Raad van State, eerste aanleg - enkelvoudig bestuursrecht overig

ECLI:NL:RVS:2025:2307

Op 21 May 2025 heeft de Raad van State een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht overig, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 202501017/1/A2, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RVS:2025:2307.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
202501017/1/A2
Datum uitspraak:
21 May 2025
Datum publicatie:
21 May 2025

Indicatie

Bij beslissing van 21 augustus 2023 heeft de BSA-commissie, namens het faculteitsbestuur, [appellant] een negatief bindend studieadvies gegeven voor de opleiding B Tandheelkunde. [appellant] is in het studiejaar 2021-2022 begonnen met de bacheloropleiding Tandheelkunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij heeft in dat jaar wegens persoonlijke omstandigheden uitstel gekregen van het bindend studieadvies, onder de voorwaarde dat hij het gehele curriculum van het eerste jaar opnieuw zou volgen. Aan het einde van het studiejaar 2022-2023 heeft [appellant] in totaal 26 studiepunten behaald. Hiermee heeft hij niet voldaan aan de studievoortgangsnorm van 42 studiepunten. De BSA-commissie heeft hem daarom op 21 augustus 2023 een bindend negatief studieadvies gegeven. Het college heeft hem in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij het administratief beroepschrift niet eerder kon indienen. [appellant] heeft in reactie daarop een toelichting gegeven waarin hij aangeeft dat hij vanwege persoonlijke omstandigheden niet in de gelegenheid was om tijdig administratief beroep in te stellen.

Uitspraak

202501017/1/A2.

Datum uitspraak: 21 mei 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend in [woonplaats],

appellant,

en

het college van beroep voor de examens van de Vrije Universiteit Amsterdam (hierna: het college),

verweerder.

Procesverloop

Bij beslissing van 21 augustus 2023 heeft de BSA-commissie, namens het faculteitsbestuur, [appellant] een negatief bindend studieadvies gegeven voor de opleiding B Tandheelkunde.

Bij beslissing van 30 januari 2025 heeft het college het daartegen door [appellant] ingestelde administratief beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 maart 2025, waar het college, vertegenwoordigd door drs. A.M. van Donk, vergezeld door dr. A.J.M. Ligtenberg, voorzitter van de BSA-commissie, en A.W. Wytzes, ambtelijk secretaris van de BSA-commissie, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       [appellant] is in het studiejaar 2021-2022 begonnen met de bacheloropleiding Tandheelkunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij heeft in dat jaar wegens persoonlijke omstandigheden uitstel gekregen van het bindend studieadvies, onder de voorwaarde dat hij het gehele curriculum van het eerste jaar opnieuw zou volgen. Aan het einde van het studiejaar 2022-2023 heeft [appellant] in totaal 26 studiepunten behaald. Hiermee heeft hij niet voldaan aan de studievoortgangsnorm van 42 studiepunten. De BSA-commissie heeft hem daarom op 21 augustus 2023 een bindend negatief studieadvies gegeven.

1.1.    [appellant] heeft op 30 augustus 2024 administratief beroep ingesteld tegen de beslissing van 21 augustus 2023. Niet in geschil is dat de termijn voor het instellen van administratief beroep is geëindigd op 3 oktober 2023 en dat [appellant] die termijn met bijna elf maanden heeft overschreden. Het college heeft hem in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat hij het administratief beroepschrift niet eerder kon indienen. [appellant] heeft in reactie daarop een toelichting gegeven waarin hij aangeeft dat hij vanwege persoonlijke omstandigheden niet in de gelegenheid was om tijdig administratief beroep in te stellen.

Beslissing van het college

2.       Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Volgens het college lag het namelijk op de weg van [appellant] om kennis te nemen van de rechtsmiddelenclausule die is opgenomen in de beslissing van 21 augustus 2023. Verder leiden de persoonlijke omstandigheden van [appellant] volgens het college niet tot een verschoning van de termijnoverschrijding. [appellant] heeft namelijk eerder uitstel gekregen van het bindend studieadvies en was daarom op de hoogte van de voorwaarden, procedures en termijnen waaronder uitstel kan worden verkregen en administratief beroep kan worden ingesteld.

Het beroep

3.       [appellant] is het niet eens met de beslissing van het college. Hij betoogt dat het college zijn persoonlijke omstandigheden onvoldoende heeft meegewogen. Hij voert aan dat zijn situatie zodanig ernstig was dat hij niet in staat was om eerder administratief beroep in te stellen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij een verklaring van een GZ-psycholoog van 10 december 2021 en een verklaring van een POH-GGZ medewerker van 10 september 2024 overgelegd. Volgens [appellant] is het bovendien onredelijk dat het college vasthoudt aan de formaliteit van de administratief beroepstermijn. Verder stelt hij zich op het standpunt dat het college ten onrechte niet in is gegaan op zijn inhoudelijke administratief beroepsgronden.

Beoordeling

4.       Uit artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) volgt dat niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift achterwege blijft, als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. In dit licht is ingevolge de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31, onder 2.3, relevant of de termijnoverschrijding aan de indiener kan worden toegerekend en of het administratief beroepschrift is ingediend zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd. Bij de toepassing van artikel 6:11 van de Awb moet voor ogen worden gehouden dat het om een gebonden bevoegdheid gaat. Als eenmaal is vastgesteld dat het bezwaar- of beroepschrift niet tijdig is ingediend en vervolgens wordt geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is, moet het rechtsmiddel niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor het oordeel dat een termijnoverschrijding redelijkerwijs niet kan worden toegerekend aan de indiener kan onder meer grond bestaan als de termijnoverschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen of de overschrijding te wijten is aan het handelen of nalaten van het bestuursorgaan.

4.1.    Hoewel [appellant] aannemelijk heeft gemaakt dat hij kampte met persoonlijke omstandigheden, ligt in dit geval gelet op het tijdsverloop de vraag voor of dit tot een zodanige ontregeling heeft geleid dat de overschrijding niet aan [appellant] kan worden toegerekend. Daarvan is onvoldoende gebleken. Uit de verklaring van de GZ-pyscholoog van 10 december 2021 en uit de verklaring van de POH-GGZ medewerker van 10 september 2024 volgt namelijk niet dat [appellant] gedurende de administratief beroepstermijn niet in staat was om zijn administratief beroepschrift in te dienen. Ook wat [appellant] aanvoert over zijn angst om administratief beroep in te dienen, is daarvoor onvoldoende. De Afdeling neemt verder in aanmerking dat [appellant] in het studiejaar 2021-2022 kampte met dezelfde persoonlijke omstandigheden. In dat studiejaar heeft hij wel tijdig verzocht om uitstel van het bindend studieadvies. De Afdeling volgt het college in zijn standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijding niet aan [appellant] kan worden toegerekend.

4.2.    Het betoog slaagt niet.

4.3.    Het college heeft het administratief beroep van [appellant] terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het college niet is toegekomen aan de inhoudelijke bespreking van de administratief beroepsgronden van [appellant].

4.4.    Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden van [appellant] geen bespreking meer.

Conclusie

5.       Het beroep is ongegrond.

6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. H. Benek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, griffier.

w.g. Benek

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. De Vink

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025

154-1090