Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
2. In de procedure in hoger beroep heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 januari 2025 (NL24.43674) vernietigd, voor zover zij de minister heeft opgedragen om voor
1 april 2026 alsnog een besluit bekend te maken. De Afdeling heeft deze termijn vervangen door een nadere termijn van vier weken na de dag van verzending van de uitspraak van de rechtbank, door acht weken als de minister gelegenheid tot herstel van verzuimen aanbiedt, door zestien weken als zij nader onderzoek aanbiedt en door twintig weken als zij zowel gelegenheid tot herstel van verzuimen als nader onderzoek aanbiedt. (Voetnoot 2)
2.1.
Uit het dossier blijkt niet dat de minister de gelegenheid tot herstel van verzuimen of nader onderzoek heeft geboden. De minister had daarom binnen vier weken na de rechtbankuitspraak moeten beslissen, maar heeft dit niet gedaan.
2.2.
Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.
3. Het gaat in deze zaak om een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen. Mede gelet op de beslistermijn die de Afdeling in de hoger beroepsprocedure heeft opgelegd en het tijdsverloop sindsdien, bepaalt de rechtbank daarom dat de minister binnen vier weken een beslissing op de aanvraag moet nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.
4. Eiseres heeft gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, hij opnieuw een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, nu met een maximum van € 15.000,-. (Voetnoot 3) De rechtbank overweegt dat deze dwangsom redelijk is. De rechtbank kan het bedrag van de dwangsom verhogen. In dit geval ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding.
5. De minister moet de door eiseres gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. (Voetnoot 4) De minister moet ook het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.