Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - enkelvoudig vreemdelingenrecht

ECLI:NL:RBDHA:2025:11758

Op 3 July 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is NL24.27834, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:11758. De plaats van zitting was Middelburg.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
NL24.27834
Datum uitspraak:
3 July 2025
Datum publicatie:
4 July 2025

Indicatie

Inwilligend asielbesluit – leeftijdsregistratie – onvoldoende gemotiveerd – aanvullend besluit – gebrek hersteld – beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.27834

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,

(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),

en

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovács).

Inleiding

1. Eiser heeft op 10 juli 2024 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 20 juni 2024 deze aanvraag ingewilligd. In het bestreden besluit is verweerder uitgegaan van de geboortedatum [datum 2] 2005. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, omdat hij het niet eens is met de daarin genoemde geboortedatum.

1.1.

De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigden van partijen.

Overwegingen

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond

2. Eiser heeft bij aankomst in Nederland gesteld dat hij minderjarig is en is geboren op [datum 1] 2008. De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (hierna: AVIM) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) hebben allebei afzonderlijk een leeftijdsschouw verricht. De conclusie van de AVIM was dat eiser evident meerderjarig is; de conclusie van de IND was dat er twijfel bestaat over de door eiser opgegeven leeftijd. Vervolgens heeft verweerder informatie opgevraagd bij de Griekse autoriteiten. In Griekenland heeft eiser eerder verbleven en daar is hij geregistreerd met de geboortedatum [datum 2] 2005. Deze geboortedatum is geregistreerd op basis van de eigen verklaring van eiser.

3. In het bestreden besluit van 20 juni 2024 is verweerder uitgegaan van de geboortedatum van [datum 2] 2005. Nadat eiser daartegen op 10 juli 2024 beroep had ingesteld, heeft verweerder bij aanvullend besluit van 19 september 2024 gemotiveerd waarom hij is uitgegaan van de geboortedatum [datum 2] 2005. Daarin is verweerder ingegaan op de door eiser overgelegde documenten. Eiser heeft een individueel uittreksel en een uittreksel uit het familieregister, afgegeven op 17 augustus 2023, overgelegd. Deze documenten ziet verweerder niet als identificerend, omdat de documenten geen identificeerbare gegevens zoals een pasfoto bevatten. Verweerder wijst verder op het Algemeen Ambtsbericht Syrië van juni 2021 en 2022, waaruit blijkt dat in Syrië verschillende vormen van documentfraude voorkomen en documenten door omkoping of met smeergeld verkregen kunnen worden. Omdat de documenten niet door eiser in persoon zijn aangevraagd en verkregen, het brondocument (een origineel familieboekje) ontbreekt en de documenten pas zijn afgegeven nadat eiser Nederland is ingereisd, hebben de documenten onvoldoende bewijswaarde als indicatief document.

3.1.

Op 29 oktober 2024 heeft eiser aanvullende documenten ingediend: een uittreksel uit het geboorteregister, een origineel familieboekje, een individueel uittreksel uit het bevolkingsregister en een aanvraagformulier voor een identiteitskaart. Bureau Documenten heeft de documenten onderzocht en echt bevonden. Over de opmaak, afgifte en inhoud van de stukken kon Bureau Documenten geen uitspraak doen. De documenten zijn niet in persoon aangevraagd en verkregen, er zijn geen brondocumenten en de documenten zijn pas afgegeven nadat eiser naar Nederland is gereisd. In zijn verweerschrift concludeert verweerder dat aan de documenten onvoldoende identificerende en indicatieve bewijswaarde kan worden gehecht. Daarbij wijst verweerder op eisers tegenstrijdige en inconsistente verklaringen. Zo verklaart eiser tijdens het politiegehoor eerst dat hij 16 jaar is, maar even later zegt hij 15 jaar. In het nader gehoor verklaart eiser dat hij in 2022 is gestopt met school en zeven jaar op school heeft gezeten, waarvan hij één jaar is blijven zitten. Die verklaring is niet te rijmen met zijn verklaring dat hij in de achtste klas heeft gezeten. Verder verklaart eiser dat hij in 2021 gevangen is genomen en dat hij toen 16 jaar oud was. Als hij zou zijn geboren in 2008, was hij op dat moment 13 jaar geweest.

3.2.

Vanwege de uitspraken van de Afdeling (Voetnoot 1) van 9 oktober 2024 (Voetnoot 2) heeft verweerder in zijn verweerschrift een aanvullende motivering gegeven. Daarbij wijst verweerder op de door eiser in Griekenland opgegeven geboortedatum. Eisers verklaring dat hij een meerderjarige geboortedatum heeft opgegeven om niet te worden opgenomen in de Griekse asielprocedure, is niet afdoende. Gelet op eisers verklaring in Griekenland over zijn geboortedatum, in samenhang met alle feiten en omstandigheden, concludeert verweerder dat voldoende is gemotiveerd waarom de door eiser gestelde geboortedatum niet kan worden overgenomen.

4. Eiser stelt zich ten eerste op het standpunt dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom verweerder de door eiser zelf genoemde geboortedatum niet volgt. Ten tweede stelt eiser dat de door eiser overgelegde documenten echt zijn bevonden en dat dit moet leiden tot aanpassing van de geboortedatum. De documenten zijn op correcte wijze verkregen. Gelet op de situatie in Syrië bevindt eiser zich in een onmogelijke bewijspositie. Tot slot meent eiser dat, als verweerder meent dat de documenten niet voldoende zijn, een leeftijdsonderzoek op zijn plaats is.

