Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Eerste aanleg - enkelvoudig Vreemdelingenrecht

29 maart 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:4262

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is NL22.25111, bekend onder ECLI code ECLI:NL:RBDHA:2023:4262. De plaats van zitting was Den Haag.

Soort procedure
Instantie
Zaaknummer(s)
NL22.25111
Datum uitspraak
29 maart 2023
Datum gepubliceerd
29 maart 2023
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: NL22.25111

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser]
, eiser,

V-nummer:

[V-nummer]

(gemachtigde: mr. N.M. de Houwer-van Wijk),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Dijcks.)

Procesverloop Bij besluit van 2 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft op 6 maart 2023 een verweerschrift en een brief overgelegd waarin onder meer het standpunt over gedwongen rekrutering in gebieden die niet onder Al-Shabaab vallen uiteen is gezet.

De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld van zijn voogd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de behandeling ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Bij bericht van 29 maart 2023 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat het onderzoek in de zaak wordt heropend en de rechtbank een tussenuitspraak zal doen.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Somalische nationaliteit en is geboren op

[geboortedatum]
. Op 16 maart 2022 heeft eiser asiel aangevraagd.

2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. Eiser en zijn broer hadden een winkel en bar in Mogadishu waar alcohol, rookwaren en qat verkocht en genuttigd werden. Soms kwamen er ook vrouwen die zich mengden met de aanwezige mannen. Al Shabaab is achter de activiteiten gekomen. Eiser en zijn broer zijn vervolgens bedreigd door leden van Al Shabaab. Zij zouden gedood zouden worden als zij hun winkel niet zouden sluiten. Eiser is twee keer bedreigd. Toen de leden voor de derde keer bij de winkel kwamen zijn hij en zijn broer gevlucht.

3. Verweerder heeft in het relaas van eiser de volgende relevante elementen vastgesteld:

- de identiteit, nationaliteit en herkomst;

- de bedreigingen door Al Shabaab vanwege de winkel.

4. Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht, maar geconcludeerd dat deze elementen niet te herleiden zijn tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 EVRM loopt. De bedreigingen richting eiser zijn volledig geconcentreerd rond het openhouden van de winkel. Hieruit volgt dat eiser bij terugkeer naar Mogadishu geen problemen meer zal krijgen met Al Shabaab. Hij heeft immers voldaan aan de eis van Al Shabaab. Ook met de informatie over de algemene situatie in Somalië heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt. Eiser komt daarom volgens verweerder niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarnaast is aan eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden daarvoor. In het besluit is verder neergelegd dat aan eiser nog geen terugkeerbesluit wordt opgelegd, omdat eerst nog zal worden onderzocht of er voor eiser, die minderjarig is, adequate opvang aanwezig is buiten Nederland.

5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Op hetgeen hij in dit verband heeft aangevoerd zal de rechtbank, voor zover van belang, in het navolgende inhoudelijk ingaan.

6. De rechtbank overweegt als volgt.

Beoordeling door de rechtbank

7. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij bij terugkeer opnieuw benaderd zal worden door Al Shabaab om zich bij hen aan te sluiten. Eiser zal geen andere keuze hebben, omdat de winkel weg is, hij geen werk meer heeft, geen scholing heeft gehad en moeite heeft met lezen en schrijven. Verder wijst eiser er op dat hij niet vrijblijvend is gevraagd door Al Shabaab om zich aan te sluiten en dat een uitnodiging van Al Shabaab altijd gezien kan worden als een eis en niet als een verzoek. Eiser wijst op pagina 14 van het nader gehoor. Op de vraag van de gehoormedewerker wat Al Shabaab tegen hen zei toen zij hadden aangegeven dat zij zich niet wilden aansluiten/dat werk niet wilden doen, dat Al Shabaab daarop antwoordde dat zij de doodstraf zouden krijgen. Ter onderbouwing van zijn relaas wijst eiser verder naar de brieven van Vluchtelingenwerk Nederland van 15 december 2022, Somalië – (Gedwongen) rekrutering door Al-Shabaab buiten controle gebieden en Somalië – Verwestering, terugkeerders zonder netwerk. De rechtbank stelt vast dat de gronden van beroep in feite een weergave van de informatie die uit de brieven volgt is.

