Rechtbank Den Haag, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBDHA:2025:8574

Op 15 May 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 09/031218-25, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBDHA:2025:8574. De plaats van zitting was Den Haag.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
09/031218-25
Datum uitspraak:
15 May 2025
Datum publicatie:
16 May 2025

Indicatie

ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar opgelegd wegens winkeldiefstallen aan EU-onderdaan van wie het verblijfsrecht in Nederland nog niet definitief is ingetrokken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige kamer

Parketnummer: 09/031218-25

Datum uitspraak: 15 mei 2025

Tegenspraak

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de

officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] (Polen),

niet ingeschreven op een BRP-adres en

zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,

gedetineerd in het [inrichting]

te [plaats] .

1
Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 1 mei 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Z. Benguedda en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. A.M.V. Bandhoe naar voren is gebracht.

2
De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1hij op of omstreeks 29 januari 2025 te 's-Gravenhage, een doos met daarin

een Kitchenaid standmixer, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan Oldenhof Den Haag (vestiging de Passage 19), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2hij op of omstreeks 29 januari 2025 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp20, althans een of meerdere Nivea douchegel verpakkingen, althans drogisterij-artikelen,

in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan Kruidvat (vestiging Lange Baan 28-32),

in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beslissing

3
De bewijsbeslissing
3.1.

Opgave van bewijsmiddelen

De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.

De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2025031204, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 42).

De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:

Met betrekking tot feiten 1 en 2

1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van

1 mei 2025;

Met betrekking tot feit 1 voorts

2. Een proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 29 januari 2025 (p.7-8);

Met betrekking tot feit 2 voorts

3. Een geschrift, te weten een niet door de aangever [naam 2] en de verbalisant [verbalisant] ondertekend proces-verbaal van aangifte, opgemaakt op 29 januari 2025 (p. 13-14).

3.2.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.

3.3.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich namens de verdachte met betrekking tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.4.

De bewezenverklaring

De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

1hij op 29 januari 2025 te 's-Gravenhage, een doos met daarin een Kitchenaid standmixer, die aan Oldenhof Den Haag (vestiging de Passage 19) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;

2hij op 29 januari 2025 te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, 20 Nivea douchegel verpakkingen, die aan Kruidvat (vestiging Lange Baan 28-32), toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5
De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6
De op te leggen maatregel
6.1.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren wordt opgelegd.

6.2.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair verzocht om geen ISD-maatregel aan de verdachte op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat deze maatregel qua duur voor de verdachte vanwege zijn psychische gesteldheid niet proportioneel is en evenmin opportuun omdat het beroep van de verdachte tegen de intrekking van zijn verblijfsrecht als EU-onderdaan in Nederland hoogstwaarschijnlijk zal worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht, als de rechtbank aan de verdachte toch de ISD-maatregel oplegt, de noodzaak van de voortzetting daarvan na zes maanden te toetsen.

6.3.

Het oordeel van de rechtbank

Na te melden maatregel is gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.

De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Strafblad

De rechtbank heeft kennisgenomen van het Nederlandse strafblad van de verdachte van 21 maart 2025, waaruit blijkt dat hij sinds november 2023 meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor winkeldiefstallen.

Persoon van de verdachte

De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de reclasseringsadviezen over de verdachte van 7 februari 2025 en 17 april 2025, beide opgesteld door [naam 3] .

Uit het advies van 17 april 2025 volgt dat bij de verdachte sprake is van een delictpatroon aangaande het plegen van vermogensdelicten, dat de verdachte valt in de categorie veelplegers en dat hij sinds 9 januari 2024 geen verblijfsrecht meer heeft in Nederland. Uit contact met de Immigratie- en Naturalisatiedienst is de reclassering gebleken dat het op 20 juni 2024 door de verdachte ingestelde beroep tegen de intrekking van zijn verblijfsrecht op 14 mei 2025 in behandeling wordt genomen.

De raadsman heeft op de terechtzitting meegedeeld dat als het beroep van de verdachte tegen de intrekking van zijn verblijfsrecht ongegrond wordt verklaard, dat betekent dat de verdachte Nederland zal moeten verlaten en hij in vreemdelingenbewaring kan worden gesteld in afwachting van zijn uitzetting naar Polen. Volgens de raadsman zal het beroep op 16 mei 2025 worden behandeld en volgt de beslissing daarop zes weken later.