Procesbelang

5. De rechtbank beoordeelt eerst of eiser procesbelang heeft bij het door hem ingestelde beroep, omdat zijn asielaanvraag is ingewilligd. Er bestaat procesbelang bij betwisting van persoonsgegevens en daarmee ook bij betwisting van de geboortedatum. Uit een uitspraak van de Afdeling van 17 september 2003 (Voetnoot 3) volgt namelijk dat een betrokken vreemdeling alleen daadwerkelijk over een verblijfsvergunning beschikt, als deze is verleend op basis van de juiste persoonsgegevens. Dit vindt ook steun in de rechtspraak van de Afdeling dat de beoordeling van de redenen voor asielbescherming alleen kan plaatsvinden tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling. (Voetnoot 4) Daarnaast kan eisers leeftijd van belang zijn bij een eventueel toekomstig verzoek om nareis van familieleden. De conclusie is dan ook dat eiser een procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Het beroep is ontvankelijk. De rechtbank gaat daarom over tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.

Motiveringsgebrek

6. Uit artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit inderdaad niet is gemotiveerd. Derhalve bevat het besluit een motiveringsgebrek. Nadien heeft verweerder wel een motivering gegeven. De rechtbank beoordeelt hierna of verweerder met de aanvullende motivering tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.

Mocht verweerder uitgaan van de door eiser in Griekenland opgegeven geboortedatum?

7. De Afdeling heeft in de hiervoor genoemde uitspraken van 9 oktober 2024 geoordeeld dat het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de EU-lidstaten in het Unierecht van fundamenteel belang is, maar dat het niet van toepassing is als verweerder bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling de leeftijdsregistratie in een andere EU-lidstaat betrekt. Verweerder mag dus niet zonder meer uitgaan van de juistheid van de geregistreerde leeftijd van eiser in Griekenland. Dit betekent niet dat geen gewicht toekomt aan een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling. De leeftijd van een vreemdeling zal moeten worden beoordeeld met toepassing van het nationale bestuursrechtelijke bewijsrecht, met inachtneming van wat daarover aanvullend in het Unierecht is bepaald. Daarbij zal verweerder steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren welk gewicht hij aan een bepaalde registratie toekent en waarom. Ook zal hij zo mogelijk moeten toelichten waarop de leeftijdsregistratie is gebaseerd. Als aan een leeftijdsregistratie alleen een eigen verklaring van een vreemdeling ten grondslag ligt, dan zal verweerder zich moeten laten informeren over de omstandigheden waaronder deze verklaring is afgelegd. De vreemdeling zal een plausibele verklaring moeten geven voor deze afwijkende verklaring, omdat deze in beginsel afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn andere verklaringen. Verweerder zal steeds alle feiten en omstandigheden moeten meewegen bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling die stelt minderjarig te zijn.

7.1.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de aanvullende motivering voldoende heeft gemotiveerd waarom hij uitgaat van de in Griekenland opgegeven geboortedatum. Uit het onderzoek bij de Griekse autoriteiten bleek dat de registratie is gebaseerd op de eigen verklaring van eiser. Verweerder heeft deze registratie mogen betrekken en kunnen stellen dat die afbreuk doet aan de gestelde minderjarigheid van eiser. Verweerder heeft de stelling van eiser, dat hij een meerderjarige geboortedatum heeft opgegeven omdat hij niet in de Griekse asielprocedure opgenomen wilde worden, onvoldoende mogen vinden. Daarbij spelen de meerdere tegenstrijdige en inconsistente verklaringen een belangrijke rol. Eiser is erop gewezen dat de door hem genoemde leeftijd tijdens zijn gevangenschap niet rijmt met de door hem opgegeven geboortedatum. Hij had hiervoor echter geen verklaring. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat de door eiser overgelegde documenten niet als identificerende documenten kunnen worden gezien. Hoewel de documenten echt zijn bevonden, kon niet worden vastgesteld of de documenten inhoudelijk juist zijn en kon geen uitspraak worden gedaan over de opmaak en afgifte van de documenten. Verweerder heeft daarbij terecht meegewogen dat eiser de documenten niet zelf heeft aangevraagd en de documenten pas zijn opgemaakt toen eiser al in Nederland was.

7.2.

Verweerder heeft alle feiten en omstandigheden meegewogen bij het beoordelen van de door eiser gestelde geboortedatum en kon tot de conclusie komen dat terecht is uitgegaan van de geboortedatum van [datum 2] 2005. Verweerder heeft daarom geen nader leeftijdsonderzoek hoeven verrichten.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Daarbij concludeert de rechtbank dat het bestreden besluit pas na instellen van beroep met het aanvullende besluit goed is gemotiveerd. Omdat verweerder het motiveringsgebrek heeft hersteld, zal de rechtbank aan dit gebrek voorbij gaan met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat artikel regelt dat een besluit, ondanks schending van een rechtsregel, in stand kan worden gelaten als iemand niet is benadeeld. Vanwege het gebrek ziet de rechtbank wel aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoot

Voetnoot 1

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoot 2

ECLI:NL:RVS:2024:3992 en ECLI:NL:RVS:2024:4086.

Voetnoot 3

ECLI:NL:RVS:2003:AL3294.

Voetnoot 4

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.