Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBDHA:2025:24387

Op 19 December 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 10.300675-24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:24387. De plaats van zitting was Den Haag.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
10.300675-24
Datum uitspraak:
19 December 2025
Datum publicatie:
18 December 2025

Indicatie

moord met terroristisch oogmerk; poging tot moord met terroristisch oogmerk; poging tot moord met terroristisch oogmerk, meermalen gepleegd; bedreiging met een terroristisch misdrijf, meermalen gepleegd; ontslag van alle rechtsvervolging; tbs met dwangverpleging

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 10-300675-24

Datum uitspraak: 19 december 2025

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,

op dit moment gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting [plaats 1] .

1
Het onderzoek ter terechtzitting

Bij beslissing van 20 september 2024 heeft de rechter-commissaris in de rechtbank Rotterdam de strafzaak tegen de verdachte verwezen naar de rechtbank Den Haag.

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 19 december 2024, 3 maart 2025, 12 mei 2025, 22 juli 2025, 17 oktober 2025 (alle pro forma), 1 december 2025 (inhoudelijke behandeling) en 5 december 2025 (sluiting onderzoek).

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. M. van den Berg en mr. D. Grip, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouwen, mr. Y.H.G. van der Hut en mr. J.A. Aaldijk, (hierna gezamenlijk: de verdediging) naar voren is gebracht.

Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen, de toelichtingen daarop en het spreekrecht dat door of namens de nabestaanden en slachtoffers ter terechtzitting is uitgeoefend.

2
De tenlastelegging

De verdenking komt er – kort en feitelijk weergegeven – op neer dat de verdachte, al dan niet met voorbedachte raad en al dan niet met een terroristisch oogmerk, op 19 september 2024 [slachtoffer 1] door middel van messteken heeft gedood (feit 1), [slachtoffer 2] door middel van messteken heeft gepoogd te doden (feit 2), slachtoffer drie en een of meer (ogenschijnlijk willekeurige) onbekend gebleven person(en) heeft gepoogd te doden (feit 3) alsmede dat de verdachte op die dag slachtoffer drie en een of meer (ogenschijnlijk willekeurige) onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf (feit 4).

De volledige tekst van de tenlastelegging – zoals deze nader is omschreven ter terechtzitting van 1 december 2025 – staat in Bijlage I.

Beslissing

3
De bewijsbeslissing
3.1.

Het standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie hebben – verkort en zakelijk weergegeven – gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle (primair) ten laste gelegde misdrijven, dat wil zeggen: de moord met een terroristisch oogmerk op [slachtoffer 1] , de poging tot moord met een terroristisch oogmerk op [slachtoffer 2] , de poging tot moord met een terroristisch oogmerk op een aantal onbekend gebleven personen en de bedreiging met een terroristisch misdrijf van een aantal onbekend gebleven personen.

De officieren van justitie hebben zich hiertoe gebaseerd op de verklaringen van getuigen, de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , de bevindingen van de politie (waaronder de beschrijving van de camerabeelden), de uitkomsten van het forensisch onderzoek en de verklaringen van de verdachte zelf. De verdachte had zich op het plegen van de genoemde misdrijven ruim van tevoren, in ieder geval in de loop van de dag, voorbereid (voorbedachte raad). Uit de verklaringen van de verdachte en de objectieve omstandigheden (de uiterlijke verschijningsvorm) blijkt bovendien dat sprake was van een terroristisch oogmerk. Het bedreigen met een terroristisch misdrijf blijkt volgens de officieren van justitie met name uit de verklaringen van de getuigen inhoudende dat de verdachte dreigend naar hen toeliep met twee messen, stekende bewegingen maakte en ‘Allahoe akbar’ riep.

3.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich ten aanzien van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde terroristisch oogmerk en het onder 4 (impliciet primair) ten laste gelegde terroristisch misdrijf. Voor deze onderdelen van de tenlastelegging heeft de verdediging vrijspraak bepleit.

De verdediging heeft hiertoe gesteld dat de verdachte tot zijn daden kwam vanuit zijn psychose-gedreven verwrongen realiteitsidee, luisterend naar stemmen in zijn hoofd, met het idee dat hij werd aangevallen. Die verwrongen realiteit en wanen waren weliswaar ingebed in religieuze opvattingen, maar dat maakt nog niet dat er sprake was van een terroristisch oogmerk.

3.3.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft de redengevende feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen opgenomen in Bijlage II. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank in ieder geval het volgende af.

De verdachte is op 19 september 2024 in de ochtend van huis vertrokken. De verdachte heeft eerst een bezoek gebracht aan de bibliotheek in zijn woonplaats [plaats 2] en is daarna, in de middag, met de trein naar Rotterdam gereisd. Ook in Rotterdam heeft de verdachte een bezoek gebracht aan een bibliotheek. Na dit bezoek heeft de verdachte twee koksmessen bij de Hema gekocht en daarna iets gegeten en gedronken. Vervolgens is de verdachte in de avond naar de Erasmusbrug gelopen en heeft aldaar in de omgeving met de messen ingestoken op [slachtoffer 1] en vervolgens op [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] is ten gevolge hiervan overleden. [slachtoffer 2] is hierdoor zwaargewond geraakt, maar heeft dit overleefd. Behalve ten aanzien van de twee genoemde slachtoffers heeft de verdachte nog gepoogd om andere personen van het leven te beroven.

De rechtbank is van oordeel dat hieruit blijkt dat de verdachte deze feiten heeft gepleegd met voorbedachte raad, zodat gesproken kan worden van moord op [slachtoffer 1] , een poging tot moord op [slachtoffer 2] en pogingen tot moord op slachtoffer drie en een aantal onbekend gebleven personen.

Verder heeft de verdachte personen bedreigd.

De standpunten van de officieren van justitie en de verdediging lopen echter uiteen voor wat betreft het terroristisch oogmerk ten aanzien van de genoemde moord en de pogingen tot moord. Ook lopen de standpunten uiteen ten aanzien van de bedreigingen die de verdachte heeft geuit, meer specifiek ten aanzien van de vraag of de verdachte heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf. De rechtbank overweegt als volgt.

3.3.1.

Terroristisch oogmerk (feiten 1, 2 en 3)

In artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) wordt beschreven wat onder terroristisch oogmerk wordt verstaan. Voor zover in deze zaak van belang komt het erop neer dat het oogmerk van de verdachte erop moet zijn gericht om (een deel van) de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Daarbij staat voorop dat het terroristisch oogmerk niet hetzelfde is als iemands ideologische of religieuze motief, of einddoel. Het gaat erom welk effect de verdachte met een gedraging beoogde en niet om de vraag waarom de daad werd gepleegd. Kort gezegd gaat het er dus om wat de verdachte met zijn daad wilde bereiken. Het ideologische motief kan uiteraard wel een zekere rol spelen in het bewijzen van het terroristisch oogmerk. Immers, als iemand een ideologie aanhangt waarin geweld niet wordt geschuwd, zal het in de regel makkelijker zijn het terroristisch oogmerk vast te stellen.

