Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Eerste aanleg - meervoudig Strafrecht overig

7 december 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:19141

Op 7 december 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht. Het zaaknummer is 09/316699-21, bekend onder ECLI code ECLI:NL:RBDHA:2023:19141. De plaats van zitting was Den Haag.

Soort procedure
Instantie
Rechtsgebied
Zaaknummer(s)
09/316699-21
Datum uitspraak
7 december 2023
Datum gepubliceerd
7 december 2023
Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken

Parketnummers: 09-316699-21

Datum uitspraak: 7 december 2023

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte]
(hierna: de verdachte),

geboren op

[geboortedag]
2005 te ’
[geboorteplaats]
,

ingeschreven in de basisregistratie personen op het

[adres]

.

1
Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 23 november 2023.

De officier van justitie in deze zaak is mr. F.A. Kuipers en de advocaat van de verdachte is mr. I.A. van Straalen te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2
De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na toegestane wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 23 november 2023 - ten laste gelegd dat:

zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2021 tot en met 22 november 2021 te Den Haag en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

[slachtoffer]
(
[slachtoffer]
) en/of een ander/anderen, terwijl die de leeftijd van achttien jaren nog niet had/hadden bereikt,

- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die ander/anderen (sub 2) en/of

- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die ander/anderen enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) dat die ander/anderen zich daardoor beschikbaar zou/zouden stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen (sub 5) en/of

- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van

[slachtoffer]
en/of een ander/anderen, met of voor een derde tegen betaling (sub 8),

immers heeft/hebben zij verdachte en/of haar mededader(s):

-

[slachtoffer]
en/of een ander/anderen benaderd om te chillen met mannen voor geld en/of

- seksueel getinte foto’s van

[slachtoffer]
en/of een ander/ anderen gemaakt en/of op een (zogenaamd) Premium account op Snapchat en/of op social media geplaatst en/of

- een (zogenaamd) Premium account op Snapchat aangemaakt en/of beheerd en/of het wachtwoord van dat Premium account gewijzigd en/of

- een of meer meisjes/vrouwen aangeboden voor seks via dit Premium account en/of

- vervoer geregeld naar (een) (werk)locatie(s) en/of klant(en) en/of

- contact onderhouden met klanten en/of seksafspraken en/of prijsafspraken met (een) klant(en) gemaakt en/of

- gesproken met

[slachtoffer]
en/of is/zijn boos geworden op
[slachtoffer]
omdat
[slachtoffer]
geen seks met een klant wilde hebben en/of

- geld in ontvangst genomen van (een) klant(en).

3
De geldigheid van de dagvaarding

3.1

Het standpunt van de verdediging

Namens de verdachte is aangevoerd dat de dagvaarding nietig is, nu de tenlastelegging naast

[slachtoffer]
, ook ziet op “een ander/anderen.” De dagvaarding is in zoverre zodanig onbepaald, onvoldoende feitelijk en/of onvoldoende begrijpelijk, dat daartegen redelijkerwijs geen verweer kan worden gevoerd.

3.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding geldig is. De tenlastelegging ziet met name op het slachtoffer

[slachtoffer]
. Het is niet de bedoeling om bewezen te achten dat ook een ander of anderen zijn uitgebuit.

3.3

De beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen zinsneden ‘en/of een ander/anderen’ en ‘(van) die ander/anderen’ onvoldoende bepaald is nu – ook bezien tegen de achtergrond van het dossier – onvoldoende duidelijk is om welke andere personen het hier zou gaan. Er kan daarom niet van de verdachte worden verwacht dat zij in staat is om zich ten aanzien van de betreffende zinssneden op adequate wijze te kunnen verdedigen. Daaraan doet niet af dat de officier van justitie heeft aangegeven dat de tenlastelegging met name op het

[slachtoffer]
ziet. Dit brengt met zich dat de dagvaarding ten aanzien van de zinssneden ‘en/of een ander/anderen’ niet voldoet aan de eisen gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).

Daarom wordt de dagvaarding ten aanzien van deze onderdelen nietig verklaard. De rechtbank verklaart de dagvaarding voor het overige geldig, zodat deze inhoudelijk kan worden beoordeeld.

4
De ontvankelijkheid van de officier van justitie

4.1

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een schending van het beginsel van redelijke en billijke belangenafweging door het Openbaar Ministerie. Er is sprake van een onvolledig onderzoek met als resultaat een onvolledig dossier. Daarbij speelt een rol dat het gaat om een verdenking van twee jaar geleden tegen een minderjarige, die inmiddels meerderjarig is en de kans moet krijgen haar leven te gaan leiden. Onduidelijk is welk met strafrechtelijke handhaving beschermd belang nog redelijkerwijze gediend kan zijn met deze vervolging. Het Openbaar Ministerie zou daarom niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vervolging.