8. Verweerder heeft het asielrelaas geloofwaardig geacht maar geconcludeerd dat eiser desondanks geen bescherming nodig heeft. De rechtbank overweegt dat eiser niet met verklaringen of anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat Al Shabaab naar hem op zoek is of dat hij voor Al Shabaab te vrezen heeft vanwege zijn persoonlijke relaas. Verweerder heeft dit genoegzaam gemotiveerd en terecht gewezen op de verklaringen van eiser dat de bedreigingen zagen op het vooralsnog niet sluiten van de winkel en de winkel nu is gesloten. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij hieraan nu nog een objectieve vrees hoeft te ontlenen. Eiser heeft ook niet onderbouwd dat hij nimmer in staat te zijn om, al dan niet met behulp van zijn familie, in zijn levensonderhoud te voorzien en daardoor gedwongen zal zijn zich aan te sluiten bij Al-Shabaab.

9. Eiser heeft in zijn relaas niet zelf naar voren gebracht dat hij vreest gerekruteerd te worden in verband met redenen die geen betrekking hebben op zijn individuele relaas, maar vanwege een rekruteringskans die iedere jonge man in Somalië heeft. In de zienswijze en in beroep zijn door gemachtigde (wél) stukken overgelegd die zien op de kans op rekrutering voor een ieder. De rechtbank overweegt dat hoewel uit de vele openbare bronnen en rapporten waarnaar eiser verwijst blijkt dat Al Shabaab op behoorlijk grote schaal burgers rekruteert, waaronder jongeren, en ook in Mogadishu, waar Al Shabaab weliswaar niet aan de macht maar wel actief is, verweerder gevolgd kan worden in zijn standpunt dat niet gebleken is dat juist eiser gedwongen zal worden zich aan te moeten sluiten bij Al Shabaab. Verweerder heeft hierbij gewezen op het schriftelijk standpunt dat hij op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft ingenomen in een procedure waarin het risico op rekrutering na terugkeer ook ter beoordeling staat. De Afdeling heeft in die procedure op 16 maart 2023 uitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2023:1067) en de uitspraak van de rechtbank, zittingsplaats Den Haag van 1 september 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:8711) bevestigd en het hoger beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Voor zover eiser informatie heeft overgelegd die betrekking heeft op zogenoemde terugkeerders, overweegt de rechtbank, zoals ook ter zitting besproken, dat die informatie voornamelijk ziet op Somaliërs die langdurig in Europa of elders buiten Somalië hebben verbleven en bij wie dit langdurige niet aanwezig zijn in Somalië door feitelijke gedragingen zichtbaar is. Deze informatie heeft geen betrekking op eiser en kan dan ook niet dienen om zijn standpunt te onderbouwen. Eiser heeft ter zitting verwezen naar het recente rapport van EUAA over de veiligheidssituatie in Somalië. Eiser heeft vooralsnog nagelaten te onderbouwen dat de informatie die in dit rapport staat, dat is opgemaakt op 3 februari 2022 en dat betrekking heeft op de periode van 1 juli 2021 tot 30 november 2022 en enkele ontwikkelingen in december 2022, verschilt van de reeds bekende en door verweerder bij zijn besluit betrokken informatie. De rechtbank, die het 3 EVRM-risico ook ambtshalve beoordeelt, ziet dit vooralsnog ook niet. Dit geldt ook voor de stelling dat sprake is van een zogenoemde 15c-situatie. De rechtbank overweegt dat verweerder thans genoegzaam heeft gemotiveerd dat eiser geen bescherming behoeft op grond van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. De rechtbank zal deze (deel)beslissing in de einduitspraak nader motiveren en indien nodig, na partijen in de gelegenheid te stellen hun standpunten nader toe te lichten, nader actualiseren op grond van tegen die tijd beschikbare informatie. De rechtbank overweegt reeds nu dat de behandeling van de zaak niet wordt aangehouden totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan in de zaak C-125/22 en de prejudiciële vragen van de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 22 februari 2022 heeft beantwoord (ECLI:NL:RBDHA:2022:1329). Weliswaar is het relaas geloofwaardig bevonden, maar omdat de situatie waar het relaas betrekking op heeft is geëindigd, vloeien uit dit relaas geen omstandigheden voort die betrokken dienen te worden bij de beoordeling of bescherming moet worden geboden op grond van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn, ongeacht hoe het Hof de vragen zal beantwoorden.

