Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBDHA:2025:15185

Op 15 July 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 09/098130-25, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:15185. De plaats van zitting was Den Haag.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
09/098130-25
Datum uitspraak:
15 July 2025
Datum publicatie:
15 August 2025

Indicatie

Bewezenverklaring van diefstal, meermalen gepleegd. De rechtbank legt aan verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/098130-25

Datum uitspraak: 15 juli 2025

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[de verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] (Bulgarije),

zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,

op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] .

1
Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 1 juli 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W. Noort, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. A. Roozdar, naar voren is gebracht.

2
De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1. hij op of omstreeks 28 maart 2025 te 's-Gravenhage, een scootmobiel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , en/of Medipoint, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen scootmobiel onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door: gebruik te maken van een loper, althans van een niet voor die scootmobiel afgegeven sleutel/voorwerp/apparaat;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 28 maart 2025, te 's-Gravenhage, een scootmobiel, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

2 hij op of omstreeks 17 maart 2025, te 's-Gravenhage, een scootmobiel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen scootmobiel onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door: gebruik te maken van een loper, althans van een niet voor die scootmobiel afgegeven sleutel/voorwerp/apparaat.

Beslissing

3
De bewijsbeslissing
3.1.

Gebruikte bewijsmiddelen

De rechtbank heeft in bijlage I de wettige bewijsmiddelen opgenomen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.

3.2.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. Omdat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat bij deze feiten een valse sleutel is gebruikt, spreekt de rechtbank de verdachte vrij van die strafverzwarende omstandigheid.

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

hij op of omstreeks 28 maart 2025 te 's-Gravenhage, een scootmobiel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , en/of Medipoint toebehoorde(n), heeft weggenomen, met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen. terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen scootmobiel onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door: gebruik te maken van een loper, althans van een niet voor die scootmobiel afgegeven sleutel/voorwerp/apparaat.

hij op of omstreeks 17 maart 2025, te 's-Gravenhage, een scootmobiel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen, met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen. terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen scootmobiel onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door: gebruik te maken van een loper, althans van een niet voor die scootmobiel afgegeven sleutel/voorwerp/apparaat.

4
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5
De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6
De oplegging van de maatregel
6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de onvoorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de ISD-maatregel) wordt opgelegd.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen. Subsidiair verzocht hij deze voorwaardelijk op te leggen.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij de oplegging van na te melden maatregel neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen van scootmobiels. Dit zijn hinderlijke feiten die bij de slachtoffers overlast en schade veroorzaken.

Verdachte heeft zich er klaarblijkelijk niet om bekommerd dat deze diefstallen niet alleen een inbreuk maken op de gevoelens van veiligheid van de gedupeerden, maar ook veel overlast en schade tot gevolg hebben. Door zo te handelen heeft verdachte er bovendien blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen.

Reclasseringsadvies

De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 19 juni 2025.

De reclassering concludeert dat bij de verdachte meerdere risicofactoren voor delictgedrag aanwezig zijn en sprake is van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Er is sprake van een actueel delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten en van forse verslavingsproblematiek bij betrokkene die er voor zorgt dat hij in een vicieuze cirkel terecht is gekomen. Op het moment dat betrokkene terugvalt in zijn middelengebruik, stopt hij met werken en heeft hij geen inkomen meer. Hij verkeert in een negatief sociaal netwerk, dat misbruik van hem maakt, waardoor hij zich gedwongen, maar ook genoodzaakt voelt om diefstallen te plegen. Daarnaast ontbreekt het hem aan enige vorm van stabiliteit in zijn leven. Hij heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, beschikt niet over (legaal) werk en heeft daardoor ook geen inkomsten. Beschermende factoren zijn op dit moment niet aanwezig.

Uit het reclasseringsrapport blijkt dat een eerder voorwaardelijk kader met een behandelverplichting bij Fivoor niet goed is verlopen. Het was moeilijk om met de verdachte in contact te komen en de verdachte meldde zich niet op de afgesproken tijdstippen bij de reclassering.

