Rechtbank Den Haag, vereenvoudigde behandeling vreemdelingenrecht

ECLI:NL:RBDHA:2025:19043

Op 17 October 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een vereenvoudigde behandeling procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is NL25.29461, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:19043. De plaats van zitting was Groningen.

Soort procedure:
Instantie:
Zaaknummer(s):
NL25.29461
Datum uitspraak:
17 October 2025
Datum publicatie:
17 October 2025

Indicatie

bnt n-o, asiel

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.29461

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. H. Limonard),

en

de minister van Asiel en Migratie.
Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 13 september 2023.

1.1.

De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of partijen het daarmee eens zijn. Partijen hebben daarna niet om een zitting gevraagd. De rechtbank heeft het beroep daarom niet op zitting behandeld en sluit hierbij het onderzoek. (Voetnoot 1)

Overwegingen

Beoordeling door de rechtbank

2. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na het ontvangen van de aanvraag beslissen. De minister heeft deze termijn met negen maanden verlengd. (Voetnoot 2) Eiser heeft de minister bij brief van 12 juni 2025 in gebreke gesteld en vervolgens op 3 juli 2025 zijn beroep ingediend. (Voetnoot 3)3. Met het besluit van 11 december 2024, in werking getreden op 14 december 2024, heeft de minister een Besluit- en Vertrekmoratorium (Voetnoot 4)(BVM) ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië. Met het BVM voor vreemdelingen uit Syrië heeft de minister de beslistermijn voor lopende asielaanvragen verlengd tot ten hoogste 21 maanden. Het BVM is per 14 juni 2025 beëindigd.4. Op het moment van indienen van de ingebrekestelling was het door de minister ingestelde BVM nog in werking, waardoor de minister niet kon beslissen op de aanvraag en de ingebrekestelling prematuur is ingediend. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen voldoet daarom niet aan de vereisten (Voetnoot 5) voor het indienen van zo’n beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft de proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van A.S. van der Veen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoot

Voetnoot 1

Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Voetnoot 2

Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 42, eerste lid, van de Vw.

Voetnoot 3

Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.

Voetnoot 4

Besluit van 11 december 2024 tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Syrië (Stscrt. 2024, 41538).

Voetnoot 5

Artikel 6:12 van de Awb.