Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - enkelvoudig vreemdelingenrecht

ECLI:NL:RBDHA:2024:2439

Op 27 February 2024 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is NL23.23136, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2024:2439. De plaats van zitting was Groningen.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
NL23.23136
Datum uitspraak:
27 February 2024
Datum publicatie:
27 February 2024

Indicatie

terugkeerbesluit en oplegging zwaar inreisverbod, 10 jaar, terugkeerbesluit is onverplicht ten overvloede genomen: beroep voorzover daartegen gericht niet-ontvankelijk. Beroep voorzover gericht tegen inreisverbod ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL23.23136

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,

van Bengalese nationaliteit,

V-nummer: [nummer] ,

(gemachtigde: mr. M.M. van Daalhuizen),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het hem uitgevaardigde terugkeerbesluit en oplegging van een (zwaar) inreisverbod voor de duur van tien jaar.

2. Verweerder heeft op 3 februari 2022 een voornemen tot intrekking van eisers verblijfsvergunning onder de beperking ‘studie’ uitgebracht. Daarop heeft eiser niet gereageerd. Verweerder heeft vervolgens bij besluit van 8 maart 2022 de verblijfsvergunning vanaf 1 september 2021 ingetrokken. Dit besluit is tevens een terugkeerbesluit. Eiser dient Nederland en de Europese Unie binnen vier weken te verlaten en moet terugkeren naar Bangladesh. Dit besluit staat in rechte vast.

2.1.

Op 5 augustus 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 maart 2022. Bij besluit van 23 november 2022 is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

3. Verweerder heeft op 13 juli 2023 (bestreden besluit) een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd en een terugkeerbesluit. Tegen dit besluit is het onderhavige beroep ingesteld.

4. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

4.1.

Op 24 november 2023 zijn nadere gronden ingediend.

4.2.

De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen.

Voorgeschiedenis en totstandkoming besluit

5. Op 3 januari 2023 is eiser over het opleggen van een inreisverbod gehoord door de vreemdelingenpolitie.

5.1.

Bij strafvonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer, van 6 juni 2023 is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van een vrouw in haar eigen woning. Dit vonnis is op 21 juni 2023 onherroepelijk geworden.

5.2.

Op 9 juni 2023 heeft de Vreemdelingenpolitie Rotterdam het voorstel gedaan om aan eiser een zwaar inreisverbod op te leggen.

5.3.

Bij het bestreden besluit heeft verweerder jegens eiser een (zwaar) inreisverbod voor de duur van 10 jaren uitgevaardigd vanwege een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving. Verweerder heeft verder aangegeven dat een zwaar inreisverbod wordt opgelegd, omdat eiser een ernstige bedreiging voor de openbare orde vormt. Verweerder heeft geen bijzondere, individuele omstandigheden gezien op grond waarvan de duur van het inreisverbod kan worden verkort. Het aan eiser opgelegde inreisverbod levert geen strijd op met artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft eiser opgedragen terug te keren naar Bangladesh, zoals reeds is vermeld in het terugkeerbesluit van 8 maart 2022 en dat nog steeds geldig is. In het thans bestreden besluit is eiser een vertrektermijn onthouden, nu hij een gevaar voor de openbare orde vormt. Eiser dient de Europese Unie (met uitzondering van Ierland), aangevuld met Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein, onmiddellijk te verlaten. Het bestreden besluit is tevens een besluit tot signalering in het SIS-systeem. De signalering geldt voor 10 jaar.

6. Eiser kan zich blijkens de gronden van beroep niet vinden in het opgelegde inreisverbod. In beroep is gebleken dat eiser op 18 september 2019 een besluit tot strafonderbreking heeft ontvangen voor onbepaalde duur met daaraan de voorwaarde dat eiser niet naar Nederland terugkeert. Eiser heeft Nederland op 10 oktober 2023 verlaten en is teruggekeerd naar Bangladesh.

Overwegingen

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank beoordeelt de oplegging van het zwaar inreisverbod. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

8. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Heeft eiser nog belang bij de beoordeling van het beroep?

9. De rechtbank ziet zich, vanwege het vertrek van eiser uit Nederland, allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep.

9.1.