Ambulante behandeling van de verdachte acht de reclassering op dit moment niet uitvoerbaar, omdat de verdachte moeilijk bereikbaarheid is, geen Nederlands spreekt en geen zorgverzekering heeft, waardoor hij geen aanspraak kan maken op (forensische) zorg.

De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.

Voldoet de verdachte aan de voorwaarden voor de ISD-maatregel?

De feiten waarvoor de verdachte wordt veroordeeld zijn beide een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.

De verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, en de bewezenverklaarde feiten zijn begaan nadat deze straffen geheel ten uitvoer zijn gelegd.

De verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader uit de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, nu over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten tegen hem zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.

Gelet op verdachtes uitgebreide justitiële documentatie en het door de reclassering ingeschatte hoge risico op recidive moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte in de toekomst opnieuw een misdrijf zal begaan waarbij de veiligheid van goederen in het geding is.

Is de ISD-maatregel passend en geboden?

Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade dient het belang van de samenleving thans voorop te staan en eist de veiligheid van goederen de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank ziet geen reële andere mogelijkheid om overlast en recidive te voorkomen. Een voorwaardelijke straf of maatregel met reclasseringstoezicht zal daarvoor onvoldoende waarborgen bieden, gelet op de verblijfstatus van de verdachte, de taalbarrière, het ontbreken van een verblijfplaats en zorgverzekering en het mislukken van eerder toezicht en ambulante behandeling.

Ambulante begeleiding door Stichting Barka biedt geen waarborgen tegen recidive. In de door de raadsman overgelegde e-mailwisseling schrijft Stichting Barka namelijk dat de verdachte geen recht heeft op behandeling in Nederland, dat Barka voornamelijk kan helpen met terugkeer naar Bulgarije en dat de verdachte in gesprek met Barka te kennen heeft gegeven dat hij dat nu niet wil.

Met de ISD-maatregel kan worden voorzien in de juiste hulp en begeleiding en kan met de verdachte eventueel worden gekeken naar de mogelijkheden om op termijn terug te keren naar zijn geboorteland.

Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet aftrekken van de duur van die maatregel.

7
De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel
7.1

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 300,- materiele schade en € 1.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.

7.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

7.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft eveneens geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

Materiële schade

De benadeelde partij was ten tijde van het delict 90 jaar oud en kon zich zonder scootmobiel niet verplaatsen. De benadeelde partij was door de diefstal van zijn scootmobiel van 28 maart 2024 tot 14 april 2024 volledig aangewezen op familie voor het halen van boodschappen. Dit is door de benadeelde partij voldoende toegelicht en door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist. De reiskosten en tijdsbesteding van de familie van de verdachte, is verplaatste schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Omdat de rechtbank de schade niet concreet kan bepalen, zal zij die naar billijkheid schatten op een bedrag van € 200,00.

De vordering van gebruiksschade wijst de rechtbank af, omdat die vordering niet is onderbouwd en door de verdediging is betwist.

Immateriële schade

De benadeelde partij vordert smartengeld. Hij licht toe dat de diefstal van de scootmobiel gevoelens van angst teweeg heeft gebracht, waarvoor hij door de huisarts is doorverwezen naar een psycholoog.

Het deel van de vordering dat betrekking heeft op immateriële schade, wijst de rechtbank af. De wet geeft onder meer recht op smartengeld als er sprake is van geestelijk letsel of als er sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. De gevoelens van angst op zichzelf zijn onvoldoende voor het aannemen van geestelijk letsel of een aantasting in de persoon op andere wijze. De beschrijving van de immateriële schade in vordering biedt daarom onvoldoende onderbouwing voor een recht op smartengeld. De rechtbank zal ook dat deel van de vordering afwijzen.

Totaal toegewezen

De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 200,-, bestaande uit materiële schade.

Wettelijke rente

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 28 maart 2025.

Proceskostenveroordeling verdachte

Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel

De verdachte zal voor het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 1] .

8
De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:

- 36f, 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht;

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van deze uitspraak gelden.

9
De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.2 bewezen is verklaard;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:

diefstal, meermalen gepleegd;

verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;

legt de verdachte op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van TWEE (2) JAREN;

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 200,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde 1] ;

wijst de vordering voor het overige af;

legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 maart 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde 1] ;

bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 4 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;

bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. H.G. Egter van Wissekerke, voorzitter,

mr. G.M. Smelt, rechter,

mr. J.M. Meester, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. E.M. van Ginkel, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juli 2025.

