Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBDHA:2025:14939

Op 12 August 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 09/120810-25, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:14939. De plaats van zitting was Den Haag.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
09/120810-25
Datum uitspraak:
12 August 2025
Datum publicatie:
12 August 2025

Indicatie

Veroordeling van verdachte voor het (meermalen) seksueel misbruiken van zijn stiefkleindochter en het op indringende wijze seksueel benaderen van zijn andere kleindochter. Het seksueel misbruik begon toen het slachtoffer elf jaar oud was, bestond mede uit het binnendringen van het lichaam en duurde ruim een jaar. De rechtbank legt aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar op. Daarnaast is een 38v-maatregel opgelegd, bestaande uit een contactverbod met beide slachtoffers. De vorderingen tot schadevergoeding zijn toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/120810-25

Datum uitspraak: 12 augustus 2025

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1962 te [geboorteplaats] ,

op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1
Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 29 juli 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.Y. Taekema naar voren is gebracht.

[benadeelde 1] en [benadeelde 2] hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en schadevergoeding gevorderd. Ter terechtzitting zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegelicht door hun advocaat, mr. R.G. van der Laan.

2
De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1hij op één of meer momenten in of omstreeks de periode van 04 maart 2024 tot en met 07 september 2024 te Leiden, althans in Nederland, met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2012, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer (seksuele) handelingen heeft gepleegd/verricht, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , te weten het (meermalen)- aanraken en/of betasten van de buik en/of de borsten en/of de billen van die [benadeelde 1] en/of- het brengen en/of houden van een seksspeeltje tegen de vagina en/of de clitoris van die [benadeelde 1] en/of- brengen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde 1] en/of- brengen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [benadeelde 1] ;

2hij op één of meer momenten in of omstreeks de periode van 08 september 2024 tot en met 15 april 2025 te Leiden, althans in Nederland, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2012), een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het (meermalen)- aanraken en/of betasten van de buik en/of de borsten en/of de billen van die [benadeelde 1] en/of- het brengen en/of houden van een seksspeeltje tegen de vagina en/of de clitoris van die [benadeelde 1] en/of- brengen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde 1] en/of- brengen en/of houden en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina, althans tussen de schaamlippen, van die [benadeelde 1] ;

3hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 15 april 2025 te Leiden, althans (elders) in Nederland, een kind beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2012, indringend mondeling en/of schriftelijk seksueel heeft benaderd op een wijze die schadelijk te achten was voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, door (meermaals) met die [benadeelde 2] (middels WhatsApp) te praten over- dat hij, verdachte, het leuk vindt als jonge meisjes zichzelf vingeren en/of- seksueel contact dat hij, verdachte, had met haar stiefzusje en/of (vervolgens) die [benadeelde 2] te vragen of zij hem ook een keer wil pijpen en te zeggen dat hij haar dat kan leren en/of- dat hij, verdachte, haar wil neuken en/of vingeren (al dan niet met een speeltje) en dat zij hem, verdachte, zou pijpen

Beslissing

3
De bewijsbeslissing
3.1.

Opgave van bewijsmiddelen

De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.

De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025123636, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 141).

De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:

1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 29 juli 2025;

2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 19 april 2025, voor zover inhoudende (p. 33, 34);

3. Het proces-verbaal van aangifte van [naam] , opgemaakt op 23 april 2025, voor zover inhoudende (p. 39, 41, 42);

4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 april 2025, voor zover inhoudende (p. 59-60, bijlage p. 61);

5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 april 2025, voor zover inhoudende (p. 48, bijlagen p. 50-54);

6. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 2] , opgemaakt op 21 mei 2025, voor zover inhoudende (p. 100, 101);

7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 juni 2025, voor zover inhoudende (p. 118, bijlage p. 120).

Nadere bewijsoverweging

Door de officier van justitie en de verdediging is gesteld dat het dossier geen bewijs bevat voor de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde handelingen met betrekking tot het seksspeeltje en dat de verdachte daarvan partieel dient te worden vrijgesproken.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde handelingen met het seksspeeltje bij [benadeelde 1] heeft verricht en overweegt daartoe als volgt. Het betreffende seksspeeltje, een “satisfyer”, is aangetroffen bij de doorzoeking van de garagebox van de verdachte, de locatie waar een deel van het misbruik heeft plaatsgevonden. Uit de aangifte volgt dat [benadeelde 1] tegen haar moeder heeft gezegd dat de verdachte de satisfyer voor haar heeft gekocht en dat hij die ook bij haar heeft gebruikt. [benadeelde 1] heeft ook tijdens haar studioverhoor verklaard dat opa een ding tegen haar vagina zette en dat het ding trilde en daarvan een tekening gemaakt (gelijkend op een satisfyer), die in het procesdossier is gevoegd. De rechtbank gaat bij de bewezenverklaring van feit 1 en 2 uit van de verklaring van [benadeelde 1] en ziet geen reden om te twijfelen aan dat onderdeel van haar verklaring.

