Procesverloop
Procesverloop
1.2.
Eiser heeft op 22 januari 2020 een asielaanvraag ingediend. Hij stelt van Egyptische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1969.
1.3.
Op 15 juli 2021 is het asielverzoek afgewezen. Deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 22 maart 2023 het beroep van eiser hiertegen gegrond verklaard en de minister opdracht gegeven om een nieuw besluit te nemen.2
1.4.
De minister heeft ter uitvoering van voornoemde uitspraak eiser aanvullend gehoord. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 november 2024 de aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.5.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1. Vreemdelingenwet 2000.
2 Zaaknummer NL21.12943 (niet gepubliceerd).
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Eiser was niet aanwezig.
Beoordeling door de rechtbank
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser praktiseerde de islam, totdat hij naar de kerk ging. Eiser heeft interesse in het christendom. Eiser heeft Egypte verlaten vanwege de dreigementen van islamitische salafisten en de Moslim Broederschap nadat een lid van deze groepering hem heeft gezien bij het verlaten van de kerk. Nadat zij op de hoogte waren van zijn leefwijze, is eiser door hen aangevallen. Eiser vreest dat hij gedood zal worden door hen, omdat zij hem als afvallige zien. De familie van eiser is er ook achter gekomen dat hij geïnteresseerd is in het christendom. Eiser is hiervoor met de dood bedreigd door zijn broers. Ook heeft eiser in de kerk een incident met de veiligheidsdiensten gehad, toen hij te vroeg in een kerk aanwezig was.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
De geloofsovertuiging van eiser en de daaropvolgende problemen die hij heeft ondervonden met zijn familie, de salafisten/leden van het Moslimbroederschap en de bewakers van een kerk.
3.1.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser zijn deels geloofwaardig bevonden, het tweede asielmotief is niet geloofwaardig bevonden.
3.2.
Ten aanzien van de identiteit heeft de minister onder andere tegengeworpen dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.3 Hij heeft wisselende verklaringen afgelegd over zowel zijn identiteitskaart als zijn paspoort. Ook heeft eiser verschillende aliassen gebruikt.
3.3.
Ten aanzien van de geloofsovertuiging en de gestelde problemen, heeft de minister onder andere aan eiser tegengeworpen dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.4 Hierbij heeft de minister onder andere gewezen op tegenstrijdige verklaring van eiser over zijn geloofsovertuiging. Ook heeft de minister tegengeworpen dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment waarop hij zichzelf als een christen zag en zijn moment van bekering. Ook is eiser wisselend in zijn verklaringen over het moment waarop zijn interesse in het christendom begon. Verder heeft eiser volgens de minister geen inzicht gegeven in zijn motieven voor zijn interesse en het proces van interesse in het christendom. Daarbij komt dat eiser weinig kennis had van het christendom voordat hij zichzelf als christen zag danwel bekeerd is tot het christendom. De verklaringen van eiser hierover zijn algemeen en oppervlakkig. Daarnaast rijmen de verklaringen van eiser dat hij niet naar de kerk gaat niet met zijn verklaringen dat hij zich wil verdiepen in het christendom.
3 artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw.
4 Idem.
Geloofwaardigheidsbeoordeling volgens WI 2024/6
4. Eiser voert aan dat de toepassing van de werkinstructie (WI) 2024/6 leidt tot een volledig andere geloofwaardigheidsoordeel dan de eerdere besluitvorming. Volgens eiser moet daarom de eerdere WI ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling, WI 2014/10, op hem van toepassing zijn. Ook is de geloofwaardigheidsbeoordeling volgens WI 2024/6 niet voldoende. Eiser verwijst hierbij naar de verwijzingsuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 7 januari 2025.5 Dat eiser tweemaal is gehoord voor het bestreden besluit, rechtvaardigt niet dat zijn aanvraag op deze andere wijze wordt benaderd. Hier geven de gehoren ook geen aanleiding toe.
