Procedure
Op 10 oktober 2023 heeft de raadsman van de verdachte, mr. J.H.E.M. Kersemaekers, de officier van justitie verzocht het strafdossier digitaal aan de verdachte te verstrekken in de Penitentiaire [inrichting] . Op 11 oktober 2023 is dit verzoek telefonisch afgewezen, omdat het dossier van de verdachte niet aan de voorwaarden voldeed voor digitale verstrekking.
De raadsman heeft op 12 oktober 2023 een klacht ingediend bij de Hoofdofficier van Justitie. Deze klacht is op 1 november 2023 kennelijk ongegrond geacht. De Hoofdofficier van Justitie schrijft verder in haar beslissing dat in de landelijke werkwijze staat beschreven dat, indien de officier van justitie negatief op een verzoek heeft gereageerd, de raadsman zijn verzoek bij de rechtbank of de rechter-commissaris kan indienen, die de officier in het kader van “regiewensen” nog de opdracht kan geven om alsnog een digitaal dossier op cel beschikbaar te stellen.
De raadsman heeft de rechter-commissaris bij mail van 2 november 2023 verzocht de officier van justitie alsnog de opdracht te geven het dossier digitaal te verstrekken aan de verdachte.
Desgevraagd heeft de officier van justitie per e-mail laten weten dat zij voor haar standpunt verwijst naar de brief van de Hoofdofficier van Justitie en de richtlijn die het Openbaar Ministerie hanteert voor het verstrekken van dossiers aan gedetineerden.
Op 10 november 2023 is van het Openbaar Ministerie het document “Uitgangspunten bij toekennen digitaal dossier op cel door OvJ” ontvangen.
Overwegingen
Beoordeling
Het verzoek van de raadsman betreft het via een USB-stick verstrekken van de processtukken aan zijn gedetineerde cliënt. Dit verzoek dient te worden gezien in de sleutel van de artikelen over “Kennisneming van processtukken” in Titel IIA van Boek 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Op grond van artikel 32 Sv kan de verdachte een afschrift van de processtukken krijgen. In de praktijk gebeurt dit door de advocaat toegang te geven tot de digitale portal waarin de processtukken zijn opgenomen. Op deze wijze worden de processtukken, weliswaar indirect, aan de verdachte verstrekt. Nu de processtukken ook in deze zaak aldus zijn verstrekt, is aan voornoemd artikel voldaan. De raadsman kan de stukken geprint aan de verdachte geven.
De raadsman verzoekt evenwel om de processtukken ook nog in een andere vorm, te weten digitaal, aan de verdachte te verstrekken. De mogelijkheid bestaat immers om de processtukken digitaal via een USB-stick aan de verdachte te verstrekken die deze met een beveiligde laptop in zijn cel kan raadplegen. Voor het (extra) verstrekken van de stukken in deze andere vorm heeft het Openbaar Ministerie uitgangspunten geformuleerd, ofwel “Uitgangspunten bij toekennen digitaal dossier op cel door OvJ”, waarin is aangegeven wat hiervoor de criteria zijn en hoe en waarom tot deze criteria is gekomen. Uitgangspunt is dat digitale verstrekking pas vanaf vijf ordners plaats vindt, welk criterium in deze zaak niet is gehaald.
In artikel 32, tweede lid, Sv is bepaald dat de officier van justitie in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de opsporing en vervolging van strafbare feiten of op zwaarwichtige gronden aan het algemeen belang ontleend, kan bepalen dat van bepaalde stukken of gedeelten daarvan geen afschrift wordt verstrekt. Tegen een dergelijke beslissing staat bezwaar bij de rechter-commissaris open. Hoewel het in deze zaak niet gaat om het niet-verstrekken vanwege een van bovengenoemde belangen, zal de rechter-commissaris welwillend kijken naar het verzoek van de raadsman en naar analogie van artikel 32, vierde lid, Sv dit verzoek ontvangen en beoordelen.
De rechter-commissaris heeft kennisgenomen van de uitgangspunten voor digitale verstrekking. Het criterium van een minimum aan vijf ordners komt haar in de context van de gegeven achtergrond niet onredelijk voor. Nu de processtukken zijn verstrekt aan de raadsman en de rechter-commissaris van oordeel is dat het digitaal verstrekken in redelijkheid afgewezen kon worden, is geen sprake van strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechter-commissaris zal het verzoek om de officier van justitie de opdracht te geven de processtukken alsnog digitaal te verstrekken dan ook afwijzen.
Terzijde wordt nog het volgende opgemerkt. In de uitgangspunten van het Openbaar Ministerie is opgenomen dat, indien de officier van justitie negatief op een verzoek heeft gereageerd, de raadsman zijn verzoek bij de rechtbank of de rechter-commissaris kan indienen, die de officier in het kader van “regiewensen” nog de opdracht kan geven om alsnog een digitaal dossier op cel beschikbaar te stellen. Deze verwijzing naar de rechtbank/rechter-commissaris is echter onjuist, aangezien een dergelijk verzoek geen regiewens is. Evenmin gaat het om een onderzoekshandeling die in het kader van artikel 182 Sv kan worden verzocht. Het kader waarin een dergelijk verzoek wel thuis hoort, wordt hierboven genoemd. Een wijziging van voornoemde tekst acht de rechter-commissaris daarom raadzaam.