5.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of Nihao moet worden veroordeeld tot doorbetaling van loon c.a.
5.2.
[verzoeker]
heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.3.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor Nihao als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van
[verzoeker]
, die ten gevolge hebben dat van Nihao redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Voor de beoordeling of er sprake is van een dringende reden dient gelet te worden op alle feiten en omstandigheden van het geval, waaronder de aard en ernst van de als zodanig aangemerkte gedraging, de wijze waarop in het verleden is gefunctioneerd, evenals de persoonlijke omstandigheden van
[verzoeker]
, zoals leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor
[verzoeker]
heeft. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (zie Hoge Raad 12 februari 1999, NJ 1999, 643). De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij Nihao (zie Hoge Raad 24 oktober 1986, NJ 1987, 126). Voor de beoordeling van de vraag of het door Nihao aan
[verzoeker]
gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de aan
[verzoeker]
opgegeven redenen zoals vermeld in de brief van 30 november 2015 maatgevend en wordt het geschil afgebakend door de daarin genoemde verwijten.
5.4.
In het onderhavige geval acht de kantonrechter met name van belang de omstandigheid dat
[verzoeker]
samen met
[ME]
het initiatief heeft genomen om de onderneming op te richten en dat hij naast (de enige) werknemer tevens aandeelhouder/bestuurder was.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen.
Eerste ontslaggrond: [verzoeker]
heeft privézaken door Nihao laten betalen
5.6.
[verzoeker]
heeft de ontslaggrond gemotiveerd betwist en gesteld dat Van Loon & Partners weliswaar facturen heeft gezonden aan Nihao voor werkzaamheden die deels betrekking hadden op Glass City, een besloten vennootschap van
[verzoeker]
, maar dat het bedrag dat daarop zag correct is verrekend in de rekening-courant met
[VS Beheer]
B.V. en dat de desbetreffende cijfers zijn goedgekeurd door de aandeelhoudersvergadering.
[verzoeker]
verwijst naar de door hem overgelegde verklaring van de boekhouder d.d. 25 januari 2016. De facturen van Elshof Advocaten zagen op werkzaamheden die zijn verricht ten behoeve van Nihao. Nihao heeft derhalve geen enkel financieel nadeel geleden en van malversatie is dan ook geen sprake geweest, aldus
[verzoeker]
.
[verzoeker]
beroept zich erop dat Nihao reeds langere tijd op de hoogte was van deze kwestie waardoor niet is voldaan aan het onverwijldheidsvereiste.
5.7.
Nihao heeft dit weersproken en aangevoerd dat
[verzoeker]
desgevraagd niet in de administratie heeft aangetoond dat deze kosten zijn verrekend. Bovendien heeft Nihao aangevoerd dat kosten van Elshof Advocaten met betrekking tot een geschil tussen
[VS Beheer]
B.V. en Minikwekerij
[KS]
rechtstreeks aan Nihao zijn gefactureerd. Nihao heeft de betreffende facturen van Van Loon & Partners en Elshof Advocaten overgelegd. De andere aandeelhouders hebben over dit onderwerp eerder vragen gesteld aan
[verzoeker]
maar die vragen zijn nooit naar waarheid beantwoord. Pas toen Nihao eindelijk inzicht kreeg in de administratie kon worden aangetoond dat een en ander feitelijk anders was gelopen dan werd gesteld door
[verzoeker]
, aldus Nihao.
5.8.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft
[verzoeker]
zijn stellingen niet nader onderbouwd, hetgeen gelet op het gemotiveerde verweer van Nihao wel van hem verwacht had mogen worden. De kantonrechter neemt daarom als vaststaand aan dat Nihao pas in november 2015, derhalve kort na het ontslag van
[VS Beheer]
B.V., inzage kreeg in (een relevant deel van) de administratie. Derhalve gaat het argument van
[verzoeker]
dat Nihao hem niet onverwijld heeft ontslagen, niet op. De kantonrechter acht verder met de overgelegde, gespecificeerde facturen aangetoond dat
[verzoeker]
inderdaad privézaken door Nihao heeft laten betalen. Dat
[verzoeker]
er ook voor zou hebben zorggedragen dat de kosten van Van Loon & Partners vervolgens weer verrekend zijn met de rekening-courant met
[VS Beheer]
B.V. blijkt niet, althans onvoldoende uit de door
[verzoeker]
overgelegde verklaring van de boekhouder. Aangezien
[verzoeker]
tijdens de mondelinge behandeling zijn stellingen niet nader heeft onderbouwd, gaat de kantonrechter aan het bewijsaanbod van
[verzoeker]
voorbij. De kantonrechter acht deze ontslaggrond een dringende reden voor ontslag op staande voet.