5. De rechtbank overweegt dat als algemeen uitgangspunt geldt dat bij het nemen van een besluit het recht wordt toegepast zoals dat op dat moment geldt. Dit geldt ook voor beleidsregels; alleen in het geval van bijzondere omstandigheden kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Een dergelijke bijzondere omstandigheid doet zich hier niet voor. Overeenkomstig de WI 2024/6 heeft de minister de problemen die op elkaar doorwerken of met elkaar samenhangen als één asielmotief aangemerkt. Eiser is hierdoor niet benadeeld. De minister heeft alle door eiser in zijn asielverhaal naar voren gebrachte asiel gerelateerde problemen besproken en op geloofwaardigheid beoordeeld. Niet valt in te zien dat een beoordeling van het asielrelaas met toepassing van WI 2014/10 tot een andere uitkomst had geleid. Eiser heeft hieraan ook geen nadere motivering ten grondslag gelegd. De verwijzing naar de gestelde prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 7 januari 2025, is daartoe onvoldoende en geeft de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. De beroepsgrond slaagt niet.
Medische problematiek
6. Eiser voert aan dat hij psychische klachten heeft, waardoor hij moeite heeft om zijn verhaal te doen. Hier heeft de gemachtigde van eiser ook meerdere keren op gewezen. Dat rekening is gehouden met zijn klachten tijdens het horen, is hiertoe onvoldoende. De klachten hebben ook invloed op zijn mogelijkheid om zijn asielrelaas te verwoorden. Eerder nam de minister aan dat eiser voldoende oprechte inspanningen heeft gedaan om zijn aanvraag te staven. Ook heeft de minister eerder geconstateerd dat hij problemen heeft met verklaren. De minister heeft onvoldoende onderbouwd waarom zijn psychische klachten anders worden benaderd dan de eerdere besluitvorming, gelet op WI 2024/9.
7. De rechtbank stelt vast dat de minister de klachten van eiser heeft meewogen in de besluitvorming. Uit het meest recente medisch advies van 30 januari 2024 blijkt dat eiser last kan krijgen van pijn op de borst bij inspanning en oplopende spanning, dat eiser hartkloppingen en een benauwend en beklemmend gevoel kan krijgen bij spanning en dat eiser heeft aangegeven dat hij last heeft van hoofdpijnklachten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is aangetoond dat eiser medische problemen heeft waaruit blijkt dat hij niet consistent zou kunnen verklaren. Dat de minister in de vorige besluitvorming de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser in het midden heeft gelaten, mede doordat er discussie bestond over de gesteldheid van eiser, maakt – anders dan eiser stelt – niet dat de minister hiermee heeft geconstateerd dat hij niet consistent kan verklaren. De minister heeft er in de besluitvorming steeds op gewezen dat er geen medische onderbouwing is voor het niet (consistent) kunnen verklaren. De rechtbank kan eiser daarom niet volgen dat de minister bij zijn eerdere besluitvorming ten
5 ECLI:NL:RBDHA:2025:136.
aanzien van zijn medische toestand een andere benadering heeft gevolgd dan bij het bestreden besluit. Niet in geschil is dat bij het gehoor met de medische problemen van eiser rekening is gehouden. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser heeft verschillende aliassen opgegeven, waardoor onduidelijkheid bestaat wat zijn naam is. Het betreft de volgende namen: [alias1] , [alias2] , [alias3] en [alias4] . Het belang van het juist vaststellen van een naam en daarmee van iemands identiteit is groot. Ook al zou hier sprake zijn van verbasteringen van de naam van eiser, blijft overeind staan dat eiser onder vier verschillende namen is geregistreerd en is het dus ook de vraag welke naam de juiste naam is van eiser. De minister kon daarom belang hechten aan de opgave van deze namen voor de vraag of de identiteit geloofwaardig is.