Niet is gebleken dat eiser na zijn vertrek uit Nederland geen contact meer heeft onderhouden met zijn gemachtigde ten aanzien van onderhavige procedure. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven dat eiser prijs stelt op de beoordeling van het beroep tegen het inreisverbod. Het inreisverbod brengt rechtsgevolgen teweeg vanaf de daadwerkelijke terugkeer naar het land van herkomst of ander derde land, door het eiser te verbieden om gedurende een bepaalde periode na zijn terugkeer het grondgebied van de lidstaten weer te betreden en er opnieuw te verblijven. Dit inreisverbod is van kracht vanaf de datum van vertrek van eiser, gedurende tien jaar. Die periode is nog niet voorbij. De rechtbank neemt daarom procesbelang aan bij de beoordeling van het aan eiser opgelegde inreisverbod. Het beroep is ontvankelijk.

Terugkeerbesluit

10. Eiser verbleef eerder niet rechtmatig in Nederland. Bij besluit van 8 maart 2022 is aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd, waarbij hem is opgedragen om Nederland en de Europese Unie binnen vier weken te verlaten en terug te keren naar Bangladesh. Ten tijde van het bestreden besluit verbleef eiser niet rechtmatig in Nederland en rustte er onverminderd een vertrekverplichting op hem met een vertrektermijn van vier weken. Ten tijde van het bestreden besluit was de vertrektermijn verstreken. Het bij het bestreden besluit opgelegde terugkeerbesluit was onverplicht en ten overvloede genomen en heeft geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven geroepen die al niet eerder waren ontstaan. Er is dus geen sprake van een besluit, zodat het beroep dat hiertegen is ingesteld niet-ontvankelijk is.

Inreisverbod

11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom de persoonlijke gedragingen van eiser een actuele bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormen. Verweerder heeft kunnen betrekken dat eiser een zeer ernstig feit heeft gepleegd. Eiser is namelijk recentelijk, op 6 juni 2023, veroordeeld voor een gewelddadige verkrachting van een vrouw in haar eigen woning. Het misdrijf vond ook recentelijk plaats, namelijk 22 januari 2022. Daarnaast heeft verweerder mogen concluderen dat de oplegging van een zeer langdurige gevangenisstraf, 30 maanden, een opgelegd contactverbod met het slachtoffer en een te betalen schadevergoeding van ruim 9000 euro de ernst van het feit onderstreept. Daarbij heeft verweerder, anders dan eiser op dit punt betoogt, ook van belang mogen vinden dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij verantwoordelijkheid neemt voor het door hem gepleegde misdrijf. Dat eiser in detentie voorbeeldig gedrag heeft vertoond, is positief, maar verweerder heeft niet ten onrechte weinig waarde toegekend aan de overgelegde verklaringen van de penitentiaire inrichtingen nu het immers gedrag in detentie was en niet in de samenleving (Voetnoot 1).

11.1.

Verweerder heeft eveneens deugdelijk gemotiveerd in de door eiser aangevoerde persoonlijke feiten en omstandigheden (verstoting door zijn moeder in Bangladesh, afsluiting lening in Bangladesh voor de reis naar Nederland en om studie hier te kunnen bekostigen, geen sociaal netwerk meer hebben in Bangladesh, in de toekomst een studie willen volgen in Noorwegen) geen redenen te zien om af te zien van het opleggen van een inreisverbod. De beroepsgronden slagen niet.

11.2.

Gelet op het voorgaande heeft verweerder een inreisverbod kunnen opleggen. Daarom ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om de SIS-signalering voor onjuist te houden. (Voetnoot 2)

8 EVRM

12. Eiser voert in beroep aan dat hij door het inreisverbod zijn broer in Italië niet meer kan bezoeken en dat dit een onevenredig gevolg van het besluit is.

12.1.

Ook deze beroepsgrond kan niet slagen. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen en voldoende gemotiveerd dat het bestreden besluit geen strijd oplevert met artikel 8 van het EVRM nu van een beschermenswaardig familie- en of privéleven niet is gebleken.

13. Het beroep is ongegrond voor zover gericht tegen het inreisverbod.

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Beslissing

De rechtbank:

-verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het terugkeerbesluit, niet-ontvankelijk;

-verklaart het beroep voor zover gericht tegen het inreisverbod, ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoot

Voetnoot 1

Vergelijk uitspraak van de Afdeling van 18 mei 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1328: gedragingen van een vreemdeling na veroordeling komt nauwelijks betekenis toe, aangezien deze louter gerelateerd kunnen worden aan verblijf in detentie.

Voetnoot 2

Zie artikel 66a, derde lid, van de Vw.