Tweede ontslaggrond: [verzoeker]
heeft de hogere, gerealiseerde verkoopprijs van de planten van Nihao aan zijn eigen BV laten uitbetalen.
5.9.
[verzoeker]
acht dit geen reden voor ontslag op staande voet en stelt dat hij juridisch juist heeft gehandeld.
[VS Beheer]
B.V. heeft voorafgaand aan de oprichting van Nihao B.V. opdracht verstrekt aan
[KS]
voor het opkweken van door haar geïmporteerde planten. Nadat deze planten waren doorverkocht aan Sky Orchids diende
[VS Beheer]
B.V. aan
[KS]
de kosten voor het opkweken te voldoen. Deze kosten heeft zij doorberekend aan Sky Orchids. Na ontvangst van betaling door Sky Orchids, heeft
[VS Beheer]
B.V. de factuur van
[KS]
voldaan. Tevens is hiervan de factuur van een door
[VS Beheer]
B.V, ingeschakelde advocaat voldaan, die
[VS Beheer]
B.V. heeft bijgestaan in een conflict met
[KS]
ter zake van het opkweken van de planten. Deze kwestie is in 2014 uitvoerig besproken tijdens de aandeelhoudersvergaderingen. De overige aandeelhouders hebben daar ook schriftelijk naar geïnformeerd bij
[verzoeker]
en hij heeft hun daarover tekst en uitleg gegeven. Ook in dit verband heeft Nihao niet voldaan aan het onverwijldheidsvereiste.
5.10.
Nihao heeft dit weersproken en gesteld dat Nihao en
[VS Beheer]
B.V. op dezelfde dag zijn opgericht. Er was derhalve geen reden om de import van de planten via
[VS Beheer]
B.V. te laten lopen in plaats van via Nihao.
[VS Beheer]
B.V. heeft de opbrengst inderdaad voor een deel verrekend met het aan Sky Orchids in rekening gebrachte bedrag, maar heeft de rest, circa € 10.000,-, zelf gehouden en niet aan Nihao afgedragen.
5.11.
De kantonrechter is van oordeel dat Nihao gelet op de door
[verzoeker]
als productie 5 overgelegde schriftelijke verklaring in ieder geval begin 2015 reeds op de hoogte was van deze gedraging van
[verzoeker]
, zodat zij gezien het onverwijldheidsvereiste
[verzoeker]
op grond van dit verwijt niet pas in november 2015 op staande voet had kunnen ontslaan.
Derde ontslaggrond: [verzoeker]
heeft hardnekkig geweigerd om een overzicht te geven van de door hem in de afgelopen maanden benaderde klanten.
5.12.
[verzoeker]
heeft deze ontslaggrond gemotiveerd betwist en gesteld dat hij de gevraagde informatie steeds tijdig heeft verschaft aan de aandeelhouders. Nihao heeft dit gemotiveerd betwist en verwezen naar de door haar overgelegde maandrapportages van
[verzoeker]
, die zeer summier zijn en waarop geen namen van de door hem benaderde kwekers worden vermeld. Andere informatie stelt Nihao niet te hebben gekregen van
[verzoeker]
.
[verzoeker]
heeft het verweer van Nihao tijdens de mondelinge behandeling niet weersproken en aldus zijn stellingen niet nader onderbouwd.
5.13.
De kantonrechter is van oordeel dat
[verzoeker]
bij herhaling zonder reden niet heeft voldaan aan een redelijke opdracht van de zijde van Nihao om de namen op te geven van de door hem recentelijk bezochte/benaderde klanten. Dit heeft te gelden als een dringende reden die ontslag op staande voet kan rechtvaardigen.
Vierde ontslaggrond: [verzoeker]
heeft niet de volledige administratie afgegeven of geen deugdelijke administratie gevoerd.
5.14.