8.1
Eiser heeft ook geen documenten overgelegd waaruit zijn identiteit blijkt. Over het hebben van documenten heeft hij verder tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Zo heeft eiser in het aanmeldgehoor verklaard dat hij nooit in het bezit is geweest van een paspoort of een identiteitskaart en dat hij deze ook nooit heeft aangevraagd. 6 In het verificatiegehoor geeft eiser aan dat hij wel in het bezit is geweest van een identiteitskaart en een paspoort, maar dat hij zijn paspoort is verloren in Libië en dat zijn identiteitskaart in Egypte ligt. 7 Ook dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen die eiser omtrent zijn identiteit heeft afgelegd.
8.2.
De omstandigheid dat de minister eerder de identiteit van eiser wel geloofwaardig heeft geacht, betekent niet dat de minister daar nu niet een ander standpunt over mag innemen. De rechtbank heeft het eerdere besluit vernietigd en de minister heeft de asielaanvraag opnieuw beoordeeld. De minister mag daarbij terugkomen op een eerder ingenomen standpunt. Wel dient dit nader ingenomen standpunt te zijn gebaseerd op een voldoende motivering. Onder verwijzing naar het voorgaande is de rechtbank van oordeel het besluit berust op een voldoende motivering.
Geloofsovertuiging
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over zijn geloofsovertuiging. In eerdere gehoren heeft eiser aangegeven dat hij moslim is en heeft hij aangegeven dat hij praktiserend is en dat hij in Egypte naar de moskee ging.8 De rechtbank kan eiser niet volgen in het standpunt dat de minister dit niet aan eiser heeft mogen tegenwerpen en verwijst hiervoor naar de door de minister pagina 7 van het voornemen en bestreden besluit gegeven motivering. Dat eiser zich nog geen christen mocht noemen omdat hij nog niet gedoopt is, verklaart niet dat eiser stelt praktiserend moslim te zijn. Dat deze verklaring onder meer in de Dublinprocedure is afgelegd, betekent niet dat hieraan geen waarde toegekend mag worden. Bovendien heeft eiser hierover meerdere verklaringen afgelegd.
10. Over het proces van bekering heeft eiser in het eerste aanvullende gehoor aangegeven dat hij naar de kerk is geweest en dat hij zich direct als christen zag. In het
6 Aanmeldgehoor, pagina 4.
7 Verificatiegehoor, pagina 3.
8 Dublingehoor, p. 3 en aanmeldgehoor, p. 4.
derde aanvullende gehoor geeft eiser aan dat hij niet is bekeerd tot het christendom, maar dat hij zoekende is en hij zich nog niet goed heeft verdiept om daadwerkelijk te bekeren. Verderop in het gehoor zegt eiser dat hij wel christen is geworden en dat hij Jezus in zijn hart heeft gezien. Daarna geeft eiser aan dat hij geen christen is, maar enkel zoekende is.9 De rechtbank volgt het standpunt van de minister in het bestreden besluit dat eiser meerdere malen tegenstrijdig heeft verklaard. De uitleg van eiser dat hij nog geen christen is omdat hij nog niet is gedoopt, verklaart niet bovenvermelde tegenstrijdige verklaringen waarin hij nu juist wel in eerste instantie naar voren heeft gebracht christen te zijn. Dat hij zoekend is, heeft ook een andere betekenis dan dat hij nog niet is gedoopt. Voor deze tegenstrijdige verklaringen heeft eiser geen afdoende verklaring gegeven en deze verklaringen doen afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over zijn geloofsovertuiging. Dat de minister het asielrelaas niet goed zou hebben gelezen en slechts selectief zou hebben verwezen, kan de rechtbank niet volgen nu eiser ook niet heeft aangegeven welke onderdelen van het asielverhaal niet zou zijn meegenomen.
