5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Het onderzoek naar aanleiding van de aangifte heeft belastende omstandigheden opgeleverd die wijzen op mogelijke betrokkenheid van de verdachte bij het lekken van het besluit van het Presidium op 28 september 2022 aan (een) journalist(en) van het NRC. In het oog springen met name de volgende omstandigheden:
- De verdachte heeft de eerste versie van het advies van de landadvocaat op twee verschillende e-mailadressen toegestuurd gekregen, terwijl het nieuwsbericht van het NRC op 28 september 2022 te 20.37 uur vermeldt dat dat advies is ingezien.
- De verdachte is vlak na de besluitvorming van het Presidium in de ochtend van
28 september 2022 op de hoogte gebracht van het besluit.
- De verdachte heeft hierna, op dezelfde dag, deelgenomen aan het ‘scenario-gesprek’, waarin ook is gesproken over de optie om over het besluit te lekken aan de media.
- De verdachte is daarna naar Amsterdam afgereisd, net zoals op de dag daarvoor.
- De verdachte heeft op 26, 27 en 28 september 2022 telefonisch contact gehad met [journalist 1] . In het begin van de avond van 28 september 2022, vlak voor de plaatsing van het nieuwsbericht, heeft de verdachte telefonisch contact gehad met [naam 4] , [naam 1] en [journalist 1] , waarbij deze vier personen achtereenvolgens elkaar bellen.
De rechtbank is echter van oordeel dat deze omstandigheden, ook in onderling verband en samenhang bezien, niet het overtuigende bewijs opleveren dat de verdachte het op 28 september 2022 genomen besluit van het Presidium heeft gelekt. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Vooropgesteld wordt dat het onderzoek van de rijksrecherche en het daaruit voortgevloeide dossier een aantal belangrijke beperkingen kennen. Eén van deze beperkingen is dat het onderzoek zich, hoe begrijpelijk wellicht ook, niet heeft gefocust op alle personen die in het kader van een lek vanuit het Presidium van belang zouden kunnen zijn. Bij de bewuste vergadering van het Presidium op 28 september 2022 waren volgens het verslag dat daarvan is opgemaakt 10 personen aanwezig. Van die personen zijn enkel de voorzitter ( [naam 1] ) en de griffier ( [naam 2] ) gehoord. Naar de andere aanwezige personen is geen onderzoek verricht; zij zijn niet gehoord, laat staan dat opsporingsmethoden op hen zijn toegepast. Of deze personen een rol, in wat voor zin dan ook, hebben gehad, is dus niet komen vast te staan, maar evenmin of zij relevante informatie hebben over het besluit en het lekken daarvan.
Van 19 personen staat vast dat zij direct op de hoogte waren dan wel indirect op de hoogte zijn geraakt van het besluit van het Presidium van 28 september 2022. Over een vergelijkbaar aantal is geconcludeerd dat zij mogelijk op de hoogte waren van het besluit. In de praktijk kan dit aantal nog vele malen hoger liggen, gelet op onder meer het in het dossier genoemde buddy-systeem (waarbij fracties die niet zijn vertegenwoordigd in het Presidium via een ‘buddy’ in het Presidium op de hoogte worden gehouden van lopende zaken), alsmede gelet op de autorisaties en toegang tot e-mailboxen van voornoemde 19 personen.
Voorts is van belang dat van de personen die zijn gehoord een groot deel terughoudend leek te zijn met het afleggen van een verklaring, in die zin dat zij vermoedelijk niet het achterste van hun tong hebben laten zien. Meerdere personen die zijn gehoord hebben voorts verklaard dat het (veel) vaker is voorgekomen dat vertrouwelijke informatie vanuit de Tweede Kamer is gelekt. Uit deze verhoren komt een beeld naar voren van een organisatie waarin maar weinig informatie daadwerkelijk vertrouwelijk behandeld wordt en blijft. De manier van communiceren zou onderling bekend staan als ‘binnen is buiten’ en ‘zo lek als een mandje’.