4.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is. Het Openbaar Ministerie is vrij in de keuze om een verdachte te vervolgen. Bij zo’n ernstige verdenking is het logisch dat de zaak wordt aangebracht bij de rechtbank. Het enkele feit dat de politie niet alles heeft kunnen onderzoeken, maakt niet dat daarmee de belangen van de verdachte zijn geschonden.

4.3

De beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, Sv aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend om zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden (het opportuniteitsbeginsel). De beslissing van het Openbaar Ministerie om een verdachte al dan niet te vervolgen leent zich dan ook slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing. Daarom kan een vervolgingsbeslissing slechts in uitzonderlijke gevallen leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie, namelijk alleen dan indien het instellen of voortzetten van vervolging onverenigbaar is met de beginselen van een goede procesorde. Een dergelijk uitzonderlijk geval doet zich onder meer voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur, dat ook wel wordt omschreven als het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.

Naar het oordeel van de rechtbank doet een geval als hiervoor bedoeld zich hier niet voor. Dat het opsporingsonderzoek niet alomvattend de rollen van iedere andere mogelijke betrokkene in kaart heeft gebracht, is onvoldoende om zonder meer de conclusie te trekken dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie tot vervolging van de verdachte had kunnen overgaan, ook niet indien daarbij wordt betrokken het grote tijdsverloop en het feit dat de verdachte inmiddels meerderjarig is geworden, niet in de laatste plaats omdat het nu eenmaal om een zeer ernstige verdenking gaat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om de verdachte te vervolgen niet in strijd is met het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging.

De rechtbank verwerpt het verweer. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

5
De bewijsbeslissing

5.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

5.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.

5.3

Gebruikte bewijsmiddelen

De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.

5.4

Bewijsoverwegingen

Door de raadsman is het verweer gevoerd dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander

[slachtoffer]
(hierna:
[slachtoffer]
) zou hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen. Evenmin blijkt dat de verdachte
[slachtoffer]
ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling. Ook kan niet worden bewezen dat de verdachte voordeel zou hebben getrokken uit seksuele handelingen van
[slachtoffer]
.

De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of het handelen van de verdachte ten aanzien van

[slachtoffer]
onder de specifieke omstandigheden van het geval kan worden beschouwd als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 2, 5 en/of 8 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Daarbij zal de rechtbank eerst het juridisch kader uiteenzetten. Daarna zal worden gemotiveerd tot welke conclusies de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen is gekomen.

Juridisch kader

Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van personen. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting daarvan.

Het ten laste gelegde artikel 273f, eerste lid, sub 2, 5 en 8 Sr ziet op de bescherming van minderjarigen tegen seksuele uitbuiting door anderen en op het profiteren daarvan. Een minderjarige op enigerlei wijze faciliteren tot een rol in de prostitutie is strafbaar, onafhankelijk van de wil van de minderjarige. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige.

De handelingen omschreven in artikel 237f, eerste lid, sub 2 zijn strafbaar indien deze zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting en omvat volgens lid 2 in ieder geval uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting. Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze minderjarigen. Indien bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft verricht ten opzichte van een minderjarige is sprake van uitbuiting. Verder is van belang dat niet is vereist dat de ander daadwerkelijk is uitgebuit.

Artikel 273f, eerste lid, sub 5 Sr ziet op het strafbaar stellen van, voor zover thans van belang, het brengen van een minderjarige in de prostitutie. Het gebruik van dwangmiddelen is niet vereist. Uit de wetsgeschiedenis vloeit voort dat de wetgever ten aanzien van de strafbaarstelling van op de prostitutie van minderjarigen gericht handelen, van een eis van verdergaande specifieke, een uitbuitingsituatie kenmerkende, omstandigheden niet heeft willen weten. Het brengen van een minderjarige in de prostitutie is door de wetgever aangemerkt als een aan mensenhandel gerelateerde vorm van uitbuiting. Het voorgaande brengt mee dat het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling moet worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, maar dat handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting oplevert en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.