Bijlage - bewijsmiddelen

Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL09-098130-25, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 60).

Ten aanzien van feit 1:

1. Het proces-verbaal van aanhouding van de verdachte [de verdachte] opgemaakt op 28 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 36):

Op vrijdag 28 maart 2025 omstreeks 19:05 uur fietste ik, in uniform gekleed, over het Schalk Burgerplein in Den Haag.

Ik zag over de Scheepersstraat een persoon in een scootmobiel mij tegemoet rijden.

De persoon die in deze scootmobiel zat, herkende ik ambtshalve als: [de verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 in Bulgarije. Ik herkende hem omdat er binnen de

politieorganisatie aandacht wordt gevraagd voor [de verdachte] , omdat hij veelvuldig voorkomt voor diefstal dan wel heling van scootmobielen. Ik heb meermaals foto's van zijn gezicht gezien.

Ik bekeek de scootmobiel en ik zag dat er geen sleutel in het daarvoor bestemde contactslot zat.

2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam] , opgemaakt op 31 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 27):

Ik doe aangifte van diefstal voor mijn vader [benadeelde 1]

Op vrijdag 28 maart 2025 omstreeks 19.30 uur, werd ik gebeld door mijn zus dat de scootmobiel van mijn vader niet meer voor zijn woning stond. Toen ik dit hoorde ben ik meteen naar het huis van mijn vader gegaan en daar zag ik dat de scootmobiel verdwenen was. Ik zag dat het slot waarmee zijn scootmobiel op slot stond ook verdwenen was.

Op maandag 31 maart 2025 om 10.48 uur werd ik gebeld door een rechercheur welke mij vroeg of mijn vader ook zijn scootmobiel kwijt was geraakt. Ik hoorde van dezelfde rechercheur dat de scootmobiel gevonden.

Ten aanzien van feit 2:

1. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , opgemaakt op 17 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 9):

Op maandag 17 maart 2025, om 15.00 uur, kwam ik aan bij Julianaplaza, gelegen op de Schalk Burgerstraat 217 te 's Gravenhage.

Ik parkeerde mijn scootmobiel voor de hoofdingang van Julianaplaza.

Op dezelfde dag omstreeks 18.00 uur liep ik weer naar buiten via de hoofdingang, alwaar ik mijn scootmobiel had geparkeerd. Ik zag tot mijn verbazing dat mijn scootmobiel niet meer stond waar ik hem had geparkeerd.

Ik liep vervolgens weer naar binnen en vertelde aan de organisatie van Julianaplaza dat mijn scootmobiel weg was. Zij gingen vervolgens meteen op de camerabeelden kijken. Ik hoorde dat ze zagen dat er man kwam aanlopen en met mijn scootmobiel weg reed richting de Kempstraat. Dit speelde zich omstreeks 16.40 uur.

2. Het proces-verbaal herkenning persoon opsporingsambtenaar van 30 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 16):

Op zondag 30 maart 2025, omstreeks 14:30 uur, was ik verbalisant [verbalisant] , agent van eenheid Den Haag belast met opsporingstaken binnen het verzorgingsgebied van Den Haag centrum. Ik kreeg het verzoek om camerabeelden te bekijken om een verdachte te herkennen. Ik zag dat de camerabeelden van maandag 17 maart 2025 om 16:42 uur, waren.

Ik zag op de beelden en persoon richting een scootmobiel lopen.

Ik herkende de persoon op de camerabeelden als zijnde: [de verdachte] geboren [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] (Bulgarije)

Op vrijdag 28 maart 2025 had ik hem overgebracht naar het politiebureau Jan Hendrikstraat nadat hij was aangehouden door een politiecollega ter zake heling van een scootmobiel. Tevens heb ik ambtshalve de persoon vaker staande gehouden in onze wijk. Hierdoor kan ik met 100 procent zekerheid zeggen dat de persoon op de beelden zelfde persoon is als ik hierboven benoemd.