10. Verweerder heeft dus vooralsnog genoegzaam gemotiveerd dat eiser niet in aanmerking komt voor internationale bescherming. De rechtbank merkt hierbij op dat de feiten en omstandigheden in de onderhavige procedure niet vergelijkbaar zijn met de feiten en omstandigheden waar de uitspraak van de Afdeling van 15 maart 2023 betrekking op heeft (ECLI:NL:RVS:2023:999). In die procedure had de rechtbank een onjuiste toetsingsmaatstaf gehanteerd met betrekking tot de door verweerder verrichte geloofwaardigheidsbeoordeling. In de onderhavige procedure heeft verweerder het relaas geloofwaardig geacht, maar in dat individuele relaas geen aanleiding hoeven te zien om bescherming te bieden.

11. Eiser voert aan dat het – gelet op de algehele situatie in Mogadishu – duidelijk is

dat er geen sprake kan zijn van adequate opvang. Eiser zou reeds daarom in

aanmerking moeten komen voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het buiten schuld-beleid voor amv.

12. Het Hof heeft op 14 januari 2021 het arrest TQ gewezen (ECLI:EU:C:2021:9). De rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, heeft op 15 maart 2021 uitspraak gedaan na beantwoording van de prejudiciële vragen (ECLI:NL:RBDHA:2021:2376). De Afdeling heeft deze uitspraak op 8 juni 2022 vernietigd voor zover de rechtbank zelf heeft voorzien en heeft de uitspraak overigens bevestigd met verbetering van de gronden (ECLI:NL:RVS:2022:1530). De Afdeling heeft in deze uitspraak aangegeven welke handelingen verweerder moet verrichten om in een procedure als de onderhavige onderzoek te doen naar adequate opvang en zo in overeenstemming met TQ te handelen. De Afdeling heeft deze beoordeling in meerdere uitspraken herhaald en is ook in de (meest recente) uitspraak van 8 februari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:470) nader ingegaan op plicht van verweerder om te onderzoeken of adequate opvang beschikbaar is in het land van herkomst. In rechtsoverweging 4 heeft de Afdeling het navolgende overwogen:

(…)

4. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, hoeft het onderzoek naar adequate opvang in het kader van de asielprocedure niet in alle gevallen te zijn afgerond voordat de asielaanvraag wordt afgewezen. Als het onderzoek naar adequate opvang in het land van terugkeer meer tijd nodig heeft, kan de staatssecretaris volstaan met een afwijzend besluit op de asielaanvraag, zonder dat dit besluit van rechtswege geldt als terugkeerbesluit. Niettemin heeft de rechtbank het besluit van 2 september 2021 terecht vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft namelijk geen deugdelijke verklaring gegeven voor het feit dat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond of nog moet plaatsvinden. Evenmin heeft hij in het besluit uiteengezet welk onderzoek hij nog zou doen en hoe lang dat naar verwachting zou duren.

