Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - enkelvoudig vreemdelingenrecht

ECLI:NL:RBDHA:2024:23687

Op 4 July 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is NL24.18613, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2024:23687. De plaats van zitting was 's-Hertogenbosch.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
NL24.18613
Datum uitspraak:
4 July 2024
Datum publicatie:
4 July 2025

Indicatie

Beroep gegrond. Gestelde biseksualiteit, zorgvuldigheidsgebrek in besluitvorming. Eiser was onvoldoende in staat adequaat het asielrelaas naar voren te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.18613

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),

en

de Minister van Asiel en Migratie, daaronder tevens verstaan diens ambtsvoorgangers, verweerder

(gemachtigde: mr. S. van der Steen-Jhinnoe).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (de asielaanvraag). Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 april 2024 (het bestreden besluit) deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).

1.1.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (NL24.18614).

1.2.

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening en de zaak van zijn gestelde partner [naam] (NL24.18615 en NL24.18616), op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gestelde partner van eiser, de gemachtigde van eiser, A. Khabote als tolk en de gemachtigde van verweerder. Verder is de heer [naam] verschenen als toehoorder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

4. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1997. Hij heeft op 25 maart 2024 een asielaanvraag ingediend. Eiser legt aan deze asielaanvraag ten grondslag dat hij erachter is gekomen dat hij biseksueel is. Hij heeft een relatie met [naam] (hierna: [naam]) en woonde doordeweeks samen met hem. Iemand heeft aan zijn familie verteld over de relatie met [naam]. Hij is toen uit huis gezet door zijn ouders en daarom heeft hij met [naam] besloten om samen Tunesië te verlaten.

De relevante elementen en de besluitvorming

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:

identiteit, nationaliteit en herkomst;

biseksualiteit;

problemen vanwege seksuele gerichtheid.

6. Verweerder acht de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst (relevant element 1) geloofwaardig, maar verweerder gelooft niet dat eiser biseksueel is (relevant element 2) en ook niet dat hij door die seksuele gerichtheid problemen heeft ondervonden in Tunesië (relevant element 3).

6.1.

Omdat de relevante elementen 2 en 3 niet geloofwaardig worden geacht, worden deze niet verder getoetst. Het geloofwaardig geachte relevante element 1 is volgens verweerder niet te herleiden tot een van de gronden van het Vluchtelingenverdrag, zodat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van dat verdrag. Evenmin zijn deze relevante elementen te herleiden tot een van de situaties als vermeld in de paragraaf C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), zodat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser komt daarom volgens verweerder niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel.

6.2.

Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst zoals bedoeld in de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn. Uit eisers verklaringen blijkt volgens verweerder niet dat Tunesië voor eiser persoonlijk niet veilig is. Verder heeft verweerder bepaald dat eiser geen verblijfsvergunning regulier en geen uitstel van vertrek om medische redenen krijgt en is aan eiser een vertrektermijn onthouden en een inreisverbod van twee jaar opgelegd.

De beroepsgronden en de beoordeling daarvan door de rechtbank

7. Voor zover eiser in de gronden van beroep verzoekt de zienswijze, de aanvullingen en correcties op het gehoor en de overige stukken als herhaald en ingelast te beschouwen, is de rechtbank van oordeel dat een verwijzing daarnaar onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waar de rechtbank op moet ingaan. De rechtbank richt zich dus alleen op wat eiser in zijn (aanvullend) beroepschrift concreet heeft aangevoerd en zal daar, voor zover van belang, hierna op ingaan.

Tunesië veilig land van herkomst en de behandeling van eisers asielaanvraag in spoor 2

7.1.

