Raad van State, hoger beroep vreemdelingenrecht

ECLI:NL:RVS:2024:3713

Op 19 September 2024 heeft de Raad van State een hoger beroep procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is BRS.24.000323, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RVS:2024:3713.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
BRS.24.000323
Datum uitspraak:
19 September 2024
Datum publicatie:
16 September 2024

Indicatie

Bij besluit van 27 juli 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie de vreemdeling in bewaring gesteld.

Uitspraak

BRS.24.000323

ECLI:NL:RVS:2024:3713

Datum uitspraak: 19 september 2024

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 22 augustus 2024 in zaak nr. NL24.31033 in het geding tussen:

[de vreemdeling],

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 27 juli 2024 heeft de minister de vreemdeling in bewaring gesteld.

Bij uitspraak van 22 augustus 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.M.I. Eleveld, advocaat in Groningen, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 8.1 van de uitspraak van de rechtbank over.

2.       Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

3.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.

w.g. De Poorter

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van de Kolk

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 september 2024

347-1017