Overwegingen
1. Eiser heeft op 4 april 2019 aangifte voor de BPM gedaan voor een gebruikte Volkswagen Golf met kenteken
[kenteken]
(de auto). De datum van eerste toelating van de auto is 24 november 2016. Op 25 april 2019 is de auto te naam gesteld.
2. Eiser heeft € 735 aan BPM op aangifte voldaan. De te betalen belasting is door eiser bepaald op basis van een taxatierapport van
[taxateur]
. Daarbij is de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van de auto vastgesteld op € 23.250 op basis van vraagprijzen van referentievoertuigen verminderd met ongeveer 25%. De taxateur heeft de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat uiteindelijk vastgesteld op € 4.000.
3. Verweerder heeft een bedrag van € 3.954 nageheven. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op een hertaxatie van
[naam]
, werkzaam bij Domeinen Roerende Zaken (DRZ), van 15 april 2019. Hierbij is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 59.664 en de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat is aan de hand van een koerslijst van Xray (Marge) vastgesteld op € 25.968. DRZ heeft geen schade vastgesteld.
Welke afschrijvingsmethode is van toepassing?
4. Eiser heeft de handelsinkoopwaarde bepaald op basis van de taxatiemethode, waarbij hij de handelsinkoopwaarde van de auto heeft bepaald met inachtneming van waardevermindering door schade. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de toepasselijkheid en de omvang van die vermindering rusten op eiser. Dit brengt mee dat eiser, in geval van gemotiveerde betwisting door verweerder, de feiten aannemelijk dient te maken, die meebrengen (a) dat de door hem gekozen methode ter bepaling van de afschrijving in zijn geval mag worden toegepast, en (b) dat toepassing van die methode leidt tot de door hem verdedigde waardedaling.
5. Het gebruik van de taxatiemethode is beperkt tot motorvoertuigen met meer dan normale gebruiksschade en motorvoertuigen die vanwege de geringe mate waarin deze in Nederland worden verhandeld, niet voorkomen in een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorvoertuigen door wederverkopers in Nederland. De Hoge Raad heeft in het arrest van 20 mei 2022 overwogen dat uitsluiting van de taxatiemethode voor een motorvoertuig zonder schade alleen mogelijk is wanneer het desbetreffende motorvoertuig als zodanig, dat wil zeggen naar merk, model, transmissie, brandstof, vermogen, carrosserie en uitvoering, in een relevante koerslijst is benoemd.
6. Ter zitting heeft eiser erkend dat de gestelde schade reeds voor de aangifte is hersteld, echter stelt eiser dat de auto niet als zodanig in de koerslijst voorkomt, omdat de auto een schadeverleden heeft.
7. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2022 is de rechtbank van oordeel dat een schadeverleden geen criterium is voor de beoordeling of een motorvoertuig als zodanig in een relevante koerslijst is benoemd. Dat de auto naar merk, model, transmissie, brandstof, vermogen, carrosserie en uitvoering niet in een relevante koerslijst is benoemd, is gesteld noch gebleken. Dit leidt tot de conclusie dat eiser geen gebruik kan maken van de taxatiemethode, maar dat de vermindering aan de hand van de koerslijst dient te worden vastgesteld.
Kan eiser een beroep doen op de koerslijst Eurotaxglass’s inclusief de bijstelling markt- en dealersituatie?
8. Eiser stelt dat hij een beroep kan doen op de koerslijst Eurotaxglass’s van het rapport van DRZ met een correctie van 15% voor de factoren “bijstelling markt- en dealersituatie”. Eiser heeft voorts een usb-stick met zaken overgelegd waaruit volgt dat het beleid van verweerder is om de correctie toe te passen. Ter zitting heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat verweerder in strijd heeft gehandeld met het verbod op willekeur, aangezien in andere zaken verweerder de correctie wel heeft toegepast.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat deze correctiefactoren niet meer worden toegepast in de koerslijst Eurotaxglass’s, omdat Eurotaxglass’s het ongelimiteerd gebruik van deze bijstellingen onjuist acht, omdat deze niet (langer) relevant zijn voor het bepalen van de handelsinkoopwaarde. Eurotaxglass’s hanteert vanaf oktober 2021 een disclaimer. Ter zitting heeft verweerder geen verklaring kunnen geven voor de reden waarom in ieder geval tot oktober 2021 bij sommige aangiftes en naheffingsaanslagen de correctie wel is toegepast en bij andere aangiftes en naheffingsaanslagen van voor die datum niet. Verweerder heeft daarenboven ter zitting uitdrukkelijk erkend dat dit willekeurig is gebeurd.
10. Verweerder heeft door het willekeurig toepassen van de correctiefactoren in dit geval, waarin de aangifte is gedaan voor oktober 2021 en ook de naheffingsaanslag voor die datum is opgelegd, in strijd gehandeld met het verbod op willekeur. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat eiser ook aanspraak kan maken op deze correctie van 15%. Uit het arrest van de Hoge Raad van 15 november 2019 volgt dat eiser in dit verband geen verder bewijs hoeft te leveren. De handelsinkoopwaarde komt daarmee op € 25.031.
Vermindering wegens schadeverleden
11. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 28 februari 2020 is de rechtbank van oordeel dat bij de koerslijstmethode geen aanvullende vermindering in aanmerking kan worden genomen op grond van een factor die niet in deze koerslijst staat, zoals in dit geval schadeverleden. Een schadeverleden is niet als variabele opgenomen, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit gegeven bij de waardebepaling volgens deze koerslijst niet relevant is. Het staat de belastingplichtige in dat geval niet vrij om - los van de gekozen koerslijst - hiervoor een vermindering in aanmerking te nemen, omdat ervan moet worden uitgegaan dat de variabelen die de koerslijst in aanmerking neemt een samenhangend geheel vormen.
12. Het beroep is gegrond. Eiser heeft bij een handelsinkoopwaarde van € 25.031 aangegeven dat de verschuldigde BPM € 4.519 bedraagt. Omdat verweerder heeft dit bedrag niet betwist, stelt de rechtbank de verschuldigde BPM op dat bedrag vast. Gelet op het door eiser op aangifte betaalde bedrag van € 735 dient de naheffingsaanslag te worden verminderd tot € 3.784.
13. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 2.056 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting met een waarde per punt van € 269, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag BPM tot een bedrag van € 3.784;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.056;
- draagt verweerder op om het betaalde griffierecht van € 181 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.W. Monteiro, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. N.J.H. Klomp, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).