Hoewel het terroristisch oogmerk een subjectief bestanddeel is, zullen behalve de verklaring van de verdachte zelf ook de objectieve omstandigheden (de uiterlijke verschijningsvorm) een rol spelen bij de invulling hiervan. De rechtbank acht hiertoe de volgende feiten en omstandigheden van belang.

Op 19 september 2024 is de verdachte rond 09.30 uur van huis, een beschermde woonvorm van [instelling 1] in [plaats 2] , vertrokken. Kort daarvoor had hij zijn krullen voor een deel afgeschoren. Deze lagen nog in zijn wasbak. Het afscheren van haar kan gezien worden als een reinigingsritueel en een laatste voorbereiding voor het plegen van een jihadistische geweldsdaad. De verdachte is vervolgens rond 10.00 uur in de bibliotheek in [plaats 2] een boek gaan lezen dat hij een aantal dagen eerder had opgeslagen in zijn Telegram Cloud. Het betrof een herschreven versie van de zesdelige ‘Tawhid wa'l-Qital’, geschreven door Sheikh Harith an-Nadhari. In dit boek staat de heilige strijd (Jihad) in de naam van Allah centraal waarbij de vorm van strijden een gewapende strijd (Qital) betreft. Enkele uren na zijn bezoek aan de bibliotheek in [plaats 2] gaat de verdachte met de trein naar Rotterdam.

In Rotterdam gaat de verdachte opnieuw naar een bibliotheek. Als hij rond 16.30 uur aan een tafel gaat zitten, waarbij hij een stoel kiest die tegen een muur staat, chat hij met zijn vriendin. De verdachte zegt in een bibliotheek in Rotterdam te zijn en vraagt haar 20 euro over te maken voor een ‘kaartje terug’. Daarna kijkt hij op zijn telefoon (op TikTok) naar ISIS-onthoofdingsfilmpjes. De verdachte houdt daarbij zijn telefoon half onder de tafel terwijl hij tegelijk zijn omgeving in de gaten houdt. Rond 17.20 uur komt de verdachte op een website met audiofragmenten van [naam 1] , een veroordeelde radicale islamitische geestelijke.

De verdachte verlaat rond 17.30 uur de bibliotheek. De verdachte heeft dan (nog steeds) zijn oortjes in. Hij luistert op hoog volume naar de genoemde audiofragmenten.

Rond 17.40 uur loopt de verdachte de Hema binnen en rekent een paar minuten later twee koksmessen af en stopt deze in zijn rugzak. Nadat hij op straat een flesje sap heeft leeggedronken, loopt hij naar binnen bij een Albert Heijn en rekent daar een zak chips af.

De verdachte kijkt rond 18.15 uur weer op zijn telefoon naar filmpjes met extremistisch geweld. Rond 18.40 uur wordt de verdachte gezien in de buurt van de Erasmusbrug. De verdachte kijkt rond 19.00 uur op zijn telefoon een filmpje met extremistisch geweld. Om 19.22 uur loopt de verdachte over de Willemskade en gaat daar op een bankje zitten.

[slachtoffer 1] is op dat moment op het Willemsplein aan het skaten. Rond 19.30 uur staat de verdachte op en loopt om 19.34 uur langs bar-restaurant Prachtig, naar de skateplek op het Willemsplein. De verdachte kijkt daar voor de laatste keer naar een of meer filmpjes met extremistisch geweld (tot 19.41 uur). Daarna start de verdachte vermoedelijk weer de genoemde audiofragmenten van [naam 1] , die aanstaan als zijn telefoon later wordt teruggevonden.

Omstreeks 20.00 uur zien getuigen hoe de verdachte meerdere keren op [slachtoffer 1] insteekt met twee messen. Getuigen horen dat hij luidkeels ‘Allahoe Akbar’ en andere (Arabische) teksten roept. Nadat de verdachte [slachtoffer 1] heeft neergestoken, rent hij met beide messen in zijn handen dreigend en steekbewegingen makend achter andere personen aan. De verdachte roept hierbij opnieuw ‘Allahoe Akbar’. Dit alles maakt op getuigen de indruk dat de verdachte zoveel mogelijk slachtoffers wil maken.

Mensen vluchten naar binnen bij Remastered, een digitaal kunstmuseum. De verdachte gaat daar ook naar binnen. [slachtoffer 2] komt ten val bij de ingang en wordt meerdere keren in zijn rug gestoken door de verdachte, maar weet – mede met hulp van een omstander die de verdachte weet te slaan met een voorwerp – te ontkomen. Ook in Remastered horen getuigen dat de verdachte ‘Allahoe Akbar’ roept.

Omstreeks 20.04 uur weten omstanders de verdachte te overmeesteren en wordt de verdachte vervolgens door de toegesnelde politie aangehouden.

De verdachte heeft, ten gevolge van de overmeestering waarbij er met voorwerpen op zijn hoofd is geslagen en hij een tafel op zijn hoofd heeft gekregen, letsel opgelopen, waaronder hersenletsel waarvoor hij in het ziekenhuis gedurende een aantal dagen is behandeld. De eerste dagen na het gebeurde is de verdachte vanwege pijn en vermoeidheid niet of nauwelijks in staat om een verklaring af te leggen.

Op 23 september 2024 wordt de verdachte gehoord door de rechter-commissaris. De verdachte, die op de meeste vragen geen antwoord geeft, verklaart dat de sharia beter is dan democratie.

Op 25 september 2024 wordt de verdachte (nog steeds in het ziekenhuis) door de politie gehoord. De verdachte verklaart over de slachtoffers dat hij hen niet kende, maar dat hij wel wist dat het ongelovigen waren. Zo zegt hij over slachtoffer [slachtoffer 1] : ‘Ik heb gezien dat het een ongelovige was. Dat is iemand die jouw leven helpt naar de hel. Diegene is nu dood. Ik weet dat het een ongelovige is; dat kan je zien aan iemand hoe hij eruit ziet. Dat kan je zien aan de baard van iemand. Als die man geen baard heeft, dan kan je al zien dat het geen moslim is.’ Ook verklaart de verdachte dat hij het ‘gewoon te snel gedaan’ had, dat hij anders een bom op zichzelf had kunnen plaatsen zodat hij gelijk naar het paradijs was gegaan ‘en zouden [zij] gelijk naar de hel gaan’.

