Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - enkelvoudig vreemdelingenrecht

ECLI:NL:RBDHA:2025:8603

Op 14 May 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is NL25.4183, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:8603. De plaats van zitting was Middelburg.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
NL25.4183
Datum uitspraak:
14 May 2025
Datum publicatie:
16 May 2025

Indicatie

Niet tijdig beslissen; asiel; beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.4183

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. F.H. Gart),

en

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.

Overwegingen

Overwegingen

Voor het wettelijk kader en de aan het beroep ten grondslag liggende overwegingen verwijst de rechtbank naar de aan deze uitspraak gehechte bijlage.

Is de beslistermijn overschreden?

(X) Ja( ) Nee

Is er een correcte ingebrekestelling en is het beroep meer dan twee weken later ingesteld?

(X) Ja( ) Nee

Is het beroep gegrond?

( ) NeeHet beroep is kennelijk niet-ontvankelijk omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. (X) Ja

Binnen welke termijn moet verweerder alsnog een besluit nemen?

(X) Er is sprake van bijzondere omstandigheden, de uiterste termijn van 21 maanden zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn is overschreden. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder op te dragen zo snel mogelijk op de asielaanvraag te beslissen, maar uiterlijk twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak.

Is er aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen?

(X) Ja( ) Nee

Hoe hoog is de rechterlijke dwangsom als verweerder niet binnen deze termijn beslist? (X) € 100 per dag met een maximum van € 15.000.( ) € 200 per dag met een maximum van € 15.000.

Is er aanleiding om proceskosten vast te stellen?

(X) Ja( ) Nee

Hoe hoog zijn de te vergoeden proceskosten? De volgende proceskosten worden toegekend:

(X) 1 punt voor het indienen van het beroepschrift( ) 1 punt voor de nadere reactie(s)

( ) 0,5 punt voor een nadere reactiemet een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 0,5.

Beslissing

Beslissing

De rechtbank:

(X) verklaart het beroep gegrond;

(X) draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;

(X) bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;

(X) veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.

Deze uitspraak is gedaan op 14 mei 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Gasi, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Bijlage

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. (Voetnoot 1)

Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. (Voetnoot 2) Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. (Voetnoot 3)

Als niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een beroep tegen niet tijdig beslissen, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.

Voor zover de ingebrekestelling voor de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken is ingediend geldt de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, waarmee de wetgever de bestuurlijke dwangsom heeft afgeschaft in asielzaken. Dit is niet in strijd met het Unierecht. (Voetnoot 4) Indien de ingebrekestelling is ingediend op of na 15 april 2025 is op grond van artikel 71b van de Vreemdelingenwet 2000 geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd.

Als verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit in beginsel doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. (Voetnoot 5) Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. (Voetnoot 6)

De rechtbank bepaalt dat verweerder bij het overschrijden van de door de rechtbank vastgestelde termijn een dwangsom verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden. (Voetnoot 7)Dit is de rechterlijke dwangsom.

Als eiser is bijgestaan door een rechtsbijstandverlener, stelt de rechtbank een vergoeding vast van zijn kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. (Voetnoot 8) De zaak is van licht gewicht als het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en/of een dwangsom is verbeurd.

De rechtbank legt een hogere rechterlijke dwangsom op als verweerder niet heeft beslist binnen de termijn die de rechtbank heeft bepaald in een eerdere rechterlijke uitspraak. Indien de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom nog niet is volgelopen, bepaalt de rechtbank dat verweerder de aan de onderhavige uitspraak verbonden rechterlijke dwangsom verbeurt met ingang van de dag nadat de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom is volgelopen.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoot

Voetnoot 1

Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Voetnoot 2

Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.

Voetnoot 3

Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Voetnoot 4

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352.

Voetnoot 5

Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.

Voetnoot 6

Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.

Voetnoot 7

Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.

Voetnoot 8

Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.