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister ook bij zijn beoordeling mogen betrekken dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment dat zijn interesse in het christendom begon. Tijdens zijn eerste aanvullend gehoor verklaart eiser dat hij vijftien of zeventien jaar geleden interesse kreeg in het christendom.10 In zijn tweede aanvullend gehoor verklaart hij dat hij in 2017 is vertrokken en dat hij twee maanden daarvoor geïnteresseerd is geraakt in het christendom.11 Bij bevraging naar deze wisselende verklaringen geeft eiser aan dat hij niet snapt waarom hij niet duidelijk is en dat hij altijd heeft gezegd dat hij in 2017 is weggegaan en dat alles zich in de maanden daarvoor afspeelde. Ten aanzien van de stelling van eiser dat hij moeite heeft met data vanwege zijn medische problematiek, heeft de minister het standpunt mogen innemen dat eiser dit niet met medische stukken heeft onderbouwd. Daarbij komt dat er minstens tien jaar tijdsverschil zit in zijn verklaringen over het moment waarop eiser voor het eerst interesse kreeg in het christendom.
12. Ten aanzien van de aanval van de salafisten/leden van de Moslimbroederschap oordeelt de rechtbank als volgt. Tijdens het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij twee keer is aangevallen12, terwijl hij in het tweede aanvullend gehoor verklaart dat hij één keer is aangevallen.13 Gevraagd naar deze wisselende verklaring, verklaart eiser dat hij zich herinnert over één aanval te hebben gesproken en dat het al lang geleden is.14 Daarbij heeft eiser ook in het nader gehoor verklaard dat tijdens een aanval is geprobeerd om eiser neer te steken15, terwijl in het aanvullend gehoor eiser verklaart dat is geprobeerd om hem te wurgen.16 Deze verklaringen van eiser heeft de minister terecht aangemerkt als tegenstrijdig. Ten aanzien van de verklaringen van eiser over zijn gestelde problemen met zijn familie, oordeelt te rechtbank als volgt. Eiser heeft in het aanmeldgehoor verklaard dat zijn moeder en twee broers zijn overleden.17 Eiser heeft later verklaard dat zijn broers hem met de dood
9 Derde aanvullend gehoor, p. 5, 6 en 7.
10 Eerste aanvullend gehoor, p. 8
11 Tweede aanvullend gehoor, p. 9.
12 Nader gehoor, p. 4.
13 Tweede aanvullend gehoor, p. 12.
14 Tweede aanvullend gehoor, p. 19.
15 Nader gehoor, p. 4.
16 Eerste aanvullend gehoor, p. 14.
17 Aanmeldgehoor, p. 10.
hebben bedreigd. Eiser geeft over deze wisselende verklaring aan dat hij gewoon maar wat heeft geroepen bij het eerdere gehoor.18 De in beroep naar voren gebrachte verklaring dat hij uit frustratie en dus met een reden heeft meegedeeld dat zij zijn overleden, wijkt daar weer vanaf. De minister heeft deze verklaringen van eiser terecht aangemerkt als tegenstrijdig.
13. Verder heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn activiteiten in Nederland niet rijmen met zijn verklaringen dat hij zich wil verdiepen in het christendom. Eiser heeft verklaard dat hij nu vier jaar in Nederland is en dat zijn laatste kerkbezoek inmiddels drie jaar geleden is geweest.19 Eiser geeft hierover aan dat hij eerst de taal wil leren en een verblijfsvergunning wil regelen, waarna hij de activiteiten in de kerk weer wil oppakken.20 Eiser heeft verder niet verklaard over een andere manier om zich in het christendom te verdiepen. De minister heeft het vorenstaande ook ten grondslag mogen leggen aan zijn conclusie dat het niet geloofwaardig is dat eiser is bekeerd tot het christendom.
Tussenconclusie
14. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiser niet samenhangend en aannemelijk heeft verklaard over zowel zijn identiteit als over zijn geloofsovertuiging. Hiermee voldoet eiser niet aan de voorwaarde zoals is neergelegd in artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw. Omdat vorenstaande overwegingen voldoende basis bieden voor de vaststelling dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen, behoeven de overige beroepsgronden die zijn gericht tegen de andere tegengeworpen voorwaarden geen bespreking meer.
Conclusie en gevolgen
15. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de asielaanvraag van eiser terecht is afgewezen als ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
18 Eerste aanvullend gehoor, p. 13.
19 Derde aanvullend gehoor, p. 7.
20 Derde aanvullend gehoor, p. 8.