(…)

13. Verweerder heeft in dit kader in het voornemen het navolgende overwogen:

(…)

Ambtshalve toets buitenschuld

Betrokkene komt op dit moment niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuld beleid voor amv (artikel 3.48, tweede lid, onder b, Vb juncto B8/6 Vc). Het onderzoek naar adequate opvang voor betrokkene in het land van herkomst is namelijk nog niet afgerond. Tijdens de asielprocedure heeft onderzoek plaatsgevonden door het aanmeldgehoor van 8 mei 2022 en het nader gehoor van 28 november 2022. Uit de gehoren is gebleken dat betrokkene sinds zijn vertrek uit Somalië geen contact meer heeft gehad met zijn ouders. Betrokkene heeft verklaard dat hij niet weet hoe het met hen gaat en of ze nog in de plaats Ceel Buur verblijven, omdat daar oorlog is tussen de overheid en Al Shabaab. Betrokkene heeft geen contactgegevens van gezins- of familieleden kunnen verstrekken. Met deze informatie kan nog geen conclusie worden getrokken over de aanwezigheid van adequate opvang in het land van herkomst. Immers, het is niet bekend

waar de ouders van betrokkene thans verblijven. DT&V zal hier verder onderzoek naar doen. Dit onderzoek zal maximaal een jaar duren, gerekend vanaf de datum van het asielbesluit. Deze termijn kan onder meer worden verlengd als betrokkene niet of onvoldoende meewerkt aan het onderzoek naar adequate opvang. Het onderzoek wordt in ieder geval gestopt wanneer betrokkene 18 jaar wordt. Na het onderzoek en het advies van DT&V, zal worden beoordeeld of betrokkene in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier op grond van het buitenschuld beleid voor amv.

Tot dat moment heeft betrokkene rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder f, Vw.

Terugkeerbesluit en vertrektermijn:

De aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt afgewezen en daarbij zal bepaald worden dat betrokkene Nederland, het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland moet verlaten. In dit geval wordt er nog geen terugkeerbesluit opgelegd, omdat er nog onderzoek plaatsvindt naar adequate opvang. Dit betekent dat er geen vertrekplicht wordt opgelegd, totdat gebleken is dat er adequate opvang aanwezig is, of dat de leeftijd van 18 jaar is bereikt.

(…)

14. In het besluit heeft verweerder met betrekking tot het onderzoek naar adequate opvang als volgt overwogen:

(…)

Aan betrokkene is juist (nog) geen terugkeerbesluit opgelegd omdat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond. Mocht er wel adequate opvang zijn in het land van herkomst dan kan betrokkene terugkeren naar het land van herkomst. In het voornemen is voldoende beschreven wat de procedure hierin is en dat blijft ongewijzigd na de zienswijze. Hieronder wordt nog even kort het belang van het kind meegenomen maar dit zal uitgebreider zijn na het onderzoek naar adequate opvang.

Belangen van het kind

Terugkeer naar het land van herkomst na afwijzing van de asielaanvraag is verder in het belang van het kind omdat:

Een snelle hereniging met ouder(s) of andere volwassenen die volgens de wet of het gewoonterecht gezag hebben in het belang van het kind is.

Een snelle terugkeer gewenst is naar het land waarvan het kind de taal spreekt.

Een snelle terugkeer gewenst is naar het land waar het kind is opgegroeid.

Gelet op het korte verblijf in Nederland van betrokkene zijn er nog geen wezenlijke banden met Nederland opgebouwd.

Er niet is gebleken van bijzondere kwetsbaarheid dan wel ernstige fysieke of mentale problemen.

(…)

15. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn besluit van 2 december 2022 heeft aangegeven dat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond. Verweerder heeft in zijn besluit niet heeft aangegeven welke onderzoekshandelingen reeds zijn verricht. De rechtbank merkt hierbij op dat het aanmeldgehoor en nader gehoor bezwaarlijk kunnen worden gekwalificeerd als onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst. In die fase van de procedure wordt eiser immers in staat gesteld om zijn asielmotieven naar voren te brengen en dienen de gehoren om verweerder in staat te stellen om eiser hierbij te helpen door het stellen van vragen en zodoende te voldoen aan zijn samenwerkingsplicht. Deze verklaringen dienen vervolgens eerst te worden beoordeeld op geloofwaardigheid en zwaarwegendheid waarna verweerder ook nog dient te beoordelen of eiser, indien zijn individuele relaas niet tot bescherming noopt, bescherming behoeft op grond van de algemene veiligheidssituatie. Pas als verweerder tot de conclusie komt dat aan eiser geen bescherming behoeft te worden verleend, komt de vraag aan de orde of aan eiser een terugkeerplicht kan, dan wel moet worden opgelegd. De rechtbank acht de opmerking dat in de gehoren reeds onderzoek naar adequate opvang plaatsvindt dan ook weinig begrijpelijk. De rechtbank overweegt hierbij bovendien dat verweerder, als hij de verklaringen van eiser benoemt, hij óók dient te benoemen dat eiser heeft verklaard dat, zoals vastgelegd op pagina 6 van het nader gehoor, er reeds contact is met het Rode Kruis om pogingen te ondernemen om contact te verkrijgen met zijn ouders. De voogd van eiser heeft dit ter zitting overigens bevestigd. Dit geldt temeer nu verweerder reeds nu aangeeft van eiser een meewerkende houding te verwachten en er gevolgen aan te verbinden indien hij dit niet, dan wel onvoldoende doet. Verweerder heeft echter alleen gewezen op wat eiser niet weet en niet doet, maar laat -ten onrechte- na wat eiser wel heeft gedaan om in contact met zijn ouders te komen.

16. Verweerder heeft ook ter zitting desgevraagd niet kunnen specificeren welk onderzoek reeds is verricht en welke handelingen op welke termijn zullen worden verricht omdat DT&V dit onderzoek naar adequate opvang verricht en verweerder hiervan, zoals verweerder ter zitting heeft aangegeven, niet op de hoogte houdt. Ook dit acht de rechtbank weinig begrijpelijk omdat de rechtbank het besluit moet toetsen en in een procedure als de onderhavige, gelet op de Afdelingsjurisprudentie, voorzienbaar is dat de rechtbank dit soort vragen ter zitting gaat stellen. De Afdeling heeft overwogen dat verweerder dit onderzoek voortvarend dient te verrichten om de periode voor eiser dat hij in onzekerheid verkeert over verblijfsaanvaarding zo kort mogelijk te houden. De Afdeling heeft ook overwogen dat de vraag of verweerder dit onderzoek voldoende voortvarend verricht kan worden voorgelegd aan de rechter. Verweerder dient zich hiervan rekenschap te geven door in het besluit, voor zover aan de orde, te motiveren hoe hij dit onderzoek naar adequate opvang verricht en door DT&V regelmatig te bevragen over de stand van zaken en zodoende zelf die voortgang te bewaken en over deze voortgang inlichtingen te kunnen verstrekken als het beroep ter zitting wordt behandeld. De rechtbank dient door verweerder in staat gesteld te worden om de regiefunctie, zoals die door de Afdeling in de eerdergenoemde uitspraak van 8 juni 2022 aan de rechtbanken is toegekend, te kunnen invullen. Indien verweerder dit niet doet en de rechtbank het besluit daarom vanwege motiveringsgebreken vernietigt, zal dit een groter tijdsverloop in de procedure met zich brengen en dit is in ieder geval niet in het belang van het kind.

17. De rechtbank stelt onder verwijzing naar eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2023 vast dat verweerder in het besluit geen deugdelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond. Evenmin heeft hij in het besluit uiteengezet welk onderzoek hij nog zal doen en hoe lang dat naar verwachting zal duren. De rechtbank zal evenwel niet volstaan met het vernietigen van het besluit, maar zal een tussenuitspraak doen om zo het te verrichten onderzoek door verweerder nauwgezet te kunnen volgen en het tijdsverloop dat gemoeid is met het verrichten van dit onderzoek te kunnen bewaken. Verweerder heeft ter zitting aangegeven geen uitspraak te kunnen doen over de onderzoekshandelingen die nog moeten worden verricht en het te verwachten tijdsverloop voordat kan worden beslist of een terugkeerbesluit zal worden genomen. Verweerder heeft enkel aangegeven dat bij wijze van algemeen uitgangspunt en beleid verweerder steeds maximaal een jaar zal besteden aan dergelijk onderzoek en dat deze termijn onder meer kan worden verlengd als betrokkene niet of onvoldoende meewerkt aan het onderzoek naar adequate opvang. Het onderzoek wordt in ieder geval gestopt wanneer betrokkene 18 jaar wordt.