[verzoeker]
heeft aanvankelijk betwist dat hij een ondeugdelijke administratie heeft gevoerd. Ook heeft
[verzoeker]
in twijfel getrokken of hijzelf wel verantwoordelijk was voor het bijhouden van de administratie. De administratie is volgens
[verzoeker]
volledig overgedragen en de huidige bestuurder heeft bovendien getekend voor ontvangst bij de overdracht van de administratie van Van Loon & Partners naar de huidige accountant. Tijdens de mondelinge behandeling heeft
[verzoeker]
nog verklaard dat Van Loon & Partners een deel van de stukken heeft achtergehouden omdat zijn rekening niet is betaald.
5.15.
Nihao heeft tot haar verweer aangevoerd dat facturen en aanmaningen van Elshof Advocaten ontbraken, ook ontbraken een aandeelhoudersregister, de contracten waarnaar in de facturen van Elshof Advocaten wordt verwezen, een arbeidsovereenkomst of personeelsdossier en documenten met betrekking tot het pensioen. Later werd een arbeidsovereenkomst door de gemachtigde van
[verzoeker]
toegezonden en een stuk van Van Loon & Partners over de beloning van
[verzoeker]
. De conclusie moet zijn dat er bijzonder ondeugdelijk administratie is gevoerd, waardoor de feitelijke verplichtingen van Nihao tot op heden nog niet helemaal duidelijk zijn, aangezien
[verzoeker]
stelt dat alles is overhandigd, aldus Nihao.
5.16.
De kantonrechter stelt vast dat
[verzoeker]
het verweer van Nihao niet, althans niet gemotiveerd heeft weersproken. Pas tijdens de mondelinge behandeling heeft
[verzoeker]
zonder nadere onderbouwing gesteld dat de boekhouder een deel van de administratie achterhoudt omdat zijn rekening niet is betaald. De kantonrechter acht deze stelling te laat aangevoerd gelet op de eisen van een goede procesorde en gaat hier verder aan voorbij. Conclusie is dat
[verzoeker]
niet heeft gezorgd voor een deugdelijke administratie, wat zonder twijfel zijn verantwoordelijkheid was nu hij immers de enige werknemer binnen de onderneming was. Ook dit feit heeft te gelden als een dringende reden die ontslag op staande voet kan rechtvaardigen.
Vijfde ontslaggrond: [verzoeker]
heeft de niet-opeisbare lening van [VS Beheer]
B.V. teruggeboekt waardoor een opeisbare factuur niet betaald kon worden en schade in de vorm van incassokosten is ontstaan.
5.17.
[verzoeker]
heeft gesteld dat de lening opeisbaar was en de factuur volgens Nihao zelf onjuist was. Het betrof overigens een lening van
[VS Beheer]
B.V. en niet van
[verzoeker]
zelf. Van een dringende reden is derhalve geen sprake.
5.18.
Nihao heeft aangevoerd dat
[verzoeker]
nu opeens onderscheid maakt tussen
[VS Beheer]
B.V. als statutair bestuurder, en
[verzoeker]
zelf. Eerder heeft
[verzoeker]
dat nooit gedaan. Toen
[verzoeker]
in de aandeelhoudersvergadering op
27 november 2015 werd gevraagd waarom hij de niet-opeisbare lening van
[VS Beheer]
B.V. aan
[VS Beheer]
B.V. heeft overgemaakt en vervolgens gedoseerd heeft teruggeboekt, zodat alleen nog de verplichtingen jegens
[verzoeker]
in persoon konden worden betaald, was zijn antwoord: “je moet toch voor jezelf zorgen.”. Hieruit blijkt dat
[verzoeker]
zich vereenzelvigt met
[VS Beheer]
B.V. De lening was niet opeisbaar en
[verzoeker]
heeft met zijn handelwijze Nihao schade berokkend bestaande uit nodeloos gemaakte incassokosten.
5.19.
De kantonrechter overweegt dat
[verzoeker]
niet heeft weersproken dat door het terugboeken van het geleende bedrag liquiditeitsproblemen voor Nihao zijn ontstaan en dat
[verzoeker]
vervolgens uitsluitend zijn eigen aanspraken op de onderneming heeft voldaan.
[verzoeker]
heeft aldus kennelijk slechts zijn eigen belang en niet het belang van de onderneming gediend. Ook dit feit heeft te gelden als een dringende reden die ontslag op staande voet kan rechtvaardigen.
5.20.