3.2.

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

1hij in de periode van 4 maart 2024 tot en met 7 september 2024 te Leiden, althans in Nederland, met [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2012, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, seksuele handelingen heeft verricht, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde 1] , te weten het meermalen- aanraken van de buik en de borsten en de billen van die [benadeelde 1] en- het brengen en houden van een seksspeeltje tegen de vagina van die [benadeelde 1] en- brengen en houden en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde 1] en- brengen en houden en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) en penis in de vagina van die [benadeelde 1] ;

2hij in de periode van 8 september 2024 tot en met 15 april 2025 te Leiden, althans in Nederland, met een kind in de leeftijd van twaalf tot zestien jaren, te weten [benadeelde 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2012, seksuele handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten het meermalen- aanraken van de buik en de borsten en de billen van die [benadeelde 1] en- het brengen en houden van een seksspeeltje tegen de vagina van die [benadeelde 1] en- brengen en houden en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [benadeelde 1] en- brengen en houden en heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) en penis in de vagina van die [benadeelde 1] ;

3hij op 15 april 2025 te Leiden een kind beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [benadeelde 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2012, indringend schriftelijk seksueel heeft benaderd op een wijze die schadelijk te achten was voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren, door met die [benadeelde 2] middels WhatsApp te praten over- dat hij, verdachte, het leuk vindt als jonge meisjes zichzelf vingeren en- seksueel contact dat hij, verdachte, had met haar stiefzusje en vervolgens die [benadeelde 2] te vragen of zij hem ook een keer wil pijpen en te zeggen dat hij haar dat kan leren en- dat hij, verdachte, haar wil neuken en vingeren, al dan niet met een speeltje, en dat zij hem, verdachte, zou pijpen

4
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5
De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6
De strafoplegging
6.1.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Verder heeft de officier van justitie gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: 38v-maatregel) aan de verdachte op te leggen, inhoudende een contactverbod met beide slachtoffers.

6.2.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van maximaal vier jaren, waarvan een deel voorwaardelijk op te leggen, met daaraan gekoppeld de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd.

6.3.

Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Ernst van de feiten

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn stiefkleindochter, [benadeelde 1] , gedurende ruim een jaar. Het misbruik begon toen zij pas elf jaar oud was. Op meerdere momenten was er sprake van penetratie met zijn geslachtsdeel, orale bevrediging of andere ontuchtige handelingen. Daarbij was er sprake van onbeschermde seks, met alle risico’s op ziektes of zwangerschap. Volgens de verdachte was het in totaal “een keer of tien” dat er seksuele handelingen tussen hem en [benadeelde 1] hebben plaatsgevonden. Met zijn handelen heeft de verdachte een buitengewoon ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [benadeelde 1] . De verdachte heeft [benadeelde 1] de mogelijkheid ontnomen om zich op een normale, leeftijdsadequate manier seksueel te ontwikkelen. De verdachte heeft het vertrouwen dat [benadeelde 1] in hem als haar opa had moeten kunnen hebben ernstig geschaad. Temeer omdat de verdachte zich naar eigen zeggen had opgeworpen als haar vertrouwenspersoon, omdat hij vond dat haar gezinssituatie niet stabiel was. Dat de verdachte vervolgens op grove wijze misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van [benadeelde 1] en van het overwicht dat hij als opa op haar had, rekent de rechtbank hem zwaar aan.

Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel misbruik een grote impact heeft op jonge slachtoffers daarvan en dat dit ook op latere leeftijd nog kan leiden tot psychische en relationele problemen. Uit de slachtofferverklaring van de moeder van [benadeelde 1] blijkt dat het misbruik niet alleen grote gevolgen heeft gehad voor [benadeelde 1] , maar ook voor de rest van het gezin. [benadeelde 1] is, nadat er problematiek ontstond binnen het gezin als gevolg van het misbruik, een tijd uit huis geplaatst geweest.

De rechtbank overweegt verder dat de verdachte op zoek was naar een tweede slachtoffer, zijn biologische kleindochter [benadeelde 2] . Hij heeft haar berichten gestuurd over de seksuele handelingen die hij verrichtte bij zijn stiefkleindochter, waarna hij de wens uitsprak om hetzelfde ook met haar te gaan doen. Hij heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het op indringende wijze seksueel benaderen van een kind onder de 16 jaar. Op het moment dat [benadeelde 2] zei dat ze “nog maar 12” is en dus te jong daarvoor, reageerde de verdachte dat hij het haar wel kon leren. [benadeelde 2] is hier zo van geschrokken dat ze de berichten direct aan een vriendin heeft laten lezen, waarna haar familie ook op de hoogte is gesteld. Hierdoor is het ten aanzien van [benadeelde 2] bij berichtenverkeer gebleven, maar dat haar opa op deze seksuele manier contact zocht, heeft op haar een grote impact gehad.