18. De rechtbank overweegt dat, indien verweerder in deze procedure de termijn van het onderzoek zal willen verlengen, hij nader zal moeten motiveren waarom hij de medewerking van eiser bij die beslissing betrekt. Het Hof heeft in het arrest TQ aangeven dat er geen terugkeerbesluit kan worden genomen indien er voor de betreffende minderjarige vreemdeling geen adequate opvang beschikbaar is. Dit is in wezen een feitelijke beoordeling, waarbij het Hof niet heeft aangegeven dat “verwijtbaar handelen van de minderjarige betekent dat geen of minder invulling aan het belang van het kind mag worden gegeven”. Verweerder heeft zogenoemd “buiten schuld-beleid” geformuleerd. Het is echter de vraag of het indachtig het belang van het kind moeten handelen op de wijze zoals het Hof dat heeft geduid toestaat dat de duur van de periode van onzekerheid afhankelijk gesteld kan worden van “de schuld” van de betrokken minderjarige. Verweerder heeft in het besluit voorts enige duiding van de invulling van het belang van het kind gegeven. Het is de rechtbank thans niet duidelijk (geworden) of dit algemene uitgangspunten zijn of dat dit het belang van het kind zoals dat specifiek voor eiser geldt behelst. Het is de rechtbank tevens niet duidelijk (geworden) of verweerder zelf dit belang van het kind nader heeft omschreven of dat dit is geschied door een deskundige. Verweerder heeft evenmin aangegeven op welke wijze nadat het onderzoek naar adequate opvang is afgerond uitgebreider zal worden vastgesteld wat het belang van dit kind is en wie dit gaat onderzoeken. De rechtbank overweegt reeds nu dat de overweging in het voornemen dat “geen vertrekplicht wordt opgelegd, totdat gebleken is dat er adequate opvang aanwezig is, of dat de leeftijd van 18 jaar is bereikt.” Geen stand houdt. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 13 januari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:114), waarin de rechtbank onder meer het navolgende heeft overwogen:

(…)

4. Aangezien de staatssecretaris heeft nagelaten de redenen toe te lichten voor de vertraging van het onderzoek naar adequate opvang dat had moeten plaatsvinden toen de vreemdeling minderjarig was, faalt ook zijn klacht in de vierde grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij moet bezien of de vreemdeling vanaf zijn achttiende eventueel in aanmerking komt voor een voortgezet verblijfsrecht. De staatssecretaris kan niet volstaan met de opmerking dat de vreemdeling inmiddels meerderjarig is en daarom het onderzoek naar adequate opvang niet meer aan de orde is. Daarmee gaat hij zijn verantwoordelijkheid om inzichtelijk te maken wat hij in de periode voordat de vreemdeling meerderjarig werd aan onderzoek heeft verricht, uit de weg. De rechtbank heeft het besluit van 12 maart 2020 en het (opnieuw genomen) terugkeerbesluit van 6 augustus 2021 om deze reden terecht vernietigd. De staatssecretaris moet een nieuw besluit op de aanvraag nemen en zal moeten onderzoeken of de vreemdeling alsnog in aanmerking komt voor een (voortgezet) verblijfsrecht op reguliere gronden. Bij die afweging moet hij de vraag of hij voldoende voortvarend heeft gehandeld, op kenbare wijze in aanmerking nemen. Daarbij kan hij betekenis toekennen aan de leeftijd van de vreemdeling ten tijde van de asielaanvraag in Nederland, afgezet tegen de beslistermijn op de asielaanvraag van in beginsel zes maanden en de duur van het onderzoek die als redelijk kan worden aangemerkt. De Afdeling verwijst verder naar wat zij in haar uitspraak van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1532, onder 7, heeft overwogen.

