Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (als basisschoolleraar van de [schoolnaam] te [plaats] ) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 januari 2025 tot en met 31 januari 2025 te Wilhelminaoord, gemeente Westerveld, althans in Nederland, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren dat aan zijn zorg en/of waakzaamheid en/of opleiding is toevertrouwd, te weten (zijn leerling) [benadeelde] (geboren [geboortedatum 2] -2012) (tijdens een schoolkamp) een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- ( terwijl die [benadeelde] , slechts gekleed in een onderbroek, nog lag te slapen) bij die [benadeelde] in het bovenste bed van het stapelbed te klimmen en/of
- op en/of onder de deken/slaapzak naast die [benadeelde] te gaan liggen en/of
- die [benadeelde] een knuffel te geven en/of
- met zijn, verdachtes, hand over de (blote) (onder)buik van die [benadeelde] te wrijven en/of
- met zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [benadeelde] te gaan en/of
- met zijn, verdachtes, hand in de richting van het geslachtsdeel van die [benadeelde] te gaan en/of te wrijven.
Beslissing
3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025041047, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 175).
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 juni 2025, voor zover inhoudende:
Ik ben bij [benadeelde] tijdens het schoolkamp rond 06.30 uur, op de ochtend na de bonte avond, in bed gegaan. [benadeelde] sliep in een stapelbed in het bovenste bed en lag op dat moment te slapen. Ik wilde hem een knuffel geven maar dat lukte in eerste instantie niet. [benadeelde] werd op een gegeven moment wakker en vroeg wat ik bij hem kwam doen. Ik ben naar boven geklommen en ben naast hem gaan liggen. Daar was ruimte omdat hij tegen het hekje aan lag. Ik heb hem toen een knuffel gegeven. Mijn hand is daarbij op de buik, bij de navel, van [benadeelde] beland en daar blijven liggen. Dat was onder de slaapzak. [benadeelde] had geen pyjama aan en lag in een slaapzak. De slaapzak kwam ongeveer tot zijn navel. Ik voelde dat hij kippenvel had.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [de moeder] , opgemaakt op 11 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 18-24):
V: Namens wie doet u aangifte?
A: Namens mijn zoon. [benadeelde] , hij is 12 jaar oud.
V: Waar doet u aangifte van?
A: Dat zijn meester [verdachte] bij mijn zoon in bed is gekropen terwijl hij lag te slapen tijdens het kamp van groep 8.
V: Tegen wie doet u aangifte?
A: Tegen meester [verdachte] . Werkzaam bij de [schoolnaam] in [plaats] .
V: Wanneer is het gebeurd?
A: Dit is op kamp gebeurd. Maandag 27 januari 2025 zijn ze vertrokken en vrijdag 31 januari 2025 zijn ze terug gekomen.
V: Waar is het gebeurd?
A: In Wilhelminaoord, gemeente Westerveld.
3. Het proces-verbaal van verhoor [naam 1] , opgemaakt op 13 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 85; 87):
V: Wanneer zou dit gebeurd zijn?A: Het zou gebeurd zijn op schoolkamp op vrijdagochtend 31 januari 2025.
V: Wat is de functie van meester [verdachte] bij de [schoolnaam] ?A: Hij is leerkracht van groep 8.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 91-98):
Op woensdag 19 februari 2025 hoorde ik, verbalisant [verbalisant] de getuige [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 2] 2012.
Toen we kamp van school hadden ging de meester in de ochtend toen ik nog half sliep bij mij in bed liggen en toen ging hij aan mijn buik zitten en ook nog onder mijn buik. Welke meester kwam er bij jou liggen donderdag ochtend? Meester [verdachte] . Ik sliep nog wel maar ik hoorde gekraak. Toen sliep ik nog half. Toen kwam de meester naast mij liggen en wreef over mijn buik, ook daar onder. Ik had geen kleren aan maar wel een onderbroek. De meester lag met zijn hoofd naast mijn hoofd. Hij ging aan mijn buik zitten en ook een beetje daar onder. Hij ging een beetje wrijven met zijn hand. Hij ging met zijn hand tussen mijn piemel en mijn navel. Ik vond het een beetje raar. Hij wreef met 1 hand een beetje langzaam. Hij ging ook onder mijn onderbroek en wreef over mijn buik. Dat voelde ik. Hij wreef net iets boven mijn piemel maar niet aan mijn piemel. Ik heb er met mijn vader en moeder over gepraat.
5. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 21 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 106; 107):
Het kamp duurde van 27 januari 2025 tot 31 januari 2025. Op de laatste avond hadden we bonte avond. (…) Het was op de vrijdagochtend.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
In zedenzaken zijn vaak slechts twee personen bij de verweten seksuele gedragingen
aanwezig geweest, namelijk het veronderstelde slachtoffer en de vermeende dader. Wanneer
de verdachte in zo’n geval de hem of haar verweten gedragingen (deels) ontkent, zijn de
verklaringen van het veronderstelde slachtoffer doorgaans het enige bewijsmiddel.
Het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan niet uitsluitend
worden aangenomen op de verklaring van het veronderstelde slachtoffer (artikel 342,
tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv)). De feiten en omstandigheden waarover hij of
zij verklaart, mogen niet op zichzelf staan, maar moeten volgens vaste rechtspraak
voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron dan
degene die de belastende verklaring heeft afgelegd.
Dit betekent dat de rechtbank moet beoordelen of de verklaringen van het veronderstelde
slachtoffer niet alleen betrouwbaar zijn, maar ook of die verklaringen voldoende steun
vinden in ander bewijsmateriaal. Het benodigde steunbewijs moet zien op feiten en
omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte
verweten gedragingen.
Daarnaast geldt dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde kan opleveren.
Toepassing juridisch kader / betrouwbaarheid [benadeelde] / steunbewijs
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [benadeelde] , ondanks zijn jonge leeftijd van 12 jaar, tijdens het studioverhoor helder en gedetailleerd verklaard over de handelingen die de
verdachte met hem heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat een kind van 12 jaar oud in beginsel goed in staat is om onder woorden te brengen wat hem of haar is overkomen. Dat is eens te meer het geval als het kind wordt gehoord in een speciale studio door gecertificeerde zedenrechercheurs, die in een dergelijk verhoor ook controlevragen opnemen die erop gericht zijn te toetsen of een kind niet alleen gedetailleerd, maar ook consistent verklaart. De rechtbank ziet geen redenen om aan de verklaring van [benadeelde] te twijfelen. In het studioverhoor van [benadeelde] is hij helder in wat wel en niet zou zijn gebeurd. Hij lijkt het ook niet “aan te dikken” of groter te maken. Zo verklaart hij dat de verdachte over zijn blote buik heeft gewreven, ook onder zijn onderbroek en in de richting van zijn piemel, maar zegt hij er expliciet bij dat de verdachte daarbij zijn piemel niet heeft aangeraakt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [benadeelde] als betrouwbaar kan worden aangemerkt.
De verklaring van [benadeelde] vindt bovendien steun in ander bewijs, namelijk in de verklaringen van de verdachte. De verdachte verklaart immers dat hij bij [benadeelde] in bed is geklommen, naast hem heeft gelegen en dat zijn hand op de blote buik en navel van [benadeelde] is geweest. Ook heeft de verdachte kippenvel bij [benadeelde] gevoeld. Nu de verklaring van [benadeelde] op onderdelen, die in direct verband staan met het tenlastegelegde, steun vindt in ander bewijs acht de rechtbank alle tenlastegelegde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
Pleegdatum
De rechtbank stelt vast dat het strafbare feit is gepleegd op vrijdag 31 januari 2025. De verdachte verklaart hierover dat hij in de ochtend van de dag ná de laatste avond (de bonte avond) naar [benadeelde] is toegegaan en het kamp vond plaats in de periode van maandag 27 januari 2025 tot en met vrijdag 31 januari 2025.