Het is evident dat de verdachte bij het plegen van de feiten telkens zijn eigen seksuele behoeften voorop heeft gesteld en dat hij niet heeft stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen op de slachtoffers en de familie, die hierdoor compleet ontwricht is geraakt. De verdachte gaf ook ter terechtzitting nog weinig blijk van enig verantwoordelijkheidsgevoel of zelfinzicht. In het geval van [benadeelde 1] verklaarde hij dat zij vaak het initiatief nam, dat hij daardoor geprikkeld werd en dat hij zwak is geweest en erin meeging. Over de seksuele berichten die hij stuurde aan [benadeelde 2] verklaarde hij dat de berichten slechts voortkwamen uit nieuwsgierigheid. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij, door zijn handelen te bagatelliseren, het leed dat hij zijn kleindochters heeft aangedaan volledig miskent.

Strafblad

De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 1 juli 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.

Persoon van de verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 30 juni 2025. De reclassering is van mening dat in het geval van de verdachte sprake was van een situationele pleger en dat de kans op recidive van een zedendelict laag is. Daarover merkt de rechtbank echter op dat ten tijde van het opmaken van de reclasseringsrapportage het derde feit nog niet ten laste was gelegd. De reclassering heeft dan ook niet kunnen betrekken bij hun advies dat de verdachte ook zijn andere minderjarige kleindochter seksueel heeft benaderd.

De reclassering heeft geen volledige delictanalyse kunnen maken omdat, vanwege het ontbreken aan gedragskundig onderzoek, voor hen onduidelijk was of sprake was van achterliggende problematiek in relatie tot het delictgedrag. Daarnaast had de reclassering vragen over de seksualiteit van de verdachte. Zij adviseren dan ook een voorwaardelijk strafdeel op te leggen waaraan een behandeling door een forensische polikliniek als voorwaarde aan gekoppeld kan worden.

Strafduur- en modaliteit

Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur met zich brengt.

De rechtbank neemt als uitgangspunt voor een eenmalige verkrachting van een slachtoffer beneden de leeftijd van twaalf jaar, waarbij sprake is van binnendringen met het geslachtsdeel, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.

In strafverzwarende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met de volgende omstandigheden.

De verdachte heeft gedurende een periode van ruim een jaar in ieder geval vier keer seksuele handelingen verricht bij [benadeelde 1] die bestonden uit penetratie. Andere seksuele handelingen hebben vaker plaatsgevonden, waarbij sprake was van een opbouw in de ernst van de handelingen.

De seksuele handelingen vonden onder meer plaats op een oud, vies matras in een garagebox van de verdachte, die vol lag met gereedschappen en bouwmaterialen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit nare en vernederende omstandigheden.

Daarnaast vond het misbruik deels plaats bij de verdachte en bij het slachtoffer thuis en dit zijn juist plekken waar het slachtoffer zich veilig had moeten kunnen voelen.

In het verlengde daarvan neemt de rechtbank het de verdachte kwalijk dat sprake was van een afhankelijkheidsrelatie en dat hij ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had moeten kunnen hebben.

Verder heeft de verdachte geen condoom gebruikt, waardoor het slachtoffer risico liep op zwangerschap en besmetting met ziektes.

De rechtbank weegt ook mee dat de verdachte het slachtoffer heeft ontmaagd.

Bovendien heeft de verdachte een tweede slachtoffer gemaakt door ook zijn biologische minderjarige kleindochter op een seksuele wijze te benaderen.

De houding van de verdachte ter terechtzitting ten aanzien van de strafbare feiten, waarbij hij veelal de schuld bij de ander legde of zijn eigen handelen afzwakte, weegt de rechtbank eveneens als strafverzwarende omstandigheid mee.

De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaar passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

38v-maatregel

De rechtbank ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende een contactverbod met beide slachtoffers voor de duur van 5 jaren. Voor iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van 6 maanden.

7
De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 15.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.

[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.

7.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van beide vorderingen met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu uit de onderbouwing van de vordering volgt dat de problematiek van de benadeelde partij ook is ontstaan als gevolg van andere omstandigheden. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat het geestelijk letsel zich op dit moment nog niet heeft geopenbaard.

Ten aanzien van [benadeelde 2] heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat haar vordering kan worden toegewezen.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:

- verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,

- de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,

- de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of

- de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.

Om te spreken van een ‘aantasting in persoon op andere wijze’ moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.

Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat tijdens de zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 BW valt. Door de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast, gelet op de aard en ernst van de onderhavige normschendingen. Uit de toelichting op de vordering volgt dat de benadeelde moeite heeft met slapen en dat zij erge vermoeidheid en concentratieproblemen op school ervaart. Verder is ze meer in zichzelf gekeerd en heeft ze veel last van negatieve gedachten en herbelevingen. Vooral dat het misbruik deels bij haar stiefopa en -oma thuis heeft plaatsgevonden, een plek waar zij zich juist veilig had moeten kunnen voelen, maakt dat het vertrouwen van de benadeelde ernstig geschaad is. Door de problematiek die binnen het gezin naar aanleiding van het misbruik zijn ontstaan, is de benadeelde voor enige tijd uit huis geplaatst. Gedurende die periode voelde zij zich erg eenzaam. Omdat de emotionele veiligheid van de benadeelde in gevaar was, ondergaat zij momenteel behandeling gericht op gezinstherapie na het meemaken van seksueel misbruik.

Dit alles is aan de verdachte toe te rekenen. Dat ook andere factoren of gebeurtenissen zijn die mogelijk aan de problematiek van de benadeelde hebben bijgedragen, doen daar niet aan af.

De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 15.000,00, bestaande uit immateriële schade, passend en zij zal dit bedrag dan ook toewijzen.

Wettelijke rente

De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de laatste datum die valt binnen de tenlastegelegde periode, te weten 15 april 2025.

Proceskosten

Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

BEM-clausule

De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2012) te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat tijdens de zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorieën van artikel 6:106 BW valt. Door het bewezenverklaarde feit 3 is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast, gelet op de aard en ernst van de onderhavige normschending. Uit de toelichting van de vordering volgt dat de benadeelde psychische klachten ervaart als gevolg van de seksueel getinte berichten die de verdachte aan haar heeft gestuurd. De benadeelde voelt zich schuldig dat zij degene is geweest die het strafbaar handelen van haar opa aan het licht heeft gebracht bij de familie. Het doet haar ook veel verdriet dat zij als gevolg hiervan geen contact meer heeft met haar oma, met wie zij een hele goede band had. Verder komt de benadeelde moeilijk in slaap, ervaart ze somberheid en heeft ze uitspraken gedaan over dat zij er niet meer wil zijn. In verband met het voorgaande is de benadeelde doorverwezen naar De Waag voor diagnostiek en behandeling. Dit alles is aan de verdachte toe te rekenen.

De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 750,00, bestaande uit immateriële schade, passend en zij zal dit bedrag dan ook toewijzen.

Wettelijke rente

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 15 april 2025.

Proceskosten

Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

BEM-clausule

De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2012) te openen spaarrekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.

8
De inbeslaggenomen voorwerpen
8.1.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genoemde voorwerp, te weten de telefoon van de verdachte, zal worden onttrokken aan het verkeer.

8.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om teruggave van het in beslag genomen voorwerp.

8.3.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp het onder 3 bewezenverklaarde feit is begaan.

Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9
De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:

33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 244 (oud), 248 (nieuw), 250 (nieuw), 251 (nieuw) van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10
De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.2 bewezen is verklaard;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

ten aanzien van feit 1:

voor wat betreft de periode 4 maart 2024 tot en met 30 juni 2024:

met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;

voor wat betreft de periode 1 juli 2024 tot en met 7 september 2024:

verkrachting in de leeftijdscategorie beneden twaalf jaren;

ten aanzien van feit 2:

verkrachting in de leeftijdscategorie van twaalf tot zestien jaren;

ten aanzien van feit 3:

een kind beneden de leeftijd van zestien jaren indringend mondeling of schriftelijk seksueel benaderen op een wijze die schadelijk te achten is voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaren;

verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) JAREN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, namelijk tot op heden 116 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

de 38-v maatregel

legt op de maatregel:

- dat de veroordeelde voor de duur van 5 (VIJF) JAREN op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen met [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2012);

- dat de veroordeelde voor de duur van 5 (VIJF) JAREN op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen met [benadeelde 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2012);

beveelt dat de vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat de maatregel wordt overtreden, met een maximum van zes maanden;

toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op;

de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 15.000,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 april 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde 1] ;

veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;

bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2012) te openen spaarrekening met een BEM-clausule;

de schadevergoedingsmaatregel

legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 15.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 april 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 1] ;

bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 110 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;

bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;

de benadeelde partij [benadeelde 2]

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 750,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 15 april 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde 2] ;

veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;

bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2012) te openen spaarrekening met een BEM-clausule;

de schadevergoedingsmaatregel

legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 15 april 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 2] ;

bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 15 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.

bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.

het inbeslaggenomen goed

verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoonautomaat.

Dit vonnis is gewezen door

mr. L.C. Bannink, voorzitter,

mr. M.L. Harmsen, rechter,

mr. J.J. Balfoort, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. R. Claessens, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 augustus 2025.