In artikel 273f, eerste lid, sub 8 Sr gaat het over, voor zover hier van belang, het opzettelijk voordeel trekken van seksuele handelingen tegen betaling bij minderjarigen. Net zoals bij sub 2 en 5 ontbreekt het vereiste van onvrijwilligheid en hoeft de dader geen wetenschap omtrent de leeftijd te hebben gehad. Net als bij sub 5 moet het begrip ‘uitbuiting’ niet als bestanddeel in voormelde strafbepaling worden ingelezen en afzonderlijk worden bewezen, maar levert handelen als in deze strafbepaling neergelegd uitbuiting op en wordt gekwalificeerd als mensenhandel.

De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat

[slachtoffer]
, geboren op 2 september 2006, in de ten laste gelegde periode de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt.

De rechtbank stelt verder vast dat de verklaring van

[slachtoffer]
dat zij in de ten laste gelegde periode, door tussenkomst van de verdachte en de medeverdachte tegen haar wil en tegen betaling seksuele handelingen heeft verricht met een man, steun vindt in het hiernavolgende.

In de eerste plaats wordt de verklaring van

[slachtoffer]
op belangrijke punten ondersteund door de verklaring van
[naam 1]
. Zo heeft hij verklaard dat
[verdachte]
een meisje voor hem kon regelen, dat hij samen met haar dat meisje heeft opgehaald in Gouda en dat hij daarna alleen met haar naar zijn huis is gegaan met de bedoeling om seks met haar te hebben. Dit had hij afgesproken met deze
[verdachte]
en daarvoor had hij aan haar een geldbedrag betaald. Dat deze
[verdachte]
de verdachte betreft, vindt steun in het chatgesprek dat is gevoerd met de telefoon die in gebruik was bij
[naam 1]
(met het telefoonnummer eindigend op
[nummer 1]
) en de telefoon die in gebruik was bij de verdachte (met het telefoonnummer eindigend op
[nummer 2]
).

De rechtbank overweegt verder dat de verklaring van

[slachtoffer]
op essentiële onderdelen wordt ondersteund door de verklaringen van
[naam 2]
en
[naam 3]
.

Daarnaast zijn op de telefoon van de verdachte foto’s aangetroffen waarop

[slachtoffer]
en een ander meisje slechts gekleed in lingerie, onder meer liggend op een bed, te zien zijn. Deze foto’s zijn aangetroffen in een onbewerkte variant en een bewerkte variant (waarbij de hoofden van de meisjes waren afgeschermd met een Snapchat-logo).

Ook de telefoon van de

[medeverdachte]
is onderzocht. Op haar telefoon is, naast de foto’s van
[slachtoffer]
in lingerie, ook een foto aangetroffen van het Snapchat-premiumaccount met als omschrijving
[username 1]
en
[username 2]
. Dit account is het account waarop de foto’s van (onder meer)
[slachtoffer]
werden aangeboden. Uit een tapgesprek tussen de verdachte en
[medeverdachte]
blijkt dat de verdachte het account van
[username 2]
actief heeft gemaakt en dat zij het wachtwoord heeft veranderd. De rechtbank concludeert hieruit dat de verdachte samen met
[medeverdachte]
de beschikking en het beheer heeft gehad over dit account.

Tenslotte blijkt uit de bewijsmiddelen dat een persoon, de heer

[naam 4]
, via deze Snapchat account is benaderd met de vraag of hij foto’s van naakte meisjes wilde kopen, waarbij hij ook een prijslijst kreeg. Deze persoon heeft vervolgens (op 22 november 2021) 20 euro overgemaakt naar aanleiding van een daartoe strekkend betaalverzoek op de rekening van de verdachte (om de beloofde foto’s overigens niet te krijgen).

Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte

[slachtoffer]
heeft geworven met als doel om haar ertoe te brengen om in de prostitutie te werken, om daar voor zichzelf financieel gewin uit te halen. De rechtbank stelt voorts vast dat
[slachtoffer]
ook daadwerkelijk prostitutiewerkzaamheden heeft verricht ten behoeve van
[naam 1]
. Gelet op de verklaring van
[naam 1]
en de chatgesprekken die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen en de bovenbedoelde betaling acht de rechtbank voorts bewezen dat het door
[slachtoffer]
verdiende geld ten goede moet zijn gekomen aan de verdachte en dat zij aldus opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van
[slachtoffer]
. Het antwoord op de door de raadsman opgeworpen vraag in hoeverre
[slachtoffer]
(al dan niet) vrijwillig heeft meegewerkt aan het ontmoeten van mannen voor seks, doet in dit opzicht niet ter zake. Zoals blijkt uit het hierboven geschetste juridisch kader komt aan de wil van het minderjarige slachtoffer in dit soort zaken geen betekenis toe.