Seksuele context
De verdediging heeft zich onder meer op het standpunt gesteld de handelingen niet hebben plaatsgevonden binnen een seksuele context. De rechtbank verwerpt dit standpunt en overweegt daartoe als volgt. De opvattingen in onze samenleving over seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn de afgelopen jaren strikter geworden. Van aanranding kan ook sprake zijn bij handelingen die niet de aanraking van seksuele lichaamsdelen betreffen, maar die in het licht van de context waarin zij plaatsvinden alsnog een seksuele strekking krijgen. In dit kader merkt de rechtbank op dat de verdachte bij [benadeelde] in bed is geklommen en naast hem is gaan liggen; dat hij zijn hand op zijn buik en navel heeft gelegd en heeft gewreven in de richting van de piemel en ook onder de onderbroek. Dat daarbij geen sprake is geweest van het daadwerkelijk aanraken van de piemel van [benadeelde] is voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van seksuele handelingen niet doorslaggevend. De omstandigheden waaronder dit is gebeurd zijn mede bepalend. De rechtbank overweegt daartoe dat allereerst sprake is van een volstrekt ongelijkwaardige situatie, nu het hier gaat om contact tussen een (basisschool) leerling en een leerkracht. Van instemming met een knuffel of vragen om een knuffel was (wat daar verder van zij) geen sprake. [benadeelde] sliep nog (half) op het moment dat de verdachte bij hem in bed klom. De handelingen vonden verder plaats op een ongebruikelijke plaats, namelijk in het bed van [benadeelde] én op een ongebruikelijk tijdstip, namelijk om ongeveer 06.30 in de vroege ochtend van 31 januari 2025. In die tijd van het jaar is het op dat tijdstip nog donker. De avond daarvoor was het laat geworden en alle kinderen sliepen nog. Tenslotte is in deze context nog van belang dat [benadeelde] op dat moment geen pyjama aanhad en dat de verdachte zich daar, ook vóór dat hij besloot om [benadeelde] een knuffel te geven, van bewust moet zijn geweest. Gegeven deze context komt de rechtbank tot de conclusie dat de handelingen van de verdachte als seksuele handelingen moeten worden aangemerkt.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – het verrichten van seksuele handelingen bij een minderjarige terwijl die minderjarige aan zijn zorg, waakzaamheid en opleiding was toevertrouwd.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij, als basisschoolleraar van de [schoolnaam] te [plaats] , op 31 januari 2025 te Wilhelminaoord, gemeente Westerveld, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren dat aan zijn zorg, waakzaamheid en opleiding is toevertrouwd, te weten zijn leerling [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 2] -2012, tijdens een schoolkamp seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- terwijl die [benadeelde] slechts gekleed in een onderbroek nog lag te slapen, bij die [benadeelde] in het bovenste bed van het stapelbed te klimmen en
- naast die [benadeelde] te gaan liggen en
- die [benadeelde] een knuffel te geven en
- met zijn, verdachtes, hand over de blote (onder)buik van die [benadeelde] te wrijven en
- met zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [benadeelde] te gaan en
- met zijn, verdachtes, hand in de richting van het geslachtsdeel van die [benadeelde] te gaan en te wrijven.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
aanranding in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren, terwijl het feit begaan wordt jegens een kind waarover de zorg, waakzaamheid en opleiding is toevertrouwd;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van honderdtachtig (180) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot honderdzevenenzestig (167) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich op na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres
Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- zich laat behandelen door de forensische polikliniek de Waag of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verplicht is de reclassering te allen tijde op de hoogte te stellen bij een wijziging van
werkzaamheden of vrijwilligerswerk, waarbij hij contact heeft met een kwetsbare doelgroep. Dit dient te gebeuren voordat de wijziging van kracht wordt, zodat de reclassering kan onderzoeken en beoordelen of deze nieuwe situatie passend en verantwoord is;
- heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met
1) [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 2] 2012;
2) [de moeder] , geboren op [geboortedatum 3] 1973;
3) [de vader] , geboren op [geboortedatum 4] 1969,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van honderdvijftig (150) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van vijfenzeventig (75) DAGEN;
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de vordering van de benadeelde partij;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 1.043,47 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 31 januari 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [de vader] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor een bedrag van € 4.537,50 niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partij voor een bedrag van € 263,94 niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten van de benadeelde partij, thans begroot op € 105,96, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.043,47, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 31 januari 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [de vader] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van twintig (20) dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Rootring, voorzitter,
mr. L.K. van Zaltbommel, rechter,
mr. L.J. van den Herik, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Loohuis, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juli 2025.
Mr. L.J. van den Herik is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.