Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBDHA:2025:12552

Op 14 July 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 09/046803-25, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:12552. De plaats van zitting was Den Haag.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
09/046803-25
Datum uitspraak:
14 July 2025
Datum publicatie:
14 July 2025

Indicatie

Veroordeling van een basisschoolleraar voor het plegen van seksuele handelingen bij een leerling. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf als ook tot het verrichten van een taakstraf. Partiële toewijzing vordering benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/046803-25

Datum uitspraak: 14 juli 2025

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1996 te [geboorteplaats] ,

BRP-adres: [adres] te [postcode] [woonplaats] .

1
Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 juni 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Briejer en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. E.J.W. Schuijlenburg naar voren is gebracht.

2
De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij (als basisschoolleraar van de [schoolnaam] te [plaats] ) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 januari 2025 tot en met 31 januari 2025 te Wilhelminaoord, gemeente Westerveld, althans in Nederland, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren dat aan zijn zorg en/of waakzaamheid en/of opleiding is toevertrouwd, te weten (zijn leerling) [benadeelde] (geboren [geboortedatum 2] -2012) (tijdens een schoolkamp) een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten

- ( terwijl die [benadeelde] , slechts gekleed in een onderbroek, nog lag te slapen) bij die [benadeelde] in het bovenste bed van het stapelbed te klimmen en/of

- op en/of onder de deken/slaapzak naast die [benadeelde] te gaan liggen en/of

- die [benadeelde] een knuffel te geven en/of

- met zijn, verdachtes, hand over de (blote) (onder)buik van die [benadeelde] te wrijven en/of

- met zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [benadeelde] te gaan en/of

- met zijn, verdachtes, hand in de richting van het geslachtsdeel van die [benadeelde] te gaan en/of te wrijven.

Beslissing

3
De bewijsbeslissing
3.1.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.

3.2.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.

3.3.

Gebruikte bewijsmiddelen

De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025041047, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 175).

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 juni 2025, voor zover inhoudende:

Ik ben bij [benadeelde] tijdens het schoolkamp rond 06.30 uur, op de ochtend na de bonte avond, in bed gegaan. [benadeelde] sliep in een stapelbed in het bovenste bed en lag op dat moment te slapen. Ik wilde hem een knuffel geven maar dat lukte in eerste instantie niet. [benadeelde] werd op een gegeven moment wakker en vroeg wat ik bij hem kwam doen. Ik ben naar boven geklommen en ben naast hem gaan liggen. Daar was ruimte omdat hij tegen het hekje aan lag. Ik heb hem toen een knuffel gegeven. Mijn hand is daarbij op de buik, bij de navel, van [benadeelde] beland en daar blijven liggen. Dat was onder de slaapzak. [benadeelde] had geen pyjama aan en lag in een slaapzak. De slaapzak kwam ongeveer tot zijn navel. Ik voelde dat hij kippenvel had.

2. Het proces-verbaal van aangifte door [de moeder] , opgemaakt op 11 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 18-24):

V: Namens wie doet u aangifte?

A: Namens mijn zoon. [benadeelde] , hij is 12 jaar oud.

V: Waar doet u aangifte van?

A: Dat zijn meester [verdachte] bij mijn zoon in bed is gekropen terwijl hij lag te slapen tijdens het kamp van groep 8.

V: Tegen wie doet u aangifte?

A: Tegen meester [verdachte] . Werkzaam bij de [schoolnaam] in [plaats] .

V: Wanneer is het gebeurd?

A: Dit is op kamp gebeurd. Maandag 27 januari 2025 zijn ze vertrokken en vrijdag 31 januari 2025 zijn ze terug gekomen.

V: Waar is het gebeurd?

A: In Wilhelminaoord, gemeente Westerveld.

3. Het proces-verbaal van verhoor [naam 1] , opgemaakt op 13 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 85; 87):

V: Wanneer zou dit gebeurd zijn?A: Het zou gebeurd zijn op schoolkamp op vrijdagochtend 31 januari 2025.

V: Wat is de functie van meester [verdachte] bij de [schoolnaam] ?A: Hij is leerkracht van groep 8.

4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 91-98):

Op woensdag 19 februari 2025 hoorde ik, verbalisant [verbalisant] de getuige [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 2] 2012.