(…)

19. Indien verweerder niet kan vaststellen dat er adequate opvang voor eiser beschikbaar én toegankelijk is (geweest) vanaf de datum van de asielaanvraag, kan verweerder niet zonder meer een terugkeerbesluit uitvaardigen zodra eiser de 18-jarige leeftijd bereikt, maar zal hij moeten beoordelen of aan eiser gedurende zijn minderjarigheid een verblijfsrecht had moeten worden toegekend en of eiser vanaf het bereiken van de meerderjarigheid in aanmerking komt voor (voortgezet) regulier verblijf.

20. De rechtbank zal thans een tussenuitspraak doen om zo in staat te zijn regie te voeren op de handelingen die verweerder zal gaan verrichten en om het tijdsbestek dat hiermee gemoeid zal zijn te kunnen bewaken en beoordelen. De rechtbank zal ook, indien verweerder na zijn te verrichten onderzoek besluit dat eiser kan terugkeren naar Somalië, beoordelen of de door verweerder geduide opvang voldoet aan de eisen aan “adequate opvang” zoals het Hof dat in TQ heeft uitgelegd en deze opvang voor eiser als adequaat valt aan te merken. Verweerder heeft aangegeven op dat hij op uitgebreidere wijze dan dat hij thans reeds heeft gedaan zal beoordelen wat het belang van het kind is in de onderhavige procedure en ook dat zal de rechtbank dan beoordelen.

21. De rechtbank zal verweerder in de gelegenheid stellen om schriftelijk aan te geven welke onderzoekshandelingen hij reeds heeft verricht. Verweerder wordt tevens in de gelegenheid gesteld om aan te geven welke handelingen hij nog gaat verrichten en hoeveel tijd hij verwacht hiervoor nodig te hebben. Verweerder heeft aangegeven om gedurende maximaal één jaar te zullen onderzoeken of adequate opvang voor eiser beschikbaar is in Somalië en als dit binnen één jaar niet kan worden vastgesteld tot vergunningverlening zal worden overgegaan. De rechtbank overweegt dat de beoordeling of verweerder voortvarend genoeg handelt zal plaatsvinden op grond van de concrete feiten en omstandigheden in deze procedure en verweerder dus niet steeds een jaar ter beschikking staat om dit onderzoek te verrichten. De termijn van één jaar die verweerder -kennelijk- als maximale termijn zal hanteren in zogenoemde “TQ-zaken” geeft weliswaar een indicatie over de periode van onzekerheid voor eiser of tot verblijfsaanvaarding zal worden overgegaan, maar is dus geen “blanco cheque” om dat onderzoek ook altijd een jaar te kunnen laten duren. De rechtbank volstaat niet met het vaststellen van een motiveringsgebrek, de vernietiging van het besluit en de gegrondverklaring van het beroep. De rechtbank stelt verweerder in de onderhavige procedure in de gelegenheid om zijn besluit nader te motiveren zoals hiervoor overwogen en geeft verweerder hiervoor een termijn van vier weken.

22. Ieder verdere beslissing wordt aangehouden.

Beslissing

De rechtbank:

stelt verweerder in de gelegenheid binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak informatie te verstrekken over het onderzoek naar adequate opvang en meer in het bijzonder welke onderzoekshandelingen verweerder reeds heeft verricht, welke onderzoekshandelingen verweerder zal gaan verrichten en op welke termijn en hoeveel tijd daarmee concreet gemoeid zal zijn;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M.L. Kousen, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 29 maart 2023.

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak kunnen partijen geen hoger beroep instellen. Hoger beroep is slechts mogelijk tegelijk met het hoger beroep tegen de nog te wijzen einduitspraak.

Zie ook

Oozo.nl
Weten wat er in jouw buurt of straat gebeurt?
FaillissementsDossier.nl
Alle faillissementen en surseances in Nederland
FaillissementsDossier.be
Alle faillissementen en opschortingen in België
ProcedureCollective.fr
Alle faillissementen in Frankrijk
DatIsSlimBedacht.nl
Tips - Ideeën - Slimmigheden
  • Uitspraken.nl is een produkt van Binq Media B.V. - Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum - Kvk nummer 54506158