Gezien het vorenstaande concludeert de kantonrechter dat vier van de vijf aangevoerde ontslaggronden aangemerkt dienen te worden als dringende redenen die het ontslag op staande voet kunnen rechtvaardigen. Uit de bewoordingen van de brief van 30 november 2015 heeft
[verzoeker]
kunnen afleiden dat de ontslagredenen ook ieder voor zich een dringende reden vormen. Derhalve acht de kantonrechter het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig.
5.21.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van
[verzoeker]
de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Nihao kan vernietigen, indien Nihao heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van
[verzoeker]
om vernietiging van dat ontslag worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er ook geen grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
5.22.
Omdat in deze beschikking al een eindbeslissing wordt gegeven over het verzoek van
[verzoeker]
, is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
5.23.
Tegen het nevenverzoek van
[verzoeker]
, dat de kantonrechter opvat als een subsidiair verzoek, heeft Nihao geen verweer gevoerd. Nihao beroept zich in dat verband, naar de kantonrechter begrijpt, slechts op verrekening met haar vordering van
€ 23.612,- wegens teveel genomen emolumenten en haar vordering van schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 BW. Nihao stelt – kort weergegeven – dat
[verzoeker]
zichzelf naast een riant salaris een autokostenvergoeding van € 600,- per maand en een pensioenbijdrage van bijna dat zelfde bedrag heeft uitbetaald. Zowel het salaris als de emolumenten zijn nooit aan de aandeelhoudersvergadering voorgelegd ter goedkeuring. Daarmee zijn deze bedragen onverschuldigd betaald en is
[verzoeker]
gehouden om de betaalde bedragen aan Nihao terug te betalen. Bovendien is
[verzoeker]
schadeplichtig geworden door het ontslag op staande voet en is hij gehouden om schadevergoeding aan Nihao te voldoen.
5.24.
[verzoeker]
heeft aangevoerd dat het beroep op verrekening van Nihao niet kan slagen omdat Nihao niet tijdig een verzoek heeft ingediend bij de kantonrechter gelet op de geldende vervaltermijn van twee maanden.
5.25.
De kantonrechter is met
[verzoeker]
van oordeel dat de vordering van Nihao tot schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 BW niet tijdig, want niet binnen de vervaltermijn van twee maanden als bedoeld in artikel 7:686a lid 4 BW, is ingediend. Daarom kan Nihao zich thans niet beroepen op verrekening met deze vordering aangezien voor een geslaagd beroep op verrekening ingevolge artikel 6:127 lid 2 BW onder meer vereist is dat de schuldenaar een afdwingbare vordering heeft. Doordat de vordering van Nihao is vervallen, is deze niet meer afdwingbaar.
5.26.
Dit geldt niet voor de vordering van Nihao wegens teveel genomen emolumenten. Uit de door Nihao overgelegde brief van 18 februari 2016 gericht aan
[verzoeker]
maakt de kantonrechter op dat Nihao de aan
[verzoeker]
betaalde vergoedingen voor autokosten en pensioen over de periode van 23 april 2014 tot 22 oktober 2015 volledig terugvordert, naar de kantonrechter begrijpt op basis van de stelling dat deze bedragen onverschuldigd zijn betaald. Onduidelijk is echter gebleven wat partijen in dit verband zijn overeengekomen en of en in hoeverre sprake is geweest van onverschuldigde betaling. Tijdens de mondelinge behandeling is namens Nihao hoofdzakelijk gesteld dat de betaalde vergoedingen bovenmatig waren. Onduidelijk is gebleven wat in dit verband de betekenis is van het door
[verzoeker]
gedeeltelijk overgelegde, schriftelijke arbeidscontract, waarin sprake is van een vaste autokostenvergoeding van € 600,- per maand. Namens Nihao is naar voren gebracht dat dit een haar onbekend document is. De kantonrechter zal gezien het vorenstaande op de voet van artikel 6:136 BW ook het beroep van Nihao op verrekening met deze vordering afwijzen aangezien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering van
[verzoeker]
overigens voor toewijzing vatbaar is. Ten overvloede wordt overwogen dat Nihao wel de mogelijkheid heeft om deze vordering in een aparte procedure aanhangig te maken.
5.27.
Het subsidiaire verzoek zal daarom worden toegewezen. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van deze zaak aanleiding om de verzochte wettelijke verhoging te matigen tot 10%. De wettelijke rente is onweersproken gebleven en zal als op de wet gegrond worden toegewezen.
5.28.
De proceskosten komen voor rekening van
[verzoeker]
, omdat hij grotendeels ongelijk krijgt.