Medeplegen

De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat ook het medeplegen van mensenhandel is bewezen. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de

[medeverdachte]
met het doel
[slachtoffer]
(als minderjarige) in contact te brengen met mannen om tegen betaling seks met hen te hebben. Uit de bewijsmiddelen blijkt immers dat zij gezamenlijk
[slachtoffer]
hebben benaderd om te ‘chillen’ met mannen en dat daaronder door hen werd verstaan het hebben van seks. Ook blijkt dat zij samen hebben gewerkt om foto’s van
[slachtoffer]
in lingerie op het internet te plaatsen via een Snapchataccount, waarover zij samen het beheer hadden, met het doel daaraan geld te verdienen. De verdachte was in dit geval vervolgens de schakel in het daadwerkelijk tot uitvoer brengen van het gezamenlijke plan, namelijk het bij elkaar brengen van
[slachtoffer]
als sekswerker en een klant (
[naam 1]
).

Conclusie

De rechtbank is met betrekking tot het ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.

5.5

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

zij op tijdstippen in de periode van 25 oktober 2021 tot en met 22 november 2021 te Den Haag en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,

[slachtoffer]
(
[slachtoffer]
), terwijl die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt,

- heeft geworven met het oogmerk van seksuele uitbuiting en

- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en

- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van

[slachtoffer]
met een derde tegen betaling,

immers hebben zij verdachte en/of haar mededader:

-

[slachtoffer]
benaderd om te chillen met mannen voor geld en

- seksueel getinte foto’s van

[slachtoffer]
gemaakt en op een (zogenaamd) Premium account op Snapchat geplaatst en

- een (zogenaamd) Premium account op Snapchat aangemaakt en beheerd en het wachtwoord van dat Premium account gewijzigd en

- vervoer geregeld naar een (werk)locatie en klant en

- contact onderhouden met klanten en seksafspraken en prijsafspraken met klanten gemaakt en

- gesproken met

[slachtoffer]
en zijn boos geworden op
[slachtoffer]
omdat
[slachtoffer]
geen seks met een klant wilde hebben en

- geld in ontvangst genomen van klanten.

6
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

7
De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

8
De op te leggen straffen

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om, indien de verdachte wordt veroordeeld, geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen om te voorkomen dat de verdachte weer terug zou moeten naar de justitiële jeugdinrichting. Het gaat om een oude zaak waardoor de redelijke termijn is overschreden. De verdachte gaat inmiddels weer naar school en dat mag niet doorkruist worden door een eventuele onvoorwaardelijke jeugddetentie. De verdachte heeft zich bovendien in de afgelopen twee jaar gehouden aan zeer strenge schorsende voorwaarden. Dat voelde voor de verdachte al als een straf. Er kan volgens de verdediging dan ook worden volstaan met een voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van één jaar.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Ernst van het feit De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd samen met haar medeverdachte schuldig gemaakt aan mensenhandel van het destijds vijftienjarige

[slachtoffer]
. De verdachte en haar medeverdachte hebben van het slachtoffer seksueel getinte foto’s gemaakt. Deze foto’s zijn door de verdachte en haar medeverdachte via een Premium account op Snapchat te koop aangeboden en verkocht. Daarnaast heeft de verdachte het mogelijk gemaakt dat het slachtoffer seksuele handelingen met een onbekende man moest verrichten. De verdachte heeft dit allemaal gedaan om er zelf financieel beter van te worden. Met dit handelen heeft de verdachte een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Dit heeft de verdachte er niet van weerhouden om het strafbare feit te plegen. De rechtbank rekent het de verdachte extra aan dat zij dit een leeftijdsgenoot heeft aangedaan.

Strafblad

De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 oktober 2023. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.

Persoon van de verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 20 november 2023 en de mondelinge toelichting die daarop door de

[deskundige 1]
ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat in tegenstelling tot wat in het rapport staat beschreven de Raad toch de noodzaak ziet tot voortzetting van de reclasseringstoezicht. Daarnaast vindt de Raad het ook belangrijk dat de verdachte als bijzondere voorwaarde zal meewerken aan delictbespreking bij de Waag. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis is er niet gekomen tot het aanpakken van de risico’s. De Raad adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en een onvoorwaardelijke werkstraf met dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarde.

