De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
in de periode van 28 maart 2018 tot en met 14 april 2018, te Veenendaal en/of Amersfoort en/of Den Bosch en/of elders in Nederland, meerdere malen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels,
[ slachtoffer zaaksdossier 1 ]
heeft bewogen tot de afgifte van een goed, te weten de afgifte van geldbedragen van in totaal ongeveer 32.000 euro,
door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- via een internetsite contact te leggen en te onderhouden met dat slachtoffer en
- zich voor te doen als een persoon genaamd
[naam 2]
/
[naam 3]
en
- te zeggen dat hij samen met zijn broers een eigen makelaarskantoor en/of een koeriersbedrijf in Amsterdam had en
- aan dat slachtoffer voor te stellen om samen een toekomst op te bouwen en
- met het slachtoffer plannen te maken om zo snel mogelijk te gaan verloven en te trouwen en
- iemand, die zich voordeed als de vader van
[naam 2]
/
[naam 3]
, te laten bellen met de vader van het slachtoffer en/of tijdens dat telefoongesprek plannen en afspraken te maken voor een officiële kennismaking en
- plannen en afspraken te maken voor het officiële bezoek, het handvragen, op 14 april 2018 en
tegen dat slachtoffer te zeggen:
- dat er voorbereidingen getroffen moesten worden voor het verlovingsfeest en
- dat hij daarvoor aanbetalingen moest doen voor verschillende diensten en
- dat hij tijdelijk niet bij zijn geld kon komen en
- dat zijn broers geld mee zouden nemen uit Marokko en/of dat zij, slachtoffer, het geld snel terug zou krijgen en vervolgens meerdere malen om geld te vragen aan het slachtoffer, ter voorbereiding van het handvragen en/of het verlovingsfeest
waardoor voornoemd slachtoffer (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
Feit 2
in de periode van 1 april 2018 tot en met 14 april 2018 te Veenendaal en/of Utrecht en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep en/ door een samenweefsel van verdichtsels,
[ slachtoffer zaaksdossier 2 ]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een geldbedrag van 5000 euro,
door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- via een internetsite contact te leggen en te onderhouden met dat slachtoffer en
- zich voor te doen als een persoon, genaamd
[naam persoon]
en afkomstig uit Amsterdam en
- te zeggen dat hij samen met mijn zijn broers een (vastgoed)bedrijf had en
- zich voor te doen als een serieuze man die een serieuze relatie zocht en
- die eerlijkheid heel belangrijk vond en
- aan dat slachtoffer voor te stellen om officieel haar hand te vragen, althans te gaan verloven en
- plannen te maken voor dit officiële handvragen, althans deze officiële verloving en
- iemand, die zich voorstelde als
[naam vader persoon]
, de vader van
[naam persoon]
, te laten bellen met de vader van het slachtoffer, en in dat telefoongesprek het handvragen, althans de verloving, te bespreken en
- plannen en afspraken te maken voor een ontmoeting tussen beide families op 14 april 2018 en
dat slachtoffer,
- te vertellen over een voorwerp dat hij wilde kopen maar daar onvoldoende geld voor beschikbaar had en
- te vragen of zij geld aan hem kon lenen voor de aankoop van dat voorwerp en
- vervolgens nogmaals om meer geld te vragen aan dat slachtoffer, voor de aankoop van dat voorwerp inclusief BTW en inclusief kosten voor
het vervoeren van dat voorwerp en daarbij de belofte te doen dat het geld zo snel mogelijk aan haar, dat slachtoffer, zou worden terugbetaald,
waardoor voornoemd slachtoffer werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
Feit 3
in de periode van 1 juni 2017 tot en met 31 juli 2017 te Veenendaal en/of Utrecht en/of elders in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels,
[ slachtoffer zaaksdossier 3 ]
te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van geldbedragen van in totaal ongeveer 10.000 euro,
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- via een internetsite contact met dat slachtoffer heeft gelegd en onderhouden en
tegen dat slachtoffer heeft gezegd
- dat zijn naam
[naam 4]
was en hij een serieuze man was die een serieuze vrouw zocht voor een serieuze relatie en
- dat hij samen met zijn broers een groot koeriersbedrijf had en
- dat hij was klaar voor 'huisje boompje beestje' en
- dat hij met haar verder wilde en/of aan haar vader haar hand wilde vragen en
- dat hij kennis wilde maken met haar ouders en
- vervolgens iemand, die zich voorstelde en voordeed als de vader van
[naam 4]
, met de vader van het slachtoffer heeft laten bellen,
en daarna tegen het slachtoffer heeft gezegd
- dat hij een groot verlovingsfeest wilde gaan geven met catering en muziek en
- dat hij, de man, alles zou betalen en
- dat hij een zaal wilde gaan reserveren en
vervolgens tegen haar heeft gezegd
- dat hij bij een zaal stond en hij die zaal gelijk moest pakken en
- dat hij alles moest betalen: borg, de zaak, de muziek en de catering en
- dat hij op dat moment niet bij zijn geld kon komen omdat het is Marokko vast stond en
- dat er geen tijd was om het geld (in Marokko) op te halen
en
