202305448/3/R2.
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het beroep van:
[verzoekster], wonend in Liempde, gemeente Boxtel,
verzoekster,
tegen het besluit van 25 oktober 2023 van het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Boxtel.
Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2021 heeft het college [partij] een last onder dwangsom opgelegd om de bouw van een bijbehorend bouwwerk (de mantelzorgwoning) op het perceel [locatie] in Liempde stil te leggen.
Bij twee afzonderlijke besluiten van 25 oktober 2021 heeft college het door [partij] en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 10 juli 2023 in zaak nr. 21/2978 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [partij] en anderen ingestelde beroep tegen het aan hen gerichte besluit van 25 oktober 2021 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Bij uitspraak van 10 juli 2023 in zaak nr. 21/2843 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [verzoekster] ingestelde beroep tegen het aan haar gerichte besluit van 25 oktober 2021 ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraken heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. 21/2978 is geregistreerd onder zaak nr. 202305448/1/R2. Het hoger beroep tegen de uitspraak in zaak nr. 21/2843 is geregistreerd onder zaak nr. 202305471/1/R2.
Bij besluit van 25 oktober 2023 heeft het college het besluit van 27 mei 2021 ingetrokken.
[verzoekster] heeft een zienswijze tegen het besluit van 25 oktober 2023
naar voren gebracht. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Afdeling heeft het verzoek op zitting behandeld op 3 juli 2024, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.M. van der Heijden en mr. I.J.M. van Tiem, is verschenen. Verder zijn op zitting [partij] en anderen, in de persoon van [partij A], [partij B], [partij C], [partij D] en [partij E], bijgestaan door mr. K.W.H. Albert, advocaat in ‘s-Hertogenbosch, als partij gehoord.
Overwegingen
1. [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht om schorsing van het intrekkingsbesluit van 25 oktober 2023. Zij wil voorkomen dat kan worden doorgegaan met de bouw van de mantelzorgwoning.
2. Bij uitspraak van vandaag in zaken nrs. 202305448/1/R2 en 202305471/1/R2 (ECLI:NL:RVS:2024:4242) heeft de Afdeling uitspraak gedaan in de hoofdzaken. De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard, en het beroep van [verzoekster] tegen het intrekkingsbesluit van 25 oktober 2023 ongegrond verklaard. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
3. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, griffier.
w.g. Knol
voorzieningenrechter
w.g. Graaff-Haasnoot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024
531-1075