Toen we kamp van school hadden ging de meester in de ochtend toen ik nog half sliep bij mij in bed liggen en toen ging hij aan mijn buik zitten en ook nog onder mijn buik. Welke meester kwam er bij jou liggen donderdag ochtend? Meester [verdachte] . Ik sliep nog wel maar ik hoorde gekraak. Toen sliep ik nog half. Toen kwam de meester naast mij liggen en wreef over mijn buik, ook daar onder. Ik had geen kleren aan maar wel een onderbroek. De meester lag met zijn hoofd naast mijn hoofd. Hij ging aan mijn buik zitten en ook een beetje daar onder. Hij ging een beetje wrijven met zijn hand. Hij ging met zijn hand tussen mijn piemel en mijn navel. Ik vond het een beetje raar. Hij wreef met 1 hand een beetje langzaam. Hij ging ook onder mijn onderbroek en wreef over mijn buik. Dat voelde ik. Hij wreef net iets boven mijn piemel maar niet aan mijn piemel. Ik heb er met mijn vader en moeder over gepraat.

5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 21 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 106; 107):

Het kamp duurde van 27 januari 2025 tot 31 januari 2025. Op de laatste avond hadden we bonte avond. (…) Het was op de vrijdagochtend.

3.4.

Bewijsoverwegingen

Juridisch kader

In zedenzaken zijn vaak slechts twee personen bij de verweten seksuele gedragingen

aanwezig geweest, namelijk het veronderstelde slachtoffer en de vermeende dader. Wanneer

de verdachte in zo’n geval de hem of haar verweten gedragingen (deels) ontkent, zijn de

verklaringen van het veronderstelde slachtoffer doorgaans het enige bewijsmiddel.

Het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan niet uitsluitend

worden aangenomen op de verklaring van het veronderstelde slachtoffer (artikel 342,

tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv)). De feiten en omstandigheden waarover hij of

zij verklaart, mogen niet op zichzelf staan, maar moeten volgens vaste rechtspraak

voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron dan

degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.

Dit betekent dat de rechtbank moet beoordelen of de verklaringen van het veronderstelde

slachtoffer niet alleen betrouwbaar zijn, maar ook of die verklaringen voldoende steun

vinden in ander bewijsmateriaal. Het benodigde steunbewijs moet zien op feiten en

omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte

verweten gedragingen.

Daarnaast geldt dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde kan opleveren.

Toepassing juridisch kader / betrouwbaarheid [benadeelde] / steunbewijs

Naar het oordeel van de rechtbank heeft [benadeelde] , ondanks zijn jonge leeftijd van 12 jaar, tijdens het studioverhoor helder en gedetailleerd verklaard over de handelingen die de

verdachte met hem heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat een kind van 12 jaar oud in beginsel goed in staat is om onder woorden te brengen wat hem of haar is overkomen. Dat is eens te meer het geval als het kind wordt gehoord in een speciale studio door gecertificeerde zedenrechercheurs, die in een dergelijk verhoor ook controlevragen opnemen die erop gericht zijn te toetsen of een kind niet alleen gedetailleerd, maar ook consistent verklaart. De rechtbank ziet geen redenen om aan de verklaring van [benadeelde] te twijfelen. In het studioverhoor van [benadeelde] is hij helder in wat wel en niet zou zijn gebeurd. Hij lijkt het ook niet “aan te dikken” of groter te maken. Zo verklaart hij dat de verdachte over zijn blote buik heeft gewreven, ook onder zijn onderbroek en in de richting van zijn piemel, maar zegt hij er expliciet bij dat de verdachte daarbij zijn piemel niet heeft aangeraakt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [benadeelde] als betrouwbaar kan worden aangemerkt.

De verklaring van [benadeelde] vindt bovendien steun in ander bewijs, namelijk in de verklaringen van de verdachte. De verdachte verklaart immers dat hij bij [benadeelde] in bed is geklommen, naast hem heeft gelegen en dat zijn hand op de blote buik en navel van [benadeelde] is geweest. Ook heeft de verdachte kippenvel bij [benadeelde] gevoeld. Nu de verklaring van [benadeelde] op onderdelen, die in direct verband staan met het tenlastegelegde, steun vindt in ander bewijs acht de rechtbank alle tenlastegelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen.

Pleegdatum

De rechtbank stelt vast dat het strafbare feit is gepleegd op vrijdag 31 januari 2025. De verdachte verklaart hierover dat hij in de ochtend van de dag ná de laatste avond (de bonte avond) naar [benadeelde] is toegegaan en het kamp vond plaats in de periode van maandag 27 januari 2025 tot en met vrijdag 31 januari 2025.