Al het voorgaande geeft naar het oordeel van de rechtbank aanleiding om behoedzaam om te gaan met de verkregen onderzoeksresultaten zoals deze zich in het dossier bevinden.
Ten aanzien van het onderzoek overweegt de rechtbank voorts als volgt.
Het onderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel van het onderzoek heeft gelopen vanaf (grofweg) de aangifte van [naam 1] op 3 oktober 2022 tot 30 oktober 2023 en heeft bestaan uit het horen van diverse personen, met name (top)ambtenaren die werkzaam zijn bij de Tweede Kamer, en onderzoek naar telefoon- en mailgedrag. De rijksrecherche concludeert aan het einde van het eerste deel van het onderzoek dat uit de verklaringen een diffuus beeld naar voren komt, dat concrete onderzoeksgegevens (zoals historische verkeersgegevens van telefoons) gedeeltelijk ontbreken en dat er naast de personen die in het onderzoek zijn betrokken een onbekend aantal (“dark number”) personen is van wie, om uiteenlopende redenen, niet kan worden vastgesteld in hoeverre zij beschikten over informatie en met wie zij contact hebben gehad.
De verdachte is na dit deel van het onderzoek niet als verdachte aangemerkt, waarbij kennelijk ook in aanmerking is aangenomen dat zij als woordvoerder (van [naam 1] , maar ook van andere personen) geregeld contact met journalisten had en dat haar contacten met [journalist 1] op 26, 27 en 28 september 2022 ook hierdoor kunnen worden verklaard.
Het onderzoek is vanaf maart 2024 opnieuw opgestart, omdat uit nieuwe informatie bleek dat niet alle ambtenaren alles aan de rijksrecherche hadden verteld, met name over het ‘scenario-gesprek’ op 28 september 2022. Uit nadere getuigenverhoren is vervolgens naar voren gekomen dat de verdachte degene is geweest die tijdens dit gesprek de optie zou hebben genoemd om over het besluit te lekken aan de media, als één van de scenario’s. Naar aanleiding van het nader onderzoek is ook de verdachte als verdachte aangemerkt.
Het is echter de vraag of aan het deelnemen aan zo’n ‘scenario-gesprek’ dan wel het opperen van het scenario om over het besluit te lekken aan de media een doorslaggevende waarde kan worden gehecht, zeker gelet op de functie van de verdachte en het feit dat verschillende deelnemers aan dit gesprek hebben verklaard dat een dergelijk overleg niet ongebruikelijk was.
Ook tussen de twee zittingen in februari en mei 2025 bij de rechtbank is nog nader onderzoek door de rijksrecherche verricht. Zo gaf nieuwe informatie aanleiding te onderzoeken of [naam 4] , die eveneens als verdachte is aangemerkt, heeft geregeld dat hij op 29 september 2022 in het diepste geheim een gesprek met [journalist 1] kon voeren in het gebouw van de Tweede Kamer. Dat gesprek lijkt ook te hebben plaatsgevonden, terwijl het tot dan toe verrichte onderzoek daarvoor geen enkele aanwijzing gaf.
Verder is van belang dat belastende verklaringen van bijvoorbeeld [naam 5] en [naam 3] veel vermoedens en aannames bevatten.
Ten slotte is er weinig bekend over de bezoeken van de verdachte aan Amsterdam op 27 en 28 september 2022. Of zij op 27 september 2022 naar het gebouw van het NRC is gegaan, staat allerminst vast. Verder heeft geen enkele betrokkene verklaard over de inhoud van de hiervoor genoemde telefonische contacten op 26, 27 en 28 september 2022.
Al met al staat vast dat informatie uit de vergadering van het Presidium is gelekt op 28 september 2022 tussen ongeveer 11.00 uur en 20.37 uur. Dit kan op verschillende manieren en/of plaatsen zijn gebeurd: in persoon, in de wandelgangen, telefonisch, via de e-mail, in Den Haag, in Amsterdam of elders.
De rechtbank is, gelet op al het voorgaande, van oordeel dat het overtuigende bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij het lekken van de informatie ontbreekt en zal de verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.