De verdachte verklaart ook dat hij voorafgaand en tijdens de aanval luisterde naar passages uit de Koran, de Soera al Anfal. Dit deed de verdachte omdat de volgelingen van de profeet Mohammed rond de zevende eeuw dit ook deden wanneer zij geweld gingen plegen tegen ongelovigen. Er was altijd iemand die niet meevocht, maar deze soera voordroeg. Bij deze geweldplegingen gebruikten de volgelingen ook messen (zwaarden) omdat dit toentertijd de enige beschikbare wapens waren. Verder bevestigt de verdachte dat hij naar imam [naam 1] luisterde (in het Engels).

3.3.1.1. Conclusie terroristisch oogmerk (feiten 1, 2 en 3)

De rechtbank is, gelet op de hiervoor genoemde feiten die uit de bewijsmiddelen blijken, van oordeel dat de verdachte heeft gehandeld met een terroristisch oogmerk. Zowel uit de genoemde verklaringen van de verdachte, die hij in de dagen na het gebeurde heeft afgelegd, als uit de uiterlijke verschijningsvorm, met name hoe de verdachte zichzelf de hele dag heeft voorbereid op jihadistische geweldshandelingen door hierover te lezen, extremistische filmpjes te bekijken en te luisteren naar passages uit de Koran over de jihad in de zevende eeuw en twee grote messen te kopen. De rechtbank kan deze voorbereiding niet anders zien dan dat de verdachte jihadistisch, extremistisch geweld wilde uitoefenen die dag op (onwillekeurige) ongelovigen en zodoende (een deel van) de bevolking ernstig vrees aan wilde jagen. De verdachte koos hiervoor bewust, in alle rust, een voor hem bekende toeristische locatie uit die zich leent als podium voor dergelijk extremistisch geweld.

De rechtbank ziet onvoldoende aanknopingspunten in het dossier voor het standpunt van de verdediging dat de verdachte zichzelf alleen wilde verdedigen, omdat hij het gevoel had dat hij werd aangevallen. De enkele opmerking van de verdachte hierover in zijn verhoor acht de rechtbank daartoe – bezien in het licht van alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden – onvoldoende. De vraag of de verdachte ten tijde van het gebeurde in een psychose verkeerde en zo ja, of het handelen van de verdachte door deze psychose (geheel) werd bepaald, zal de rechtbank bespreken bij de strafbaarheid van de verdachte. De uitkomst hiervan staat niet in de weg aan een bewezenverklaring van het ten laste gelegde terroristisch oogmerk. (Voetnoot 1)

3.3.2.

Bedreiging met een terroristisch misdrijf (feit 4)

Gelet op het door de verdediging gevoerde verweer overweegt de rechtbank het volgende. Uit de bewoordingen van artikel 285, derde lid, Sr en de wetsgeschiedenis volgt dat voor een veroordeling toereikend is dat wordt gedreigd met een terroristisch misdrijf. Het is niet vereist (anders dan bij de hiervoor besproken feiten) dat de bedreiging zelf met een terroristisch oogmerk plaatsvindt. (Voetnoot 2) De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, dit feit bewezen kan worden verklaard.

3.4.

De bewezenverklaring

De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 impliciet primair, 2 impliciet primair, 3 impliciet primair en 4 impliciet primair ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

1.

hij op 19 september 2024 te Rotterdam [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een mes en/of messen meerdere malen in het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welk misdrijf werd gepleegd met een terroristisch oogmerk, te weten het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen;

2.

hij op 19 september 2024 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een mes en/of messen meerdere malen heeft gestoken in de rug en in de hand van voornoemde [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk misdrijf werd gepleegd met een terroristisch oogmerk, te weten het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen;

3.

hij op 19 september 2024 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om slachtoffer drie en meerdere (ogenschijnlijk willekeurige) onbekend gebleven personen opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een of meer mes(sen) meerdere malen stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van (die) slachtoffer drie en voornoemde onbekend gebleven personen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk misdrijf werd gepleegd met een terroristisch oogmerk, te weten het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen;

4.

hij op 19 september 2024 te Rotterdam slachtoffer drie en meerdere (ogenschijnlijk willekeurige) onbekend gebleven personen heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, door

- met messen dreigend naar en/of in de richting van die slachtoffer drie en die onbekend gebleven personen te rennen en/of te lopen en

- met messen meerdere stekende en/of zwaaiende bewegingen te maken in de richting van die slachtoffer drie en die onbekend gebleven personen, waarbij verdachte meerdere malen Allahoe akbar heeft geroepen.

Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5
De strafbaarheid van de verdachte
5.1.

Het standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot verminderde toerekenbaarheid van de verdachte gelet op het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 14 oktober 2025, opgesteld door D.C.W.H. Naus, psychiater, en A.J. van den Dorpel, psycholoog, waarin dit wordt geadviseerd. In het rapport staat verder dat de stoornis van de verdachte in de afgelopen jaren een grotere rol heeft gespeeld dan de deskundigen en begeleiders hebben onderkend en voldoende aannemelijk is dat die stoornis zijn keuzevrijheid heeft beperkt. Zelfs indien er vanuit de medische invalshoek gezien sprake zou zijn van ontoerekeningsvatbaarheid ten tijde van het tenlastegelegde, staat dit volgens de officieren van justitie niet in de weg aan (al dan niet gedeeltelijke) toerekening van de feiten aan de verdachte. Volgens de officieren van justitie heeft de verdachte zelf eraan bijgedragen dat hij in die toestand verkeerde door het gebruik van verschillende soorten middelen en door de klachten die hij daardoor ondervond niet te melden (zogeheten culpa in causa), ondanks de aan hem opgelegde terbeschikkingstelling met voorwaarden.

5.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft, in afwijking van de eindconclusie van het PBC-rapport over de doorwerking en toerekenbaarheid, primair verzocht het bewezenverklaarde in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte werd ten tijde van het tenlastegelegde volledig gestuurd door de wanen van de floride psychose waarin hij verkeerde, aldus de verdediging, terwijl deze psychose in de jaren die daaraan vooraf gingen nooit geheel weg is geweest. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het bewezenverklaarde in zeer sterk verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.

5.3.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft ten aanzien van de strafbaarheid van de verdachte in het bijzonder acht geslagen op het PBC-rapport alsmede op de nadere toelichting hierop van de rapporteurs op de terechtzitting van 1 december 2025.

5.3.1.

De persoon van de verdachte

De verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek door het PBC. De verdachte is tien weken ter observatie opgenomen geweest in het PBC – langer dan de gebruikelijke zes weken – en is aldaar onderzocht door een psychiater, een psycholoog, en een klinisch neuropsycholoog. Onderdeel van het onderzoek was voorts een zogenoemd forensisch milieuonderzoek waarbij ook (medische) informatie uit het verleden is opgevraagd en diverse referenten en overige bronnen zijn geraadpleegd, zoals de moeder en (half)broers van de verdachte, de basisschool, de middelbare school, de politie en de coach van de verdachte. De zussen van de verdachte hebben niet willen meewerken aan het onderzoek.