Seksuele context

De verdediging heeft zich onder meer op het standpunt gesteld de handelingen niet hebben plaatsgevonden binnen een seksuele context. De rechtbank verwerpt dit standpunt en overweegt daartoe als volgt. De opvattingen in onze samenleving over seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn de afgelopen jaren strikter geworden. Van aanranding kan ook sprake zijn bij handelingen die niet de aanraking van seksuele lichaamsdelen betreffen, maar die in het licht van de context waarin zij plaatsvinden alsnog een seksuele strekking krijgen. In dit kader merkt de rechtbank op dat de verdachte bij [benadeelde] in bed is geklommen en naast hem is gaan liggen; dat hij zijn hand op zijn buik en navel heeft gelegd en heeft gewreven in de richting van de piemel en ook onder de onderbroek. Dat daarbij geen sprake is geweest van het daadwerkelijk aanraken van de piemel van [benadeelde] is voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van seksuele handelingen niet doorslaggevend. De omstandigheden waaronder dit is gebeurd zijn mede bepalend. De rechtbank overweegt daartoe dat allereerst sprake is van een volstrekt ongelijkwaardige situatie, nu het hier gaat om contact tussen een (basisschool) leerling en een leerkracht. Van instemming met een knuffel of vragen om een knuffel was (wat daar verder van zij) geen sprake. [benadeelde] sliep nog (half) op het moment dat de verdachte bij hem in bed klom. De handelingen vonden verder plaats op een ongebruikelijke plaats, namelijk in het bed van [benadeelde] én op een ongebruikelijk tijdstip, namelijk om ongeveer 06.30 in de vroege ochtend van 31 januari 2025. In die tijd van het jaar is het op dat tijdstip nog donker. De avond daarvoor was het laat geworden en alle kinderen sliepen nog. Tenslotte is in deze context nog van belang dat [benadeelde] op dat moment geen pyjama aanhad en dat de verdachte zich daar, ook vóór dat hij besloot om [benadeelde] een knuffel te geven, van bewust moet zijn geweest. Gegeven deze context komt de rechtbank tot de conclusie dat de handelingen van de verdachte als seksuele handelingen moeten worden aangemerkt.

Conclusie

De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het verrichten van seksuele handelingen bij een minderjarige terwijl die minderjarige aan zijn zorg, waakzaamheid en opleiding was toevertrouwd.

3.5.

De bewezenverklaring

De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

hij, als basisschoolleraar van de [schoolnaam] te [plaats] , op 31 januari 2025 te Wilhelminaoord, gemeente Westerveld, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren dat aan zijn zorg, waakzaamheid en opleiding is toevertrouwd, te weten zijn leerling [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 2] -2012, tijdens een schoolkamp seksuele handelingen heeft verricht, te weten

- terwijl die [benadeelde] slechts gekleed in een onderbroek nog lag te slapen, bij die [benadeelde] in het bovenste bed van het stapelbed te klimmen en

- naast die [benadeelde] te gaan liggen en

- die [benadeelde] een knuffel te geven en

- met zijn, verdachtes, hand over de blote (onder)buik van die [benadeelde] te wrijven en

- met zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [benadeelde] te gaan en

- met zijn, verdachtes, hand in de richting van het geslachtsdeel van die [benadeelde] te gaan en te wrijven.

Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5
De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6
De strafoplegging
6.1.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 167 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden 1) meldplicht bij reclassering, 2) ambulante behandeling, 3) informatieplicht bij wijziging van werkzaamheden en 4) contactverboden met [benadeelde] als ook met diens ouders.

Verder heeft de officier van justitie gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf groot 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.

Tot slot vordert de officier van justitie op te leggen dat de verdachte wordt ontzet uit het recht tot uitoefening van het beroep van leraar/docent voor zover het betreft onderwijs aan/begeleiding van minderjarigen, voor de duur van twee jaren.

6.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich (primair) op het standpunt gesteld dat de verdachte geen straf opgelegd dient te krijgen gelet op de bepleite vrijspraak.

Subsidiair verzoekt de verdediging om de verdachte niet een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf op te leggen die hoger is dan de duur doorgebracht in voorlopige hechtenis.

De verdediging ziet geen aanleiding voor een werkstraf noch voor een beroepsverbod, nu uit de rapportages naar voren is gekomen dat er geen aanwijzingen zijn dat bij de verdachte sprake is van seksuele gevoelens richting minderjarigen.

6.3.

Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Ernst van het feit

De verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid als basisschoolleraar schuldig gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen met een 12-jarige leerling tijdens het afsluitkamp van groep 8. Daarmee heeft hij, zo blijkt uit de slachtofferverklaring, een voor het slachtoffer belangrijk en leuk schoolmoment, helemaal verpest. De verdachte heeft, mede gelet op zijn hoedanigheid als leraar en het daaruit voortvloeiende overwicht, ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het jonge slachtoffer. Daarnaast is buitengewoon kwalijk dat het vertrouwen dat kinderen moeten kunnen hebben in de personen aan wie ze zijn toevertrouwd door de verdachte is beschadigd. Juist de verdachte heeft een belangrijke voorbeeldrol te vervullen en hij is hierin meer dan ernstig tekortgeschoten. Het wordt de verdachte zeer kwalijk genomen dat hij geen professionele afstand heeft gehouden tot het slachtoffer. In het bijzonder nu feit van algemene bekendheid is dat jonge slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag nog geruime tijd de (psychische) gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Tenslotte veroorzaakt het handelen van de verdachte ook gevoelens van angst en onveiligheid bij anderen, zoals in deze zaak duidelijk is geworden, in het bijzonder ook bij medeleerlingen en hun ouders.

Blanco documentatie

De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 26 mei 2025 en constateert dat de verdachte geen eerdere veroordelingen opgelegd heeft gekregen. De verdachte is een first offender.

Persoon van de verdachte

De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een psychologisch onderzoek van 19 mei 2025, opgesteld door drs. G.J.H. Poncin, GZ-psycholoog. De psycholoog heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens heeft. Derhalve adviseert de psycholoog dat het tenlastegelegde, indien bewezenverklaard, volledig aan de verdachte kan worden toegerekend. De kans op seksuele recidive wordt als matig ingeschat. Verder is bij de verdachte geen sprake van cognitieve beperkingen dan wel van psychopathologie. Wel kan de verdachte impulsief zijn. De psycholoog adviseert de rechtbank geen zorg- of behandeltraject op te leggen. Wel zou in een ambulant kader een behandeling overwogen kunnen worden ten aanzien van zijn impulsiviteit.

In het strafdossier bevond zich tevens een reclasseringsadvies van 26 mei 2025 over de verdachte. De reclassering kan de kans op recidive niet inschatten gelet op de proceshouding van de verdachte. De reclassering acht het wenselijk dat de verdachte, bij een bewezenverklaring, wordt veroordeeld tot een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden 1) meldplicht bij reclassering, 2) ambulante behandeling, 3) informatieplicht bij wijziging van werkzaamheden en 4) contactverboden met [benadeelde] als ook met diens ouders. De reclassering vindt een beroepsverbod niet passend gelet op de grote gevolgen daarvan voor de verdachte voor de toekomst en ook nu er geen andere belastende omstandigheden bekend zijn die een beroepsverbod zouden rechtvaardigen. Wel acht de reclassering monitoring van het (vrijwilligers)werk van de verdachte geïndiceerd, met name wanneer er bij dat (vrijwilligers)werk minderjarigen betrokken zouden zijn.

De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de psycholoog ten aanzien van de volledige toerekenbaarheid en neemt deze derhalve over. Verder neemt de rechtbank de adviezen van de reclassering met betrekking tot de op te leggen bijzondere voorwaarden over.

Strafmodaliteiten

De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een gevangenisstraf. Ook dient de rechtbank ten aanzien van de strafmodaliteit rekening te houden met het taakstrafverbod. Hierdoor kan de rechtbank niet anders dan een straf op te leggen die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.

De rechtbank acht daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf passend; enerzijds om de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

De op te leggen straffen

De rechtbank legt de verdachte, alles afwegende, op een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 167 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden 1) meldplicht bij reclassering, 2) ambulante behandeling, 3) informatieplicht bij wijziging van werkzaamheden en 4) contactverboden met [benadeelde] als ook zijn ouders.

Ook zal de rechtbank de verdachte veroordelen voor het verrichten van een taakstraf groot 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.

Geen beroepsverbod

De rechtbank legt de verdachte, anders dan door de officier van justitie gevorderd, niet tevens een beroepsverbod op. Daartoe ziet de rechtbank geen aanleiding nu uit het strafdossier en de rapportages van de psycholoog en de reclassering geen aanwijzingen naar voren zijn gekomen die erop duiden dat de verdachte zich opnieuw schuldig zal maken aan een (soortgelijk) misdrijf. Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat een beroepsverbod grote gevolgen met zich meebrengt voor de verdachte. Ook is van belang dat aan de verdachte de voorwaarde van een meldplicht en begeleiding door de reclassering in combinatie met de verplichting om wijzigingen met betrekking tot zijn (vrijwilligers)werk door te geven, wordt opgelegd. Op die manier kan de reclassering de verdachte gedurende de proeftijd op dit gebied volgen.