Uit het reclasseringsadvies van 17 april 2025 volgt verder dat de verdachte in eerdere contacten met de reclassering onvoldoende openheid heeft gegeven over zijn leefsituatie en delictverleden. Daardoor was de verdachte onvoldoende in beeld bij de reclassering om de risico- en delictgerelateerde factoren te kunnen inschatten. Wegens het huidige psychische toestandsbeeld van de verdachte is het voor de reclassering niet mogelijk geweest om aanvullend onderzoek te doen, waardoor er wederom geen gedegen risicoinschatting gemaakt kan worden. Wegens de beperkte informatie kan er ook geen advies worden gegeven over de wenselijkheid van toepassing van het jeugdstrafrecht. Het feit dat de verdachte op dit moment geen verblijfsrecht meer heeft, heeft invloed op de mogelijkheden voor het opleggen van een reclasseringstraject. Uit ervaring is gebleken dat de uitvoering van een reclasseringstraject niet mogelijk is als de verdachte geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen. De verdachte kan in beginsel wel aanspraak maken op forensische zorg, bijvoorbeeld zorg gericht op verslaving of agressie. Forensische zorgaanbieders weigeren echter doorgaans personen zonder een geldige verblijfstitel omdat zij vanwege hun marginale (en uitzichtloze) bestaan niet zullen profiteren van een dergelijke behandeling.

Reclassering adviseert onvoorwaardelijke ISD-maatregel

Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel.

De reclassering heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor een voorwaardelijke ISD-maatregel of een reclasseringscontact in het kader van een voorwaardelijke veroordeling. Op dit moment wordt een voorwaardelijk kader, ongeacht of de verdachte zal worden veroordeeld onder het jeugdstrafrecht of het volwassenenstrafrecht, wegens de verblijfsstatus en de psychische problematiek van de verdachte niet haalbaar geacht. Gedurende het ISD-traject zal er meer duidelijkheid komen over de verblijfsstatus van de verdachte. Binnen de ISD-maatregel kan betrokkene behandeling krijgen en kan er een plan van aanpak opgesteld worden gericht op re-integratie. Op het moment dat het verblijfsrecht wordt ingetrokken, komt hij in aanmerking voor de vreemdelingen-ISD. De vreemdelingen- ISD heeft als doel re-integratie in het land van herkomst. Dit houdt in dat er naast een gedragsverandering ook gewerkt wordt aan terugkeer met een zogenoemde “zachte landing”.

Op de terechtzitting heeft mevrouw [naam 3] , reclasseringswerker en opsteller van beide adviezen, op vragen van de raadsman bevestigd dat de inhoud van het behandeltraject gedurende de ISD-maatregel afhangt van de verblijfsstatus van de verdachte en kan worden gewijzigd zodra de ISD-maatregel wordt omgezet in een vreemdelingen-ISD.

Aan voorwaarden voor oplegging ISD-maatregel is voldaan

De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan alle voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. De verdachte heeft zich twee keer schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit zijn strafbare feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het ten laste gelegde feit meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan nadat die eerdere veroordelingen ten uitvoer zijn gelegd en er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De verdachte valt voorts onder de definitie van stelselmatige dader, zoals bedoeld in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Uit zijn strafblad blijkt immers dat tegen de verdachte in de afgelopen vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijffeiten zijn opgemaakt, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijf.

Gelet op de door de verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade dient het belang van de samenleving thans voorop te staan en eist de veiligheid van goederen de oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. De rechtbank ziet geen reële andere mogelijkheid om overlast en recidive te voorkomen. Een voorwaardelijke straf of maatregel met reclasseringstoezicht zal daarvoor onvoldoende waarborgen bieden, ook gelet op de verblijfstatus van de verdachte. De verdachte kan immers geen aanspraak maken op sociale voorzieningen in Nederland, terwijl de reclassering in de uitvoering van toezicht juist van die voorzieningen afhankelijk is. Met de ISD-maatregel kan worden voorzien in de juiste hulp en begeleiding en kan met de verdachte worden gekeken naar de mogelijkheden om op termijn terug te keren naar zijn geboorteland.

Vooral ter optimale bescherming van de maatschappij, maar ook om het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, is het belangrijk voldoende tijd te nemen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de ISD-maatregel opleggen voor de maximale duur van twee jaren en de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet aftrekken van de duur van die maatregel.

7
De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8
De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4. bewezen is verklaard;

verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde oplevert:

ten aanzien van feiten 1 en 2:

telkens: diefstal;

verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot:

de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van

2 (TWEE) JAREN.

Dit vonnis is gewezen door

mr. S. Katib, voorzitter,

mr. F. Bouman, rechter,

mr. E. Rabbie, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. M. Gest, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 mei 2025.