Voor zover eiser in beroep heeft gesteld dat Tunesië in zijn algemeenheid niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt is de rechtbank van oordeel dat deze beroepsgrond niet kan slagen. De aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst is voortgezet bij de herbeoordeling van 8 juni 2023. Aan die herbeoordeling zijn gezaghebbende bronnen (zoals stukken van AI, HRW, USDoS en Freedom House) ten grondslag gelegd en is gemotiveerd uiteengezet dat hieruit volgt dat Tunesië (met uitzondering van een aantal groepen) nog steeds kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Verweerder heeft in de bestreden besluiten verwezen naar deze herbeoordeling. Daarmee is de besluitvorming naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. Anders dan eiser stelt, is verweerder niet gehouden alle informatie die ten grondslag ligt aan deze herbeoordeling in de besluitvorming weer te geven. Eiser heeft geen landeninformatie aangedragen op basis waarvan zou kunnen worden geconcludeerd dat Tunesië in zijn algemeenheid niet (langer) kan worden beschouwd als veilig land van herkomst.

7.2.

Eiser stelt dat Tunesië in zijn specifieke geval niet veilig is, omdat hij onder een van de aangewezen uitzonderinggroepen valt, namelijk LHBTI’ers. Volgens eiser volgt uit de brief van de Staatssecretaris van 8 juni 2023, 19637, nr. 3119, dat asielaanvragen van LHBTI’ers in spoor 4 (de algemene asielprocedure) worden behandeld in plaats van in spoor 2 (verkort spoor voor asielzoekers uit veilige landen van herkomst). Eiser is verder van mening dat ook in zijn specifieke geval de asielaanvraag in spoor 4 had moeten worden behandeld. Dit vanwege zijn seksuele geaardheid, de daardoor ondervonden problemen in Tunesië en zijn relatie met [naam], maar ook omdat hij dan meer voorbereidingstijd zou krijgen, meer tijd zou krijgen om bijvoorbeeld steun te vinden bij LHBTI-organisaties en meer tijd zou krijgen om de zeer gecompliceerde begrippen en vraagstellingen te leren begrijpen.

7.3.

Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat er, in het geval van eiser, tijdens het gehoor duidelijk sprake was van een kennelijk ongegronde asielaanvraag en dat daarom niet is gekozen voor een verdere behandeling van de aanvraag in spoor 4.

7.4.

De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat uit de brief van de staatssecretaris blijkt dat asielaanvragen van LHBTI’ers (naar de rechtbank begrijpt:) in zijn algemeenheid en al bij aanvang in spoor 4 worden behandeld. De rechtbank begrijpt de zinssnede uit de brief aldus, dat deze in lijn is bedoeld met werkinstructie 2021/14. In paragraaf 3.4 staat het volgende opgenomen: “Voor landen waarvoor geldt dat het land met uitzondering van bijvoorbeeld LHBTI’ers veilig is, geldt dat zodra duidelijk is dat de seksuele gerichtheid geloofwaardig is, óf indien niet met voldoende zekerheid een oordeel over de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid gegeven kan worden, de zaak wisselt van spoor 2 naar spoor 4.”. In de brief waarnaar eiser verwijst, spreekt de staatssecretaris namelijk ook van LHBTI’ers, wat impliceert dat de geloofwaardigheid van de seksuele gerichtheid min of meer vaststaat.

7.5.

De rechtbank is wel met eiser van oordeel dat er sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek in de besluitvorming. Daartoe wordt het volgende overwogen.

7.5.1.

Uit paragraaf 3.4 van de WI 2021/14 volgt dat de ratio achter het sporenbeleid is om zaken die zich daarvoor lenen, af te doen in het snelle spoor 2 en zaken die zich daar niet voor lenen, door te sturen naar spoor 4. Redenen waardoor zaken zich niet voor spoor 2 lenen kunnen bijvoorbeeld zijn dat de vreemdeling zo kwetsbaar is, dat bij een snelle afdoening de zorgvuldigheid in het gedrang komt.

7.5.2.

