Op 24 December 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een vereenvoudigde behandeling procedure behandeld op het gebied van vreemdelingenrecht, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is NL25.48919, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:25167. De plaats van zitting was Groningen.
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 10 juni 2024. Dit beroep heeft van rechtswege ook betrekking op het alsnog genomen besluit.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. (Voetnoot 1)
Overwegingen
Beoordeling door de rechtbank
Is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ontvankelijk?
2. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. (Voetnoot 2)Eiser heeft de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. (Voetnoot 3) Dat heeft de minister niet gedaan en eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. (Voetnoot 4)
3. Op 10 oktober 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen. Omdat door de minister alsnog een besluit is genomen, is er voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag dient te nemen. (Voetnoot 5)
4. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk.
Is het beroep tegen het alsnog genomen besluit gegrond?
5. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. (Voetnoot 6) Eiser heeft geen gronden ingediend die zien op het alsnog genomen besluit. Dit betekent dat het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit kennelijk ongegrond is.
Welke dwangsom legt de rechtbank op?
6. De minister hoeft geen bestuurlijke dwangsom te betalen. (Voetnoot 7) Daarnaast bestaat er geen aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen, omdat de minister is tegemoet gekomen aan het verzoek van eiser en alsnog heeft beslist op zijn aanvraag.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk. Het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond.
8. Omdat de minister na het indienen van het beroep alsnog een besluit heeft genomen, is het beroep terecht ingediend, en moet de minister de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. De te vergoeden proceskosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. (Voetnoot 8)
Beslissing
Beslissing
verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep tegen het alsnog genomen besluit kennelijk ongegrond;
veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van A.W. Landman, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.
Voetnoot
Voetnoot 1
Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voetnoot 2
Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Voetnoot 3
Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.
Voetnoot 4
Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
Voetnoot 5
Artikel 8:55d van de Awb.
Voetnoot 6
Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
Voetnoot 7
ECLI:NL:RVS:2022:3352 en ECLI:NL:RVS:2022:3353.
Voetnoot 8
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.