7
De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

De moeder van [benadeelde] , [de moeder] , heeft zich als wettelijk vertegenwoordiger van [benadeelde] als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 5.844,91, en te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 4.844,91 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade. Verder wordt er een bedrag van € 105,96 gevorderd voor proceskosten.

7.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal toegewezen kan worden en te vermeerderen met de wettelijke rente als ook de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van oordeel dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden gelet op de bepleite vrijspraak.

Subsidiair is de verdediging van mening dat ten aanzien van het materieel gevorderde de vordering afgewezen dient te worden. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de verdediging zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat deze sterk gematigd dient te worden tot een bedrag van € 250,00.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

Materieel

Advocaatkosten

De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering voor wat betreft de posten ‘advocaatkosten aangifte’ ad € 3.025 en ‘advocaatkosten bijstand getuige’ ad

€ 1.512,50 niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. De rechtbank oordeelt dat deze kosten niet aan te merken zijn als materiële kosten die in (voldoende) direct verband staan met het gepleegde strafbare feit. Er ontbreekt derhalve een wettelijke grondslag voor toewijzing.

Nieuw bed

De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in haar vordering voor wat betreft de kosten van een nieuw bed niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Er is onvoldoende causaal verband aangetoond tussen deze kosten en het bewezenverklaarde strafbare feit. Verder procederen binnen het strafproces zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Dit deel van de vordering kan worden voorgelegd aan de civiele rechter.

Boeken

De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten voor de aanschaf van de twee boeken, is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.

Immaterieel

In dit geval is de grondslag voor toekenning van immateriële schadevergoeding een aantasting in persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW. De verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid als basisschoolleraar schuldig gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen met zijn 12 jaar oude leerling tijdens het afsluitkamp van groep 8. Hij heeft, zoals reeds toegelicht hiermee de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer geschonden. De aard van de normschending en de namens de benadeelde partij onderbouwde gevolgen daarvan zijn van dien aard dat er sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze. De rechtbank is van oordeel, kijkend naar vergelijkbare uitspraken, dat de gevorderde € 1.000,00 billijk is.

Totaal

De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van

€ 1.043,47, bestaande uit € 43,47 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade.

Rente

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 31 januari 2025, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.

Proceskosten

Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op € 105,96. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel

De verdachte zal voor het bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.043,47, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 januari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [de vader] .

8
De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 247 en 254 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9
De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

aanranding in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren, terwijl het feit begaan wordt jegens een kind waarover de zorg, waakzaamheid en opleiding is toevertrouwd;

verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig (180) DAGEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot honderdzevenenzestig (167) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich op na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres

Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

- zich laat behandelen door de forensische polikliniek de Waag of een soortgelijke

zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;

- verplicht is de reclassering te allen tijde op de hoogte te stellen bij een wijziging van

werkzaamheden of vrijwilligerswerk, waarbij hij contact heeft met een kwetsbare doelgroep. Dit dient te gebeuren voordat de wijziging van kracht wordt, zodat de reclassering kan onderzoeken en beoordelen of deze nieuwe situatie passend en verantwoord is;

- heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met

1) [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 2] 2012;

2) [de moeder] , geboren op [geboortedatum 3] 1973;

3) [de vader] , geboren op [geboortedatum 4] 1969,

zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.

veroordeelt de verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de tijd van honderdvijftig (150) UREN;

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van vijfenzeventig (75) DAGEN;

voorlopige hechtenis

heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;

de vordering van de benadeelde partij;

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.043,47 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 31 januari 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [de vader] ;

bepaalt dat de benadeelde partij voor een bedrag van € 4.537,50 niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;

bepaalt dat de benadeelde partij voor een bedrag van € 263,94 niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

veroordeelt de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, thans begroot op € 105,96, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;

schadevergoedingsmaatregel

legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.043,47, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 januari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [de vader] ;

bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van twintig (20) dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;

bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. M. Rootring, voorzitter,

mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,

mr. L.J. van den Herik, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. R. Loohuis, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juli 2025.

Mr. L.J. van den Herik is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.