vervolgens aan haar heeft gevraagd om geldbedragen van in totaal ongeveer 10.000 euro voor te schieten, althans aan hem te lenen en/of te geven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4:
in de periode van 1 maart 2016 tot en met 11 april 2016 te Veenendaal en/of Rotterdam en/of te Houten en/of elders in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[ slachtoffer zaaksdossier 4 ]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van 2800 euro, door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- via een internetsite contact te leggen en te onderhouden met dat slachtoffer en
- zich voor te doen als een persoon, genaamd
[naam 5]
en afkomstig uit Rotterdam en
tegen dat slachtoffer te zeggen
- dat hij haar hand wilde vragen, althans met haar wilde verloven en
- dat het handvragen, althans de verloving, op korte termijn moest plaatsvinden omdat zijn, verdachtes, vader naar Marokko moest in verband met verkiezingen en
- dat hij geld nodig had voor de (reservering van de) huur van een zaal voor het handvragen, althans de verloving en
- dat hij voldoende geld had in Marokko maar daar tijdelijk niet bij kon komen en
- dat hij het geld aan haar zou teruggeven
vervolgens
- geld aan dat slachtoffer te vragen in verband met de reservering van de huur- van een zaal voor het handvragen, althans de verloving,
waardoor voornoemd slachtoffer werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Feit 5:
in de periode van 1 maart 2012 tot en met 31 mei 2012 te Oss en/of Tilburg en/of Den Bosch en/of Wijchen en/of Nijmegen en/of elders in Nederland, meerdere malen, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[ slachtoffer zaaksdossier 5 ]
heeft bewogen tot de afgifte van goederen en het aangaan van een schuld, te weten de afgifte van in totaal ongeveer 5000 euro en het aangaan van een lening/schuld bij de ING bank ter hoogte van 2500 euro en de afgifte van een geldbedrag van 2500 euro en de afgifte van een telefoon en sieraden,
door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- contact te leggen en te onderhouden met dat slachtoffer en
- zich voor te doen als een persoon, genaamd
[naam 4]
en afkomstig uit Rotterdam en Wijchen en
tegen dat slachtoffer te zeggen
- dat hij samen met zijn broers een (auto)bedrijf had in Arnhem en
- dat hij serieus was en zo snel mogelijk wilde verloven en trouwen en kinderen met haar wilde krijgen en
- dat ze later niet zou hoeven werken omdat hij voor haar zou zorgen, vervolgens het telefoonnummer van haar ouders te vragen voor een kennismakingsgesprek en
tegen dat slachtoffer te zeggen:
- dat hij snel een verlovingsfeest wilde en zo snel mogelijk wilde trouwen en
- dat hij geld nodig had voor zijn bedrijf en
- dat hij geld nodig had voor het verlovingsfeest en
- dat hij in juni (2012) winstgeld zou krijgen uit zijn bedrijf en haar zou terugbetalen en
- dat hij even niet bij zijn geld kon maar haar spoedig zou terugbetalen en
- dat ze een betere telefoon zou krijgen en
- dat ze (in Marokko) mooiere sieraden zou krijgen,
door dat slachtoffer vervolgens
- meerdere malen te vragen om hem geldbedragen te lenen en/of te geven en
- te vragen om haar telefoon en sieraden aan hem af te geven/aan hem af te staan en
- te vragen om een lening bij de ING bank ter hoogte van 2500 euro aan te gaan,
waardoor voornoemd slachtoffer (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte en aangegane schuld.
Feit 6:
in de periode van 1 maart 2017 tot en met 31 mei 2017, te Amsterdam en/of Veenendaal en/of Utrecht en/of Amersfoort en/of elders in Nederland, meerdere malen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels,
[ slachtoffer zaaksdossier 6 ]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het aangaan van een schuld, te weten
- de afgifte van een of meerdere geldbedragen van in totaal ongeveer 7000 euro en
- het aangaan van een lening/schuld bij een familielid ter hoogte van 1000 euro,
door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- via een internetsite contact te leggen en te onderhouden met dat slachtoffer en
- zich voor te doen als een persoon genaamd
[naam 3]
en afkomstig uit Veenendaal en
- zich voor te doen als een serieus persoon die een gezin wilde stichten en door tegen dat slachtoffer te zeggen
- dat hij voor de Ramadan haar hand wilde vragen, althans met haar wilde gaan verloven en
het telefoonnummer van de vader/ de ouders van het slachtoffer te vragen en vervolgens iemand, die zich voordeed als de vader van
[naam 3]
, met de vader van het slachtoffer heeft laten bellen en
tegen dat slachtoffer te zeggen:
- dat hij snel een groot verlovingsfeest wilde organiseren en
- dat hij een zaaltje had gezien en daarvoor geld nodig had en
- dat er geld nodig was voor de catering en borg voor het zaaltje en voor een pak en
- dat hij tijdelijk niet bij zijn geld kon komen en
- dat zijn broer geld uit inkomsten uit Marokko mee naar Nederland zou nemen en
aan dat slachtoffer te vragen om een lening van 10.000 euro af te sluiten (hetgeen zij niet wilde)
en door tevens meerdere malen geldbedragen aan dat slachtoffer te vragen
waardoor voornoemd slachtoffer telkens werd bewogen tot bovenomschreven
afgifte en aangegane schuld.