Beknopte levensloop

Uit het onderzoek komt het beeld naar voren dat de verdachte een bewogen jeugd heeft gehad, dat zijn vader en moeder geen goed huwelijk hadden en dat zijn vader overleed toen de verdachte nog maar tien jaar oud was. Het overlijden van verdachtes vader had een grote impact op het gezinsleven. Verdachtes moeder had moeite zichzelf staande te houden, sprak onvoldoende Nederlands en kon de zorg voor de kinderen en het huishouden niet aan. Diverse hulpverleningsinstanties zijn betrokken geweest bij het gezin, dat bestond uit de verdachte, zijn moeder, één jongere broer en twee oudere zussen. De verdachte behaalde zijn vmbo-kader-basis diploma in 2019, toen hij zeventien jaar oud was. Daarna begon de verdachte aan een mbo-opleiding, maar deze was te moeilijk voor hem, waardoor hij zijn motivatie verloor en ging spijbelen. De verdachte ging middelen gebruiken en gokken. Verdachtes moeder zag hoe de verdachte veranderde van een kind dat vrijwel nooit boos was naar een jongen die het niet goed kon verdragen wanneer hij iets niet mocht of kreeg.

Uit politiemutaties komt naar voren dat de verdachte in die tijd in toenemende mate geweld gebruikte tegen zijn gezinsleden, onder wie zijn moeder en zussen. Diverse instanties als Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming waren betrokken bij het gezin. De verdachte, die lachgas gebruikte en wiet rookte, kreeg in die tijd last van zijn eerste hallucinaties. De verdachte werd achterdochtig, ook naar zijn toenmalige vriendin en haar familie.

Toen de verdachte in 2020 opnieuw aan een mbo-opleiding wilde beginnen, liep dit om verschillende redenen al mis voordat de verdachte hier goed en wel aan begonnen was. Er was veel schoolverzuim. Ook waren er diverse incidenten buiten schooltijd. Opnieuw werd gezien dat de verdachte achterdochtig was en hallucineerde.

In augustus 2021 beëindigde de verdachte zijn opleiding voortijdig. Om een nieuwe, andere opleiding te bekostigen, ging de verdachte werken, eerst in een zuivelfabriek, later in een shampoofabriek. De verdachte stopte hiermee. De verdachte kreeg last van stemmen en zag vreemde dingen. De verdachte kon zijn rekeningen niet meer betalen en de aanvraag voor een uitkering verliep traag.

Verdachtes moeder zag dat de verdachte steeds vaker niet zichzelf was. De verdachte kon heel boos worden als hij zijn zin niet kreeg, bijvoorbeeld als hij geld nodig had. De verdachte ging (weer) fysiek geweld gebruiken, zoals het slaan van een gat in de muur. De politie werd hierbij betrokken, maar verdachtes moeder wilde geen aangifte doen. De verdachte betuigde spijt en stemde in met de plaatsing in een fasehuis voor (onder andere) jongeren met psychosociale problemen, maar zover kwam het niet. Verdachtes moeder zag dat de verdachte, die nooit serieus bezig was met het geloof, nu ineens ging bidden op een vreemde manier, ‘om rust te krijgen’. In de periode daarna verdiepte hij zich in toenemende mate in de islam, ging vijf keer per dag bidden en ging drie tot vijf keer per dag naar de moskee. Onderzoek door de reclassering naar radicalisering leverde niets op.

Vreemd en gewelddadig gedrag (bos in Otterloo)

Op 28 januari 2022 werd de verdachte aangehouden in het bos in Otterloo. De verdachte was hier naartoe gelopen (22 kilometer van huis) om te bidden. De verdachte ging hierbij gekleed in een zwart gewaad. Hij liep buiten het toegestane gebied en werd hierop aangesproken door de boswachter. De verdachte werd boos en er ontstond een worsteling. De verdachte riep iets in het Arabisch en maakte een verwarde indruk. Nadat hij zich had verzet tegen zijn aanhouding, waaraan een politiehond te pas moest komen, werd de verdachte meegenomen naar het politiebureau. Daar was hij slecht aanspreekbaar, en zei dat hij bezig was met een heilige missie. De gillende, vechtende en bijtende verdachte moest bij zijn voorgeleiding door zes agenten worden gefixeerd, bevuilde zijn cel en trok het schuim van de celdeur. De verdachte werd na drie dagen naar huis gestuurd: de crisisdienst zag geen reden voor een gedwongen opname. Toen de verdachte op 1 februari 2022 bij zijn moeder op de stoep stond, was hij zichzelf niet en keek hij raar uit zijn ogen, aldus zijn moeder, die niet begreep waarom de verdachte niet werd vastgehouden of naar de geestelijke gezondheidszorg was gebracht.

Geweld naar moeder en veroordeling terbeschikkingstelling met voorwaarden

In de ochtend van 3 februari 2022 trok de verdachte zijn jas en schoenen aan en ging naar buiten. Vervolgens kwam de verdachte weer naar binnen. Daar deed hij zijn schoenen en jas eerst uit en daarna weer aan en ging hij opnieuw naar buiten. De verdachte herhaalde deze handelingen veelvuldig. De verdachte bleef heen en weer lopen in de woning. Hij sprak onbegrijpelijk en kwam opeens met een mes op zijn moeder af en probeerde haar de keel door te snijden, terwijl hij ‘Allahoe akbar’ riep en zijn moeder satan noemde. Ondanks haar schreeuwen ‘niet doen, ik ben je moeder’, raakte zij gewond aan haar hals en handen.

De verdachte werd aangehouden en vervolgd voor (onder andere) poging tot doodslag op zijn moeder. Vanwege zijn onberekenbare gedrag en plotselinge agressieve uitbraken werd hij op een afdeling van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum binnen de Penitentiaire Inrichting [plaats 1] geplaatst. Daar ontwikkelde hij een katatoon beeld (een uiting van een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld), uitte hij zich in Arabische teksten en deed hij onnavolgbare uitspraken over de duivel. Nadat hij werd behandeld met dwangmedicatie knapte de verdachte op en verdwenen de radiale gedachten.

Er werd Pro-Justitia-onderzoek verricht door een psychiater en een psycholoog. In hun rapporten (van mei 2022) werd geadviseerd om het tenlastegelegde in het geheel niet aan de verdachte toe te rekenen en de verdachte terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden op te leggen.

