5.2.
De rechtbank stelt vast dat door het college is getoetst aan de “Nota Parkeernormen [plaats] 2015”, zoals vastgesteld op 10 november 2015. Deze nota is van toepassing op grond van artikel 34.1 van het bestemmingsplan “ [plaats] 2e herziening”. Deze planregel is door het vaststellen van het “Parapluplan parkeren en duurzaam bouwen” aan het bestemmingsplan toegevoegd.
Gelet op de hiervoor opgenomen jurisprudentie moet het bouwplan voorzien in zijn eigen parkeerbehoefte en hierop mag de parkeerbehoefte van de vorige situatie (in dit geval de snackbar) in mindering worden gebracht, zodat uitsluitend de toename ten opzichte van de oude situatie gerealiseerd behoeft te worden of beschikbaar dient te zijn. Het parkeerterrein aan de [locatie 2] ligt aan de rand van het centrum van [plaats] . Door activiteiten rond het parkeerterrein (zoals kerkdiensten) kan er op sommige momenten sprake zijn van een tekort. Dat kan echter niet aan vergunninghouder worden tegengeworpen.
Uit paragraaf 3.1 van de nota volgt dat in de oude situatie van een cafetaria (uitgaande van detailhandel) met een bruto vloeroppervlak van 74 m2, in totaal 3 (2,59) parkeerplaatsen nodig zijn. (74% van 3,1 en 0,4). In de nieuwe situatie van een coffeeshop (detailhandel) met een bruto vloeroppervlak van 60 m2, zijn ook in totaal 3 (3,1) parkeerplaatsen nodig. (60% van 3,1 en 0,4 en daarnaast 1 parkeerplaats voor de woning)
Omdat in de nota niet is opgenomen hoe afronding van getallen plaatsvindt gaat de rechtbank uit van afronding bij 0,5 of meer naar boven en bij minder dan 0,5 naar beneden.
Dit betekent dat de parkeerbehoefte in zowel de oude als de nieuwe situatie 3 parkeerplaatsen betreft.
Uit de voorgaande berekening blijkt dat de parkeerbehoefte gelijk blijft ten opzichte van de oude situatie. Dat betekent dat het zo kan zijn dat het gebruik van de parkeerplaats intensiever is geworden maar dat dit voor deze omgevingsvergunning niet uitmaakt omdat de parkeerbehoefte daardoor niet wijzigt. De beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van overschrijding van de redelijke termijn?
6. Eisers [eiser 1] en [eiser 2] en [eiser 3] hebben verzocht om toekenning van schadevergoeding wegens het overschrijden van de redelijke termijn.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 3 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1297 (Voetnoot 9) kan in deze procedure worden volstaan met de vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden met acht maanden. Het gaat in deze uitspraak weliswaar niet om de gedoogverklaring en exploitatievergunning voor de coffeeshop waar het in de andere uitspraken van vandaag over gaat, maar het onderwerp van deze procedure staat niet in een zo ver verwijderd verband tot die procedure dat aannemelijk is dat door deze procedure extra spanning en frustratie bij eisers is veroorzaakt. Alle zaken gaan immers over hetzelfde onderwerp, namelijk het mogelijk maken van de vestiging van coffeeshop [derde-partij] aan de [locatie 1] . De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn dan ook af, omdat die schadevergoeding al is toegekend in die andere zaken.