Rechtbank Amsterdam, eerste en enige aanleg europees strafrecht
ECLI:NL:RBAMS:2025:2929
Op 30 April 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een eerste en enige aanleg procedure behandeld op het gebied van europees strafrecht, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 13-074781-25, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBAMS:2025:2929. De plaats van zitting was Amsterdam.
Indicatie
Belgisch EAB ter vervolging - detentie garantie - overlevering toegestaan.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13-074781-25
Datum uitspraak: 30 april 2025
op de vordering van 2 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). (Voetnoot 1)
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 juli 2024 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Luik, sectie opsporingsonderzoek, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.
Procesverloop
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 april 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om op de zitting te worden gehoord en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. T. Nieuwburg, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
2
Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Congolese nationaliteit heeft.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een door de onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Luik, sectie opsporingsonderzoek, uitgevaardigd aanhoudingsbevel bij verstek van 11 juli 2024 (referentie: nr. kabinet O.R.: 2024/033).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. (Voetnoot 2)
5
Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB en het A-formulier volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
6
Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden in België
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat voor alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België, en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. (Voetnoot 3)
Bij brief van 1 april 2025 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken – Centrale autoriteit de volgende garantie gegeven:
“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon]
zal worden opgesloten in de gevangenis van Marche-en-Famenne indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar
[opgeëiste persoon]
aan zal worden onderworpen na overlevering:
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.
3
Sanitaire en hygiëne omstandigheden
Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. (Voetnoot 4)
De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).
Beslissing
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
8
Toepasselijke wetsartikelen
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Luik, sectie opsporingsonderzoek, België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon en G. Riedijk, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Voetnoot
Voetnoot 1
Zie artikel 23 Overleveringswet.
Voetnoot 2
Zie onderdeel e) van het EAB.
Voetnoot 3
Zie ECLI:NL:RBAMS:2022:7536.
Voetnoot 4
HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.