vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/365630-24
Datum uitspraak: 24 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .
1
Onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. J.M. Pauwelussen en J.J. Smilde (hierna gezamenlijk aangeduid als: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadslieden, mrs. E. Köse en E. Kaya, naar voren hebben gebracht.
2
Algemene inleiding onderzoek Marsfit
Op donderdag 7 november 2024 werd in de Johan Cruijff ArenA in Amsterdam een voetbalwedstrijd gespeeld tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv FC uit Israël. Zowel voorafgaand aan als na afloop van die wedstrijd zijn er rond de ArenA en in de binnenstad van Amsterdam ongeregeldheden ontstaan. Die ongeregeldheden hebben in binnen- en buitenland veel ophef veroorzaakt.
De onrust in de binnenstad van Amsterdam begon al op 6 november 2024, de dag voor de wedstrijd, en is vervolgens steeds verder opgelopen. Deze onrust lijkt te maken hebben gehad met – helaas niet ongebruikelijk – hooligangeweld, met de aanwezigheid en het gedrag van de supporters van Maccabi Tel Aviv in Amsterdam en met het bij een deel van de Nederlandse bevolking levende ongenoegen over de huidige situatie in Israël en Palestina. Naar aanleiding van de ongeregeldheden is de politie, onder leiding van het Openbaar Ministerie, opsporingsonderzoeken gestart. In het kader van het onderzoek genaamd Marsfit zijn diverse personen aangehouden, waaronder de verdachten die op 11 en 12 december 2024 terecht hebben gestaan. Aan hen zijn verschillende strafbare feiten ten laste gelegd, waaronder geweldsfeiten, hulp bij geweldpleging, groepsbelediging, diefstal met geweld en het voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. De rechtbank heeft tot taak om onpartijdig, onafhankelijk en onbevooroordeeld vast te stellen of de gedragingen van de verdachten zijn aan te merken als strafbare feiten volgens de Nederlandse wetgeving en zo ja, welke straffen daarvoor op zijn plaats zijn.
Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich op tijdstippen in de periode van 7 november 2024 tot en met 8 november 2024 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
openlijke geweld tegen onbekend gebleven personen (feit 1) en diefstal met geweld van een sjaal (feit 2).
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.op 8 november 2024 te Amsterdam openlijk, te weten op het Damrak, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen waarvan de identiteit onbekend is, welk geweld bestond uit het achterna rennen en/of het (vervolgens) schoppen en/of trappen tegen het lichaam en/of het slaan en/of vuistslagen geven tegen het lichaam van die personen, waarbij hij, verdachte,- achter die personen aanrent,- een persoon meermalen trapt en- (vervolgens) een ander persoon schopt;
2.op 8 november 2024 te Amsterdam, op de openbare weg, te weten het Damrak, een sjaal, die toebehoorde aan een persoon waarvan de identiteit onbekend is, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen een onbekend gebleven persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, door die persoon bij de keel te pakken en de sjaal uit zijn handen te trekken.
11
Vorderingen van de benadeelde partijen
Bij de rechtbank zijn 49 verzoeken tot schadevergoeding ingediend. De lijst met namen van de 49 benadeelde partijen is opgenomen in bijlage III die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet ontvankelijk verklaard dienen te worden. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de bewezen verklaarde feiten.
Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van de telefoon met goednummer [nummer] .
Verklaart de benadeelde partijen [namen benadeelde partijen] niet-ontvankelijk in hun vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. G. Oldekamp en M. Vaandrager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2024.