De rechtbank volgde de adviezen van de psychiater en de psycholoog en oordeelde dat de gepleegde feiten geheel niet aan de verdachte waren toe te rekenen. Op 27 september 2022 kreeg de verdachte tbs met voorwaarden opgelegd voor de duur van twee jaar, wegens poging tot doodslag op zijn moeder door in haar hals te snijden en poging tot zware mishandeling door in haar handen te snijden op 3 februari 2022, wederspannigheid op 28 januari 2022 en vernieling van een politiecel op 30 januari 2022.

Verblijf in forensische kliniek [instelling 2] (augustus 2022)

In augustus 2022 werd de verdachte, in het kader van zijn voorlopige hechtenis en vooruitlopend op het hiervoor genoemde vonnis, opgenomen in de forensische kliniek [instelling 2] . In een voortgangsverslag van 13 december 2022 schrijft de reclassering dat de verdachte, die nog steeds bij [instelling 2] verbleef, medicatie gebruikte om een nieuwe psychose te voorkomen. De verdachte zou goed meewerken aan behandeling en inmiddels stabiel functioneren, al kwam hij passief over. Er werd gestart met begeleid verlof bij verdachtes moeder.

In maart 2023 wilde de verdachte net als zijn moeder deelnemen aan de ramadan. Moeder had niet het idee dat de verdachte met religie bezig was. Toen de verdachte meedeed aan de ramadan, nam hij zijn medicatie een paar dagen niet op vaste tijden in. Zijn gedrag veranderde. Op 25 maart 2023 vertrok de verdachte op onbegeleid verlof naar zijn moeder, maar nam hij de trein naar Winterswijk en liep hij naar Duitsland, omdat hij stemmen hoorde die zeiden dat hij moest vluchten. De politie wist de verdachte met hulp van [instelling 2] en zijn moeder weer naar de kliniek te laten terugkeren. De verdachte stopte met deelname aan de ramadan en nam zijn medicatie weer in zoals voorheen.

Beschermd wonen in [instelling 1] te [plaats 2] (juli 2023 – 2024)

In juli 2023 is de verdachte naar een locatie van beschermd wonen van [instelling 1] in [plaats 2] verhuisd. De verdachte kon zich vanaf dat moment weer vrij bewegen. De verdachte gedroeg zich aanvankelijk voorbeeldig volgens zijn begeleider. De verdachte nam dagelijks zijn medicatie (om 18.00 uur) en zorgde dat hij op tijd terug was. De verdachte gebruikte geen middelen. Hij bleef aanvankelijk onder behandeling van [instelling 2] . De Waag zou deze behandeling overnemen. In augustus 2023 vertelde de verdachte dat hij online blackjack had gespeeld. De verdachte had hierdoor schulden gemaakt. Het gokken zou worden meegenomen in de overdracht naar De Waag.

De verdachte had sinds eind maart 2023 geen stemmen meer gehoord. Hij had twijfels over de juistheid van de diagnose schizofrenie en de medicatie, en vroeg in het eerste contact met De Waag om afbouw van de medicatie. Uit een voorgangsverslag komt naar voren dat de verdachte in december 2023 medicatie gebruikte en gemotiveerd gebruikmaakte van de begeleiding door [instelling 1] .

Vanaf januari 2024 ontving de verdachte zijn medicatie niet meer dagelijks in de vorm van een tablet, maar wekelijks als depot. Verdachtes moeder vertelde dat hij niet meer om 18.00 uur thuis hoefde te zijn voor zijn medicatie en vaak tot diep in de nacht op pad was en weer ontregelde.

In maart 2024 werd de verdachte door de politie gecontroleerd. De verdachte was in het gezelschap van een man die de politie kende van drugsgerelateerde feiten. De verdachte vertelde dat hij via bewoners bij [instelling 1] voor het eerst cocaïne had gebruikt. Vanaf die tijd ging de verdachte regelmatig cannabis en cocaïne gebruiken. De verdachte kwam bij herhaling te laat op afspraken bij De Waag. Hij twijfelde wederom aan de diagnose en vond de opgelegde tbs-maatregel te zwaar.

In april 2024 werd de dosering anti-psychotische medicatie verlaagd vanwege bijwerkingen.

In juni 2024 adviseerde de psychiater om de tbs met een jaar te verlengen.

Vanaf half juli draaide de verdachte zijn dag- en nachtritme om en was hij veel weg van [instelling 1] . Inmiddels had de verdachte een relatie gekregen met [naam 2] , die hij had leren kennen via Snapchat. De verdachte maakte op haar de indruk van een lieve, positieve man die nooit boos was. Voor zover zij wist, was hij nooit dronken en gebruikte hij geen drugs. Ze noemde hem een ‘verkaasde Marokkaan’ die geen varkensvlees lustte, van een christelijke school kwam en het nooit over religie had. Ze zagen elkaar wekelijks, voor het laatst op 5 september 2024. [naam 3] , de jongere broer van de verdachte, zocht de verdachte vaak op. Ze hadden goed contact. De verdachte maakte op hem niet de indruk dat hij bezig was met religie of onverdraagzaam was naar andere mensen. Wel merkte hij dat de verdachte weer middelen gebruikte sinds begin 2024 en dat de verdachte klaagde over hoofdpijn en soms pardoes ging zitten en staarde. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij ‘oogbolletjes’ zag. Om de risico’s van middelengebruik beter te begrijpen, werd de verdachte aangemeld bij [zorgverlener] , maar de verdachte kwam de afspraken niet na.

In augustus 2024 werd de verdachte aangehouden op verdenking van de verkoop van nepdrugs. In een voortgangsverslag van 16 september 2024 van De Waag staat dat de verdachte het over het algemeen goed deed en dat het hem lukte om werk en studie vol te houden, maar dat het middelengebruik en het niet verschijnen op afspraken zorgen baarden. De verdachte bracht opnieuw twijfels met betrekking tot zijn diagnose en medicatie naar voren.

Op 19 september 2024 werd de verdachte aangehouden.

5.3.2.

Psychische stoornis

De deskundigen komen tot de conclusie dat de verdachte al jaren lijdt aan schizofrenie. Deze schizofrenie kenmerkt zich bij de verdachte door een aantal symptomen, te weten: auditieve hallucinaties in de vorm van het horen van stemmen die tegen hem praten en hem opdrachten geven, visuele hallucinaties, zoals het zien van oogballen en opengaande wolken, en smaak- en reukhallucinaties. De verdachte heeft daarnaast paranoïde en betrekkingswanen, bizarre en religieus gekleurde wanen, die gepaard gaan met doodsangst, fragmentatie en verwarring. Deze kenmerken van schizofrenie manifesteren zich ondanks dat de verdachte in de afgelopen jaren een stabiele dosering medicatie gebruikte.