De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van Jeugdbescherming west van 19 september 2023 en de mondelinge toelichting die daarop door de

[deskundige 2]
ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de jeugdreclassering zich veel zorgen maakt om het netwerk van de verdachte en wat zij in haar vrije tijd doet. De verdachte staat niet open voor begeleiding. Dat maakt voortzetting van de begeleiding lastig indien dat wordt opgelegd.

De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het psychologisch rapport van

[GZ-psycholoog]
van 20 februari 2022. Daaruit volgt – kort samengevat – dat er bij de verdachte geen psychische stoornis en/of een verstandelijke beperking is vastgesteld. Er is geen aanleiding om het ten laste gelegde in een verminderde mate toe te rekenen. Het risico op recidive wordt als laag tot matig ingeschat. Bij een bewezenverklaring dient er allereerst een delict scenario met de verdachte te worden opgesteld en kunnen daarna met haar aan de hand hiervan aandachtspunten voor psychologische behandeling of begeleiding worden opgesteld. Een forensische voorziening zoals de Waag of het Palmhuis is hiervoor aangewezen.

Redelijke termijn

De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in deze zaak op 23 november 2021 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn om die reden aangevangen en is in deze zaak die termijn met acht maanden overschreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft deze overschrijding in strafmatigende zin meegewogen, zoals hieronder wordt uitgelegd.

Strafmodaliteit en strafmaat Gelet op de aard en de ernst van het feit acht de rechtbank het opleggen van jeugddetentie passend. Daarnaast is vanwege die aard en ernst van het feit in aanvulling daarop een onvoorwaardelijke werkstraf op zijn plaats.

De rechtbank ziet aanleiding om de gevorderde onvoorwaardelijke jeugddetentie te matigen, in die zin dat de verdachte niet meer terug hoeft naar de justitiële jeugdinrichting. De verdachte is niet eerder veroordeeld en de rechtbank houdt rekening met de overschrijding van de redelijke termijn alsook de huidige ontwikkelingen in het leven van de nog jonge verdachte.

De rechtbank acht het wel van groot belang dat de straf bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom wordt de jeugddetentie voor een deel voorwaardelijk opgelegd, als waarschuwing en zodat de verdachte zich zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen. De rechtbank ziet geen aanleiding tot het opleggen van reclasseringstoezicht en het opleggen van bijzondere voorwaarden, gezien het grote tijdsverloop, het ontbreken van nieuwe justitiecontacten en tenslotte een gebrek aan bereidheid bij de verdachte om bijvoorbeeld mee te werken aan een behandeling (bijvoorbeeld na een delictbespreking).

Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 76 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 60 uren, bij niet voldoen te vervangen door 30 dagen jeugddetentie.

9
De inbeslaggenomen voorwerpen

9.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen iPhone verbeurd te verklaren. De overige inbeslaggenomen goederen kunnen worden teruggegeven aan de verdachte.

9.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen goederen teruggegeven moeten worden aan de verdachte.

9.3

Het oordeel van de rechtbank

De in beslag genomen iPhone zal worden verbeurd verklaard. Het bewezenverklaarde feit is met behulp van dit goed begaan.

Ten aanzien van het in beslag genomen geld en de in beslag genomen laptop en Nokia telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

10
De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:

33, 33a, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11
Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12
De beslissing

De rechtbank:

verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft de ten laste gelegde zinsneden “en/of een ander/anderen” en “(van) die ander/anderen”

verklaart de dagvaarding voor het overige geldig;

bewezenverklaring

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 5.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:

mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 2º, 5º en 8º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;

straffen

veroordeelt de verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;

beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 76 dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

veroordeelt de verdachte voorts tot:

een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 60 (zestig) uren;

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;

de inbeslaggenomen goederen

verklaart verbeurd als bijkomende straf:

- iPhone

gelast de teruggave aan de verdachte van:

- € 1.900,-

- Laptop

- Nokia

het bevel tot voorlopige hechtenis

heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. M.R. Aaron, kinderrechter, voorzitter,

mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter,

en mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter,

in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 december 2023.

Zie ook

Oozo.nl
Weten wat er in jouw buurt of straat gebeurt?
FaillissementsDossier.nl
Alle faillissementen en surseances in Nederland
FaillissementsDossier.be
Alle faillissementen en opschortingen in België
ProcedureCollective.fr
Alle faillissementen in Frankrijk
DatIsSlimBedacht.nl
Tips - Ideeën - Slimmigheden
  • Uitspraken.nl is een produkt van Binq Media B.V. - Mart Smeetslaan 1, 1217 ZE Hilversum - Kvk nummer 54506158