Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - enkelvoudig vreemdelingenrecht

ECLI:NL:RBDHA:2025:11183

Op 6 June 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is NL25.7754, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:11183. De plaats van zitting was Utrecht.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
NL25.7754
Datum uitspraak:
6 June 2025
Datum publicatie:
26 June 2025

Indicatie

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verblijfsvergunning asiel, toepassing Syrië besluitmoratorium, opschorting beslistermijn, WBV 2023/3, verstrijken 21 maanden-termijn, ingebrekestelling prematuur, beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.7754

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. D. Aygur),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiser ontvankelijk?

3. Eiser komt uit Syrië. Eiser heeft op 23 oktober 2023 zijn aanvraag ingediend. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 De minister heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/34 met negen maanden verlengd. Eiser heeft de minister op 31 januari 2025 in gebreke gesteld. Dat is hoe dan ook tijdig geweest, ongeacht de vraag over de rechtmatigheid van WBV 2023/3.5 Door het uitblijven van een beslissing heeft eiser op 8 februari 2025 beroep ingesteld.

1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.

3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

4 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.

5 Zie ECLI:EU:C:2025:326.

4. Met ingang van 14 december 2024 geldt voor Syrië een besluit- en vertrekmoratorium voor de duur van zes maanden.6 Gedurende de tijd dat dit moratorium van kracht is, beslist de minister niet op de asielaanvragen van vreemdelingen met de Syrische nationaliteit. Op grond van artikel 2 van de het Besluit tot instelling van het besluitmoratorium wordt de beslistermijn voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen verlengd tot ten hoogste 21 maanden.7

5. De rechtbank stelt vast dat het besluitmoratorium van kracht was ten tijde van de door eiser ingediende ingebrekestelling. De termijn om te beslissen op de aanvraag was daarom nog niet verstreken toen eiser de ingebrekestelling indiende bij de minister. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding nu het beroep niet- ontvankelijk is.

Beslissing

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van D.C. van de Mortel, griffier.

6 Staatscourant van 13 december 2024, nr. 41538.

7 Artikel 43, eerste lid, van de Vw

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

06 juni 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.