Zoals hiervoor besproken, kreeg de verdachte in 2019 – rond zijn achttiende – de eerste klachten op dat gebied en deze zijn nooit geheel verdwenen. Geconcludeerd wordt dat de verdachte – ondanks dat hij al jaren medicatie krijgt – feitelijk al jaren onderbehandeld is, waardoor hij vermoedelijk nooit psychosevrij is geweest. De verdachte is hierdoor steeds kwetsbaar voor verdergaande ontregeling, ook als hij de maximale dosis van het voorgeschreven antipsychoticum aripiprazol gebruikt. Dit werd ook waargenomen in zijn huidige detentie in het PPC en tijdens de observatie in het PBC. Door innerlijke en externe stressfactoren kan de verdachte snel ontregelen.

De verdachte heeft vanaf jonge leeftijd in vergaande mate geleerd om het niet te laten zien als hij zich slecht voelt. De deskundigen hebben dit op de terechtzitting als een opvallende karaktertrek van de verdachte benoemd. Terwijl stress en frustratie bij de verdachte worden opgebouwd in zijn binnenwereld ten gevolge van dagelijkse prikkels die hij ervaart, blijft hij naar de buitenwereld kalm en beheerst overkomen – totdat het moment komt dat hij de opgebouwde stress niet langer kan verbergen. Dan kan de verdachte opeens psychotische uitspraken doen en angstig of wanhopig zijn. Al snel na een dergelijke uitbarsting kan de verdachte weer redelijk normaal gedrag laten zien. Als de psychose echter nog verder toeneemt, krijgt de verdachte het idee, de gedachte dan wel de overtuiging dat iedereen en alles met elkaar verbonden is en dat anderen tegen hem samenspannen. In de meest ernstige fase van de psychose verliest de verdachte de realiteit vergaand uit het oog, wordt zijn denken vrijwel volledig bepaald door zijn verwarrende, angstige en psychotische binnenwereld en gaat hij zich extreem bezighouden met religie, vermoedelijk als houvast.

De verdachte heeft dit op de terechtzitting beaamd, in die zin dat hij steun zoekt in zijn geloof als hij zich niet goed voelt. De verdachte kan zich echter niet herinneren dat hij hierin doorslaat en zegt geen of nauwelijks herinnering te hebben aan het bewezenverklaarde en de aanloop hiernaartoe. Hij verklaart niet te begrijpen waarom hij dit zou hebben gedaan.

5.3.3.

Simulatie van klachten?

Zoals hiervoor is opgemerkt, is het lastig gebleken om de ernstige psychiatrische problematiek bij de verdachte op bepaalde momenten waar te nemen terwijl deze er wel is. Zo kon de verdachte tijdens zijn verblijf in het PBC het ene moment zeer angstig klachten delen in een gesprek om zich daarna ogenschijnlijk rustig weer op de afdeling te begeven om bijvoorbeeld een spel te gaan spelen. De verdachte is uitvoerig onderzocht en de deskundigen concluderen dat de verdachte zijn symptomen niet heeft gesimuleerd of aangezet. Het psychologisch testmateriaal ondersteunt het psychiatrische toestandsbeeld en in grote lijnen zijn de klachtenpresentatie, de anamnese en het diagnostisch beeld consistent en in lijn met eerdere verklaringen, gedrag en onderzoek.

5.3.4.

Invloed psychische stoornis op gedragskeuzes (doorwerking)

Zoals hiervoor besproken, heeft de verdachte verklaard zich niet of nauwelijks te herinneren wat er op 19 september 2024 is gebeurd. De deskundigen hebben opgemerkt dat de verdachte zich eerdere incidenten waarbij hij floride psychotisch was, ook niet kon herinneren en dat dit vaker voorkomt bij mensen die een ernstige psychose hebben doorgemaakt. Dit gebrek aan herinnering heeft het onderzoek tijdens de observatieperiode in het PBC bemoeilijkt, in die zin dat de deskundigen wel kunnen concluderen dat er bij de verdachte ten tijde van het gebeurde sprake was van een floride psychose, maar dat het niet lukte om dichtbij de beleving van de verdachte te komen. Ook het referentenonderzoek was enigszins gemankeerd, omdat de referenten niet veel kunnen zeggen over de uitspraken of het gedrag van de verdachte in aanloop naar het gebeurde. Daarbij dient opnieuw genoemd te worden dat de verdachte voor de buitenwereld bijzonder goed verborgen kan houden wat er in hem omgaat.

Duidelijk is echter geworden bij de onderzoekers dat de verdachte in aanloop naar het gebeurde op 19 september 2024 steeds meer ontregelde. De verdachte hield zich minder goed aan afspraken, gebruikte in toenemende mate middelen, vertoonde meer antisociaal gedrag en weerstand tegen de eerdere diagnose en ging zich online steeds meer met religie bezighouden. Bovendien was de dosering van zijn medicatie een aantal maanden voor het gebeurde verlaagd. Dit terwijl de maximale dosering met terugwerkende kracht bezien al te laag was.

De onderzoekers zien veel aanwijzingen dat er bij de verdachte sprake was van een toenemende psychotische ontregeling en dat de verdachte direct na het gebeurde ernstig psychisch ontregeld moet zijn geweest, gelet op bepaalde (extremistische) uitspraken die hij deed tijdens het verhoor. Deze ernstige ontregeling is pas verminderd nadat hij op 24 september 2024 zijn antipsychotische medicatie (in depot) kreeg toegediend.

De deskundigen zien alles overwegend en ondanks de hiervoor genoemde factoren die het onderzoek hebben bemoeilijkt veel aanwijzingen voor een stoornis-specifieke doorwerking in het tenlastegelegde. De deskundigen gaan ervan uit dat de psychose heeft doorgewerkt in de handelings- en keuzevrijheid van de verdachte, maar dat de mate waarin dit gebeurde niet geheel kan worden vastgesteld. De deskundigen komen gelet hierop tot het advies het bewezenverklaarde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen bij hantering van de zogeheten driepuntsschaal (toerekenen - verminderd toerekenen - niet toerekenen). Op de terechtzitting hebben de deskundigen op verzoek van de rechtbank verklaard welk advies zij zouden hebben gegeven bij hantering van de zogeheten vijfpuntsschaal. Het advies zou dan luiden: ‘in ieder geval sterk verminderd toerekeningsvatbaar’. Daarbij hebben zij opgemerkt dat niet is uit te sluiten dat de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar dient te worden geacht, maar dat dit vanwege de genoemde factoren die het onderzoek bemoeilijkten ook niet kan worden vastgesteld.

5.3.5.

Tussenconclusie

De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen grotendeels over, maar zal in afwijking hiervan de verdachte de feiten in het geheel niet toerekenen. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het advies en hetgeen de deskundigen op de terechtzitting naar voren hebben gebracht, volgt dat het vanuit klinisch diagnostisch perspectief zeer aannemelijk is dat de verdachte volledig werd gedreven door de psychose en hij geen keuzevrijheid had om zijn gedrag te bepalen. Dat dit vanwege de genoemde beperkingen van het onderzoek niet (wetenschappelijk verantwoord) kan worden vastgesteld, doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.