De gemachtigde van eiser heeft in de correcties en aanvullingen van 18 april 2024 op het gehoor veilig land van herkomst aan de orde gesteld dat hij eiser niks uitgelegd krijgt. Hij zegt dat hij de concepten seksualiteit, aantrekkingskracht en liefde aan eiser moet uitleggen in kindertaal. De gemachtigde verwijst ook naar het verslag van het gehoor, waaruit blijkt dat ook de IND-ambtenaar dit soort concepten en vragen steeds moet uitleggen. De gemachtigde verwijst ook naar een concreet voorbeeld uit het gehoor, pagina 12: “Ik heb het idee dat we elkaar niet helemaal goed begrijpen. Probeert u goed te luisteren naar de vraag, en deze vraag met ja of nee te beantwoorden. Hebt u op enig moment moeite gehad met het feit dat u gevoelens hebt voor mannen, aangezien u verklaart dat uw omgeving op LHBTI’s neerkijkt?”. Vervolgens legt de gemachtigde uit dat eiser, op de vraag waarom hij het niet begrijpt, zegt dat er geen Tunesische tolk is gebruikt, maar als de gemachtigde het dan in kindertaal uitlegt, eiser het nog steeds niet snapt. De gemachtigde van eiser vermoedt dat er meer aan de hand is in het kunnen verklaren en dat er sprake is van een beperking, al dan niet een cognitieve beperking. Hij heeft verzocht om een advies van een arts of om in ieder geval rekening te houden met dit probleem.

7.5.3.

De rechtbank stelt vast dat verweerder in de besluitvorming, los van de algemene opmerkingen in het voornemen over het referentiekader, niet op de concrete voorbeelden die de gemachtigde van eiser heeft genoemd is ingegaan. Daarnaast ziet ook de rechtbank de bevestiging dat eiser bepaalde begrippen en vragen niet begreep terug in het verslag van het gehoor. Enkele voorbeelden worden hierna weergegeven, waarbij het cursief gedrukte het antwoord van eiser is op de vraag of opmerking van de hoormedewerker:

Pagina 8

Kunt u uw geaardheid benoemen of omschrijven?

Ik begrijp het niet. Wat betekent geaardheid?

Pagina 10 en 11

U verklaart dat er wel sprake is geweest van enige twijfel. Kunt u daarover vertellen?

Ik begrijp je niet.

Opmerking rapporteur: ik leg de strekking van mijn vraag uit.

We hebben er met elkaar over gesproken. Maar ik voelde mij op mijn gemak bij hem. Toen wij verder met elkaar omgingen, begon ik van hem te houden.

U gaat aan de vraag voorbij. U stelt wel over twijfels gesproken te hebben, kunt u iets vertellen over de gesprekken die u voerde over de twijfels die u had?

We hebben over alles gesproken, ook over hoe hij is verkracht.

Ik vraag specifiek naar de gesprekken die u met [naam] voerde over de twijfels die u had.

Er waren geen twijfels. We hebben elkaars nummer gepakt en met elkaar gesproken. Een week later vertelde hij over dat hij was verkracht. Hij heeft mij geraakt door zijn verhaal.

Probeert u goed naar de vraag te luisteren. De vraag ziet op de gesprekken die u voerde met betrekking tot de twijfels die u had over uw gevoelens voor mannen en voor [naam]. Kunt u de inhoud van deze gesprekken vertellen?

Toen hij mij zijn verhaal vertelde, toen boeide het mij niet. ik ben vanuit mijn hart met hem erin gegaan.

Pagina 12

Uw gevoelens voor mannen is dus relatief snel, binnen een week, gevorderd naar wat het nu is. Heeft u op enig moment moeite gehad met deze gevoelens, aangezien u ook hebt verklaard dat uw omgeving neerkeek op LHBTI’s?

De LHBTI’s hebben geen waarde in Tunesië. Met [naam] is het zo dat we met elkaar hebben gesproken en ook telefonisch contact met elkaar hadden. Mijn gevoelens waren alleen maar richting hem.

Daarmee hebt u de vraag niet beantwoord. De vraag is of u op enig moment moeite hebt gehad met het feit dat u gevoelens hebt voor mannen, aangezien u verklaart dat uw omgeving op u neerkijkt?

Ik heb een normale kijk op LHBTI’s, toen ik hem leerde kennen heb ik zijn verhaal gehoord, het raakte mij. Ik ben toen liefdevol naar hem toe geweest. Ik verdiepte mij verder in de situatie van de LHBTI’s.

Ik heb het idee dat we elkaar niet helemaal goed begrijpen. Probeert u goed te luisteren naar de vraag, en deze vraag met ja of nee te beantwoorden. Hebt u op enig moment moeite hebt gehad met het feit dat u gevoelens hebt voor mannen, aangezien u verklaart dat uw omgeving op LHBTI’s neerkijkt?

