
en anderen gunstiger te liggen, omdat de met de dubbelbestemming gepaard gaande belemmeringen zullen afnemen. De raad heeft op de zitting verklaard dat het plan voor het overige geen enkele invloed heeft op de bestaande waterproblematiek die
[appellante]
en anderen ervaren.
[appellante]
en anderen hebben niets aangevoerd op basis waarvan de Afdeling aanleiding ziet om hieraan te twijfelen.
Het betoog slaagt niet.
Geluidhinder
6.
[appellante]
en anderen vrezen voor een toename van geluidhinder doordat de bocht in de weg voor hun woning wordt aangepast en verkeer hier over rammelstroken zal gaan rijden. Zij voeren aan dat hier ten onrechte geen akoestisch onderzoek naar is verricht.
6.1. De raad stelt dat de voorgenomen rammelstroken bestaan uit ribbels op de weg. Deze hebben als doel om onbedoeld afwijken van de rijstrook door vrachtwagens te vermijden en hen snelheid te doen minderen. Voor het overige is het niet de bedoeling of de verwachting dat verkeer over de rammelstroken zal gaan rijden. De raad stelt dat ook nu, zonder het verrichten van nader onderzoek, al duidelijk is dat de rammelstroken bij een lage snelheid geen geluidoverlast zullen veroorzaken. De Afdeling ziet in wat
[appellante]
en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van dit standpunt.
Het betoog slaagt niet.
Evidente privaatrechtelijke belemmering
7. Verder hebben
[appellante]
en anderen een beroepsgrond aangevoerd over een evidente privaatrechtelijke belemmering die in de weg staat aan het plan. Zij stellen dat op het parkeerterrein, grenzend aan
[locatie 1]
, een erfdienstbaarheid ten gunste van hen is gevestigd. Op grond daarvan gebruiken zij een deel van het parkeerterrein om te laden en te lossen. Hun vrees is dat er een fietspad zal worden aangelegd langs het gedeelte waar geladen en gelost wordt, waardoor de erfdienstbaarheid wordt verzwaard en
[appellante]
en anderen worden benadeeld. Dit staat volgens hen in de weg aan de uitvoerbaarheid van het plan.
7.1. De raad stelt dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmering is die aan de vaststelling van het plan in de weg staat. Hierbij wijst de raad erop dat de erfdienstbaarheid rust op gronden buiten het plangebied en dat het plan niet regelt dat langs deze gronden een fietspad wordt aangelegd. Het is mogelijk dat er een fietspad komt, maar dit kan ook op een andere locatie worden voorzien.
7.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bestaat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, alleen aanleiding wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit, waarbij de bewijslast wordt beheerst door de in die procedure geldende regels. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 30 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY9957.
7.3. De gronden waarop de erfdienstbaarheid rust grenzen aan gronden waaraan op de verbeelding de bestemming "Verkeer - Wegverkeer" is toegekend. Hoewel het plan de aanleg van een fietspad mogelijk maakt, zijn op grond van de bestemming ook andere doeleinden mogelijk, bijvoorbeeld bermen. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen zodanig evidente privaatrechtelijke belemmering is dat de verwezenlijking van het plan niet mogelijk is.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
9. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.
w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Priem
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024