De rechtbank overweegt hierbij dat de deskundigen hebben vastgesteld dat de verdachte sinds 2019 nooit geheel vrij is geweest van een psychose en dat de medicijnen die de verdachte kreeg achteraf bezien een te lage dosering voor hem bevatten, terwijl die medicatie ook nog eens werd afgebouwd. Ook zijn er duidelijke paralellen te trekken met de poging tot doodslag op verdachtes moeder op 3 februari 2022, en het zeer verwarde gedrag van de verdachte in de dagen die daaraan vooraf gingen: de plotselinge interesse in religie, die steeds extremistischer werd, en die leidde tot een plotselinge en extreme geweldsuitspatting. Destijds was de conclusie van psychologisch en psychiatrisch onderzoek dat dat handelen de verdachte niet kon worden toegerekend. Nu tot slot is vastgesteld dat de verdachte vlak na het gebeuren op 19 september 2025 psychotisch zeer ontregeld was, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook op die dag volledig werd gedreven door de psychose en hij vanwege die stoornis geen keuzevrijheid had om zijn gedrag te bepalen.

5.3.6.

Culpa in causa?

De officieren van justitie hebben betoogd dat de verdachte zichzelf in een situatie heeft gebracht waardoor hij psychotisch ontregeld raakte omdat hij cocaïne en cannabis gebruikte, waarvan bekend is dat deze een psychose kunnen aanjagen. Ook heeft de verdachte alcohol gedronken. De verdachte zou dit hebben verzwegen voor zijn begeleiders uit angst dat de tbs met voorwaarden zou worden omgezet in tbs met dwangverpleging.

Uit het rapport en hetgeen de deskundigen op de terechtzitting naar voren hebben gebracht, blijkt dat de relatie en interactie tussen het gebruik van middelen en psychotische klachten complex is. Het is niet zo dat de verdachte een heldere en bewuste keuze heeft gemaakt voor het gebruik van middelen en dat hij daardoor psychotisch is ontregeld. De verdachte leed in de periode voorafgaand aan het bewezenverklaarde al jaren aan schizofrenie. De psychotische klachten als gevolg hiervan werden onvoldoende onderdrukt en namen zelfs toe als gevolg van jarenlange onderbehandeling en recente afbouw van antipsychotica. Het is een gegeven dat mensen die lijden aan schizofrenie vaak uit zelfmedicatie middelen als cocaïne en cannabis gebruiken tegen de onrust en psychotische klachten die zij ervaren. Bovendien speelde ook de hoge verslavingsgevoeligheid van de verdachte een rol. Daar komt bij dat de medicatie die de verdachte innam, er om bekend staat dat het de zucht om middelen kan verergeren, zoals de deskundigen ter zitting hebben bevestigd. Dat de verdachte een en ander niet heeft gedeeld met zijn begeleiding, past eveneens in het psychiatrisch ziektebeeld (de schizofrenie) van de verdachte en het daarmee samenhangende sociaal terugtrekken, achterdochtig zijn en een gebrek hebben aan ziekte-inzicht. Tot slot zijn op de terechtzitting in dit verband door de deskundigen nog de ‘negatieve symptomen’ genoemd van schizofrenie die hier invloed op kunnen hebben gehad. Deze negatieve symptomen bemoeilijken het uitvoeren van executieve functies, zoals planning, besluitvorming en probleemoplossing. De rechtbank is dan ook van oordeel dat van een culpa in causa situatie geen sprake is.

5.3.7.

Eindconclusie

Dit alles maakt dat de rechtbank de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar acht. Dit betekent dat de rechtbank de verdachte van alle rechtsvervolging zal ontstaan.

6
Oplegging van een maatregel
6.1.

De vordering van de officieren van justitie

De officieren van justitie hebben een gevangenisstraf van 20 (twintig) jaren en de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging gevorderd.

6.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit alleen tbs met dwangverpleging op te leggen.

6.3.

Het oordeel van de rechtbank

Dat de verdachte op 19 september 2025 afschuwelijke strafbare feiten heeft gepleegd staat vast. De verdachte heeft door wat hij die dag heeft gedaan de slachtoffers en hun naasten onpeilbaar verdriet berokkend. Tijdens de inhoudelijke behandeling hebben nabestaanden en slachtoffers hun verdriet, hun onbegrip en hun boosheid invoelbaar gemaakt. Ook heeft de verdachte met zijn daden voor grote ongerustheid en angst gezorgd. Dat geldt voor de tientallen omstanders, de getuigen die hebben gezien hoe de verdachte op zijn slachtoffers instak en anderen met messen bedreigde, maar ook voor anderen – in Rotterdam en daarbuiten – die later van de verschrikkelijke gebeurtenissen bij de Erasmusbrug hoorden.

Maar de verdachte is geen strafbare dader. De afschuwelijke feiten kunnen hem niet worden aangerekend, omdat hij handelde onder invloed van een geestelijke stoornis – de verdachte was volkomen psychotisch – en het was die stoornis die zijn gedrag dicteerde. Aan hem kan en mag daarom geen straf worden opgelegd als vergelding voor het leed dat hij de slachtoffers heeft aangedaan, hoe lastig dat ook te verteren mag zijn.

Wel bestaat de mogelijkheid om de verdachte een maatregel op te leggen en dat zal de rechtbank ook doen. De rechtbank zal aan de verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging opleggen, nu aan alle vereisten daartoe is voldaan. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.

Gezien de ernstige psychiatrische problematiek en het hoge risico op ernstig gewelddadig delictgedrag in ongunstige omstandigheden, wordt in het PBC-rapport geadviseerd aan de verdachte een klinische behandeling op te leggen om de ernstige psychiatrische stoornis adequaat te behandelen om zodoende het risico op gewelddadig gedrag duurzaam te verlagen. De verdachte dient in een rustige, duidelijke en gestructureerde omgeving te worden behandeld, met abstinentie van middelen en een optimalisering van de medicamenteuze behandeling. Behandelaars zullen voortdurend alert moeten zijn dat aan de buitenkant vaak moeilijk te zien is hoe het met de verdachte gaat en de verdachte hier zelf vaak ook onvoldoende duidelijkheid over kan geven. De verdachte zal moeten leren om hier meer open en duidelijk over te zijn, mede middels een optimalisatie van een crisisplan en herhaalde psycho-educatie. Ook dient van het begin af aan sprake te zijn van een zeer strikte monitoring op middelengebruik en gokgedrag. De neurocognitieve diagnostiek zal, als de verdachte psychosevrij is, opnieuw moeten worden verricht. Op basis daarvan moet worden bepaald wat er van de verdachte kan worden verwacht. Voornoemde vergt een langdurige behandeling, initieel op het hoogste beveiligingsniveau.