Ik accepteer het. Alleen Tunesië, het geloof en de maatschappij accepteren het niet. Je kan niet op je gemak leven.

Pagina 20

Wat is de reden dat u zich dan nog wel moslim noemt?

Omdat ik in een moslimland ben geboren. En ik ben moslim met mezelf, in mijn hart. Ik heb nooit iemand iets slechts aangedaan.

Heeft u er dan ook geen mening over, dat homoseksualiteit niet is toegestaan in uw geloof?

Ik begrijp er niks van, ook niet in de algemene zin in de islam. Ik ken de islam omdat wij Arabieren zijn en ons geloof is de islam. Dat is het.

Maar u weet wel dat homoseksualiteit niet is toegestaan, daarvoor hoeft u niet veel te weten van de islam. Heeft u er geen mening over? U noemt zich immers wel moslim. Wat is de reden dat u daar nooit over nagedacht hebt?

Ik heb op school gezeten en ik heb daar meegekregen dat wij Arabieren zijn en dat dat ons geloof is. Meer weet ik niet.

U blijft hetzelfde antwoorden, maar beantwoordt de vraag op deze wijze niet. Het is een hele concrete vraag, wat vindt u ervan dat uw geaardheid niet is toegestaan in uw religie?

Tunesië is een islamitisch land, wij leefden daar. Doordat het verboden is in de islam, kunnen we daar niet leven.

Pagina 22 en 23

Homoseksualiteit is bij wet verboden in uw land. Wat vindt u daarvan?

Ik begrijp de vraag niet. Moet ik mijn mening geven over de mensen?

Nee, niet over de mensen. U was er niet van op de hoogte dat homoseksualiteit bij wet verboden is in uw land. Nu weet u dat wel. Wat vindt u daarvan?

Omdat Tunesië een moslimland is.

Dat begrijp ik. Maar mijn vraag ziet op uw mening. Wat vindt u ervan dat uw geaardheid verboden is in uw land?

Ik ben gewoon voor [naam]. Andere mensen ken ik niet. Omdat over dit soort onderwerpen niet gepraat wordt, het is een taboe bij ons. Ik kan niet iemand anders vinden om daarover te spreken.

Ik denk dat we elkaar niet helemaal begrijpen. Ik ben echt op zoek naar uw mening over het verbod op homoseksualiteit in uw land.

Kunt u de vraag verduidelijken, ik begrijp het niet.

Dat kan ik zeker. Homoseksualiteit is onderdeel van iemands identiteit. Daar is geen verandering in aan te brengen. Toch wordt het bij wet verboden in uw land, wat is gevoel daarbij? Wat doet het met uw dat u en uw geaardheid niet geaccepteerd worden?

Het is verboden, van wat ik voor mezelf voel, wat ik bij mensen voel, dat voel ik bij mezelf. Wat moeten we dan doen met iemand die LHBTI is? Moeten we die dan vermoorden? Dat kunnen we toch niet doen? Het is toch een persoon die god heeft geschapen? Hoe iemand zichzelf ziet, zo moet hij ook een ander zien.

7.5.4.

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, verweerder tijdens het gehoor en ook daarna bij de correcties en aanvullingen er onvoldoende oog voor heeft gehad dat eiser niet in staat was adequaat het asielrelaas naar voren te brengen. Dit volgt uit het voorbeeld dat zijn gemachtigde bij de correcties en aanvullingen naar voren brengt, alsmede uit de vragen en gegeven antwoorden tijdens het gehoor. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat er sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek in de besluitvorming.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.

8.1.

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

8.2.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen behoeft hetgeen eiser voor het overige heeft aangevoerd geen bespreking meer en wordt niet toegekomen aan de vraag of de door eiser op 27 juni 2024 ingediende aanvullende stukken al dan niet in strijd zijn met de goede procesorde.

Beslissing

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit van 23 april 2024;

- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,00.

Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J.M. van de Voort, rechter, in aanwezigheid van

mr. M.C.M. van Dommele, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 4 juli 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.