RECHTBANK Amsterdam
Zaaknummer: C/13/758197 / HA ZA 24-1151
Vonnis in incident van 9 april 2025
de rechtspersoon naar buitenlands recht
OCTOBER FACTORY S.A.S.,
gevestigd te Parijs (Frankrijk),
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
hierna te noemen: October Factory,
advocaat: mr. J. Driessen,
[gedaagde]
,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. K.O. Valentien.
2
Waar gaat deze zaak over?
2.1.
October Nederland B.V. (hierna: October Nederland) en Digikeijs B.V. (hierna: Digikeijs) hebben op 8 juli 2021 een overeenkomst gesloten met als titel ‘kredietnemers serviceovereenkomst’. Met deze overeenkomst heeft October Nederland de verplichting op zich genomen om in haar hoedanigheid van platformbeheerder voor Digikeijs te bemiddelen bij het tot stand brengen van een totale kredietfaciliteit met een limiet van € 155.000,00, bijeengebracht door meerdere kredietgevers. Op de overeenkomst zijn de Algemene kredietvoorwaarden van toepassing.
2.2.
Op 9 juli 2021 hebben October Factory, Digikeijs en [gedaagde] een akte van borgtocht ondertekend. [gedaagde] was op dat moment bestuurder van Digikeijs. Met de akte heeft [gedaagde] zich borg gesteld voor de nakoming van de betalingsverplichtingen van Digikeijs onder de door haar gesloten leningsovereenkomsten. [gedaagde] heeft zich daarbij verbonden om op eerste verzoek van October Factory het bedrag te voldoen dat Digikeijs aan haar verschuldigd is.
2.3.
Digikeijs is in april 2023 in staat van faillissement verklaard. Op 29 september 2023 had October Factory een vordering van in totaal € 84.184,79 op Digikeijs op grond van de kredietnemers serviceovereenkomst.
2.4.
De incassogemachtigde van October Factory heeft [gedaagde] meerdere keren aangeschreven op het adres [adres] met de mededeling dat [gedaagde] als borg wordt aangesproken voor de betaling van het openstaande bedrag van € 84.184,79.
2.5.
October Factory vordert in de hoofdzaak (samengevat) dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 84.184,79 en de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
2.6.
October Factory heeft haar zaak aanhangig gemaakt bij deze rechtbank, omdat in artikel 4.2 van de akte van borgtocht en artikel 26.2 van de Algemene kredietvoorwaarden is bepaald dat eventuele geschillen die voortvloeien uit de akte dan wel algemene voorwaarden zullen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Amsterdam.
2.7.
[gedaagde] verzoekt de rechtbank in het incident om zich onbevoegd te verklaren en de zaak te verwijzen naar de rechtbank Midden-Nederland, met veroordeling van October Factory in de kosten van het incident. Hij legt aan dit verzoek ten grondslag dat de akte van borgtocht een overeenkomst is zoals bedoeld in artikel 101 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat October Factory handelde in de uitoefening van haar beroep of bedrijf en [gedaagde] een natuurlijk persoon is die niet in die hoedanigheid handelde. Volgens hem heeft de forumkeuze daarom geen gevolg op grond van artikel 108 Rv en is gelet op artikel 99 Rv enkel de rechter van zijn woonplaats bevoegd.
2.8.
October Factory voert aan dat [gedaagde] niet handelde als consument, maar als (indirect) bestuurder van Digikeijs. Daarom is artikel 101 Rv volgens haar niet van toepassing, zodat het rechtskeuzebeding op grond van artikel 108 Rv wel geldt.
Overwegingen
3.1.
Het geschil tussen partijen heeft een internationaal karakter, omdat October Factory in Frankrijk is gevestigd. De rechtbank zal haar bevoegdheid daarom niet bepalen aan de hand van de regels in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, maar aan de hand van de Brussel I bis-Verordening. (Voetnoot 1) Deze verordening is van toepassing omdat het onderliggende geschil tussen partijen een burgerlijke of handelszaak is.
3.2.
In dit geval hebben partijen de bevoegde rechter in Amsterdam aangewezen voor de kennisneming van geschillen naar aanleiding van hun rechtsbetrekking. Op grond van artikel 25 Brussel I bis is deze rechtbank daarom bevoegd om kennis te nemen van de hoofdzaak. De bevoegdheidsregels bij geschillen over consumentenovereenkomsten in de zin van artikel 17 lid 1 Brussel I bis zijn in deze zaak niet van toepassing, omdat het gaat om een zakelijke borgtocht. October Factory wordt gevolgd in haar standpunt dat [gedaagde] niet als consument handelde, maar in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf.
3.3.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van het incident betalen. De proceskosten van October Factory worden begroot op:
- salaris advocaat
€
614,00
(1 punt × € 614,00)
- nakosten
€
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
€
792,00
Beslissing
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verwijst de zaak naar de rol van 16 april 2025 voor beraad mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.F. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2025.