Feit 7
in de periode van 22 april 2016 tot en met 26 april 2016 te Rotterdam en/of elders in Nederland, meerdere malen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
[ slachtoffer zaaksdossier 7 ]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het aangaan van een schuld, te weten
de afgifte van een geldbedrag ter hoogte van 400 euro en 90 euro en 600 euro en het aangaan van een lening/schuld bij een familielid ter hoogte van 600 euro
door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - telkens valselijk en listiglijk en in strijd met de waarheid
- contact met dat slachtoffer te leggen en te onderhouden en
- zich voor te doen als een persoon genaamd
[naam 4]
en komende uit Breda
en tegen dat slachtoffer te zeggen:
- dat hij haar leuk vond en interesse in haar had en
- dat hij serieus was en snel wilde trouwen met een leuke vrouw en
- dat hij een (familie)bedrijf had met zijn broer en
- telefonisch een fictief gesprek te voeren over mislukte betalingen en (vervolgens) aan dat slachtoffer te vragen of hij geld kon lenen en
- tegen dat slachtoffer te zeggen dat zijn broer hem zou betalen en dat zij, slachtoffer, het geld gelijk terug zou krijgen en
- fictief in paniek te raken op het moment dat zij, slachtoffer, niet voldoende geld kon pinnen en
daarna aan dat slachtoffer te vragen of zij geld kon lenen bij mensen of
een familielid en nogmaals tegen dat slachtoffer te zeggen dat zij het geld via zijn broer terug zou krijgen,
waardoor voornoemde slachtoffer (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte en aangegane schuld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1, 2, 4, 5, 6 en 7:
telkens, oplichting
Feit 3:
poging tot oplichting
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 14 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 5 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de verdachte zich gedurende de proeftijd niet houdt aan de na te noemen bijzondere voorwaarden.
Stelt als
bijzondere voorwaarden
dat veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen nadat onderhavig vonnis onherroepelijk is geworden, meldt bij Reclassering Nederland op het volgende telefoonnummer: 088-8041405, om een afspraak te maken voor een eerste gesprek op de locatie aan de Stieltjesstraat 1, 6511 AB in Nijmegen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door een psycholoog, bij forensisch psychiatrisch polikliniek Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Vorderingen benadeelde partijen
Feit 1 - [benadeelde partij 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 4]
toe tot een bedrag van € 32.000,- aan vergoeding van materiële schade en € 975,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 28 maart 2018 tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[benadeelde partij 4]
voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[benadeelde partij 4]
aan de Staat € 32.975,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 28 maart 2018 tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 204 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Feit 2 - [benadeelde partij 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 5]
toe tot een bedrag van € 5.000,- aan vergoeding van materiële schade en € 975,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 april 2018 tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[benadeelde partij 5]
voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[benadeelde partij 5]
aan de Staat € 5.975,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 april 2018 tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 37. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Feit 4 – [benadeelde partij 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 7]
toe tot een bedrag van € 2.800,- aan vergoeding van materiële schade en € 975,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 maart 2016 tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[benadeelde partij 7]
voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 436,-.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[benadeelde partij 7]
aan de Staat € 3.775,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 maart 2016 tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 23 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Feit 5 – [benadeelde partij 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]
toe tot een bedrag van € 3.685,- aan vergoeding van materiële schade en € 975,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 maart 2012 tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[benadeelde partij 3]
voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[benadeelde partij 3]
aan de Staat € 4.660,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 maart 2012 tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 28 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Feit 6 – [benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]
toe tot een bedrag van € 7.000,- aan vergoeding van materiële schade en € 1.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 maart 2017 tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[benadeelde partij 2]
voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 498,-.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[benadeelde partij 2]
aan de Staat € 8.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 1 maart 2017 tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 52 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Feit 7 – [benadeelde partij 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]
toe tot een bedrag van € 1.090,- aan vergoeding van materiële schade en € 975,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 22 april 2016 tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[benadeelde partij 6]
voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[benadeelde partij 6]
aan de Staat € 2.065,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 22 april 2016 tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 12 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Wildeman, voorzitter,
mr. G.H. Marcus en mr. M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 december 2022.