Gelet op de psychopathologie van de verdachte en de hoge kans op recidive, is de rechtbank van oordeel dat de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van een tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege eist. De rechtbank zal de maatregel ongemaximeerd aan de verdachte opleggen, nu de tbs wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.

7
De vorderingen van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregel
7.1.1.

De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]

[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 17.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade (affectieschade).

[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 17.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

7.1.2.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 17.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

7.1.3.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 18.528,88, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade van € 28,88 en € 18.500,-- immateriële schade.

7.1.4.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 10.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.

7.2.

Het standpunt van de officieren van justitie

De officieren van justitie hebben geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, met vermeerdering van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.3.

Het standpunt van de verdediging

7.3.1.

De vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]

De verdediging heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .

7.3.2.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 3] heeft de verdediging afwijzing van de vordering bepleit, nu de benadeelde partij niet getrouwd is met of geregistreerd partner is van [slachtoffer 1] . De affectieschade wordt gevorderd op grond van artikel 6:108, vierde lid, aanhef en onder g, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), maar voor het aannemen van een ‘zodanige nauwe persoonlijke betrekking’ dient een hechte affectieve relatie te worden aangetoond. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan hierop een beroep worden gedaan, hetgeen volgens de verdediging niet aan de orde is in de onderhavige zaak.

7.3.3.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de verdediging verzocht de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast te stellen op € 8.000,--. De verdediging heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering ten aanzien van de materiële schade.

7.3.4.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 4] heeft de verdediging niet-ontvankelijkheid bepleit, nu de gestelde schade geen rechtstreekse schade betreft.

7.4.

Het oordeel van de rechtbank

7.4.1.

De vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]

Vordering [benadeelde 1]

Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 17.500,--.

De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 17.500,--, bestaande uit immateriële schade.

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 september 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.

Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 1]

De verdachte zal voor het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 september 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [benadeelde 1] .

Vordering [benadeelde 2]

Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 17.500,--.

De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 17.500,--, bestaande uit immateriële schade.

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 september 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.

Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 2]

De verdachte zal voor het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 september 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [benadeelde 2] .

7.4.2.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 1 bewezen verklaarde feit (conform artikel 6:108, vierde lid, aanhef en onder g, BW). Gelet op wat namens de benadeelde partij ter onderbouwing op zijn vordering naar voren is gebracht, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 17.500,--.

De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 17.500,--, bestaande uit immateriële schade.

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 september 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.

Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel

De verdachte zal voor het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 september 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [benadeelde 3] .

7.4.3.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade, is namens de verdachte niet betwist en namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 2 bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.

Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 2 bewezen verklaarde feit. Gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op zijn vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 18.500,--.

De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 18.528,88, bestaande uit € 28,88 aan materiële schade en € 18.500,-- aan immateriële schade.

De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 19 september 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.

Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel

De verdachte zal voor het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 18.528,88, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 september 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [slachtoffer 2] .

7.4.4.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en namens de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Op grond van hetgeen is aangevoerd, kan de rechtbank niet zonder meer vaststellen dat de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit onder 1. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De rechtbank zal de kosten als bedoeld in artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering van de procespartijen compenseren in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt.

8
De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9
De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet primair, 2 impliciet primair, 3 impliciet primair en 4 impliciet primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

ten aanzien van feit 1 impliciet primair:

moord met terroristisch oogmerk;

ten aanzien van feit 2 impliciet primair:

poging tot moord met terroristisch oogmerk;

ten aanzien van feit 3 impliciet primair:

poging tot moord met terroristisch oogmerk, meermalen gepleegd;

ten aanzien van feit 4 impliciet primair:

bedreiging met een terroristisch misdrijf, meermalen gepleegd;

verklaart de verdachte niet strafbaar;

ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;

gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en

beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;

ten aanzien van de benadeelde partijen:

wijst de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [slachtoffer 2] toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:

[benadeelde 1] een bedrag van € 17.500,--;

[benadeelde 2] een bedrag van € 17.500,--;

[benadeelde 3] een bedrag van € 17.500,--;

[slachtoffer 2] een bedrag van € 18.528,88;

telkens vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 september 2024;

veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door deze benadeelde partijen gemaakt, tot op heden telkens begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, telkens vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 september 2024, van:

€ 17.500,-- ten behoeve van [benadeelde 1] ;

€ 17.500,-- ten behoeve van [benadeelde 2] ;

€ 17.500,-- ten behoeve van [benadeelde 3] ;

€ 18.528,88 ten behoeve van [slachtoffer 2] ;

bepaalt dat (telkens) als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting(en) niet op;

bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen door de verdachte aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen door de verdachte aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;

verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.

Dit vonnis is gewezen door

mr. J. Snoeijer, voorzitter,

mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,

mr. R. Wieringa, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 december 2025.

Bijlage I: de tenlastelegging

Aan de verdachte is - na nadere omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 1 december 2025 - ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 19 september 2024 te Rotterdam, [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met meerdere, althans een, mes(sen) meerdere malen, althans eenmaal, in het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] gestoken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden, welk misdrijf werd gepleegd met een terroristisch oogmerk, te weten het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen;

2.

hij op of omstreeks 19 september 2024 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met meerdere, althans een, mes(sen) meerdere malen, althans eenmaal, in de rug en/of in de hand, althans in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk misdrijf werd gepleegd met een terroristisch oogmerk, te weten het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen;

3.

hij op of omstreeks 19 september 2024 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om slachtoffer drie en meerdere, althans een, (ogenschijnlijk willekeurige) onbekend gebleven perso(o)n(en) opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met meerdere, althans een, mes(sen) meerdere malen, althans eenmaal, stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt in de richting van slachtoffer drie en voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk misdrijf werd gepleegd met een terroristisch oogmerk, te weten het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen;

4.

hij op of omstreeks 19 september 2024 te Rotterdam, slachtoffer 3 en meerdere, althans een, (ogenschijnlijk willekeurige) onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht, door

- met meerdere, althans een, mes(sen) dreigend naar en/of in de richting van die slachtoffer 3 en die onbekend gebleven perso(o)n(en) te rennen en/of te lopen en/of

- met meerdere, althans een, mes(sen) meerdere stekende en/of zwaaiende bewegingen te maken in de richting van die slachtoffer 3 en die onbekend gebleven perso(o)n(en), waarbij verdachte meerdere malen, althans eenmaal, Allahu Akbar heeft geroepen.

Voetnoot

Voetnoot 1

Zie het vonnis van deze rechtbank van 22 juli 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:7308.

Voetnoot 2

Zie het arrest van de Hoge Raad van 10 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1890.