Op 26 November 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van bestuursrecht overig, wat onderdeel is van het bestuursrecht. Het zaaknummer is 24-7470, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBGEL:2025:10952. De plaats van zitting was Arnhem.
Indicatie
APV. Evenementenvergunning. Geluid. Voor zover melding incidentele festiviteiten is geaccepteerd is geen sprake van een besluit, zodat het bezwaar daartegen niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Voor zover een evenementenvergunning is verleend, heeft de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van de bescherming van het milieu niet in de weg stond aan de verlening van de evenementenvergunning.
RECHTBANK GELDERLAND
zaaknummer: ARN 24/7470
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiser] en [eiseres], uit [plaats], eisers
(gemachtigde: mr. J. van den Hoorn)
het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Berg en Dal
(gemachtigden: D. van Dreumel, W. van Zwam en M. de Graaf-Bierbrouwer).
1. Deze uitspraak gaat over het besluit van 4 april 2024 waarin het college en de burgemeester verschillende toestemmingen hebben gegeven aan Wolfsberg Horeca B.V. voor het organiseren van het evenement “De Wolfsberg Live – Koningsfeesten” (2024).
1.1. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van eisers gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2. Dit beroep is tegelijkertijd op een zitting behandeld als het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor, onder andere, dit evenement (zaaknummer 24/7492).
2. Met het bestreden besluit op het bezwaar van eisers van 12 september 2024 zijn het college en de burgemeester bij de beslissing van 4 april 2024 gebleven. Het college en de burgemeester hebben op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.1. De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers met hun gemachtigde en de gemachtigden van het college en de burgemeester. De derde-belanghebbende Wolfsberg Horeca B.V. heeft niet gereageerd op de uitnodiging van de rechtbank om als partij deel te nemen aan deze zaak.
Beoordeling door de rechtbank
I. Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Op 11 januari 2024 heeft Wolfsberg Horeca B.V. aan het college en de burgemeester verschillende toestemmingen gevraagd voor het evenement “de Wolfsberg Live – Koningsfeesten” op 26, 27 en 28 april 2024 bij het hotel-restaurant De Wolfsberg aan de [locatie 1] in [plaats].
3.1.
Op 4 april 2024 heeft de burgemeester:
een evenementenvergunning verleend op grond van artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening Berg en Dal (Apv); en
een ontheffing verleend op grond van artikel 3 en 35 van de Alcoholwet
en heeft het college:
? de melding geaccepteerd voor het ten gehore brengen van muziek op grond van artikel 4:3 van de Apv.
Aan de vergunning en ontheffing zijn voorschriften verbonden, waaronder in bijlage 1 “voorschriften behorende bij de evenementenvergunning.” Die voorschriften gaan onder andere over de openbare orde en veiligheid, beveiliging en alcohol. Voor de voorschriften over muziek en geluid wordt als volgt verwezen naar de geluidsnormen voor incidentele festiviteiten in een inrichting in artikel 4:3 van de Apv:
“Artikel 4:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) geeft de mogelijkheid om maximaal 4 keer per jaar een verruiming van de geluidnormen toe te staan voor individuele festiviteiten en activiteiten. Dit geldt per locatie en naast de collectief aangewezen dagen. Met dit evenement gebruikt u 2 individuele festiviteitendagen van de maximaal 4 dagen in 2024. 27 april 2024 is Koningsdag en is een door het college aangewezen collectieve festiviteitendag. Voor de individuele en collectieve festiviteitendagen gelden ruimere geluidvoorschriften die hieronder staan.
[…]
2. Het geproduceerde geluid (LAr,LT) mag
niet meer zijn dan 80 dB(A) / 95 dB(C) voor de buitenruimte (geluid dat buiten wordt gemaakt)
. Dit wordt equivalent gemeten op 1,5 meter afstand direct voor de gevel van een geluidgevoelig object (bijv. een woning) en
op een hoogte van 1,5 meter boven maaiveld.”
3.2.
Eisers wonen aan [locatie 2] in [plaats]. Hun perceel grenst aan het terrein waarop De Wolfsberg het evenement heeft georganiseerd. Zij ervaren al enige jaren geluidsoverlast van de evenementen. Eisers hebben daarom bezwaar gemaakt tegen de beslissing van 4 april 2024.
3.3.
In de beslissing op het bezwaar van eisers van 12 september 2024 zijn het college en de burgemeester bij de beslissing van 4 april 2024 gebleven. Het beroep van eisers richt zich alleen op geluid en daarmee op de onderdelen evenementenvergunning en de acceptatie van de melding en in het bijzonder de geluidsnormen.
Procesbelang
4. De rechtbank heeft op de zitting vastgesteld dat tussen partijen niet ter discussie staat dat eisers, ondanks dat het evenement in 2024 al heeft plaatsgevonden, nog procesbelang hebben bij een uitspraak in deze zaak.
III. De acceptatie van de melding (artikel 4:3 van de APV)
5. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of het onderdeel ‘acceptatie van de melding op grond van artikel 4:3 van de Apv’ een besluit is en, zodoende, of daartegen bezwaar open stond.
5.1.
Eisers hebben op de zitting verklaard dat zij dit onderdeel wel als besluit zien, omdat dit in hun ogen onderdeel uitmaakt van de evenementenvergunning waarbij geluidsvoorschriften aan de evenementenvergunning zijn verbonden. Het college heeft op de zitting verklaard dat dit onderdeel van de beslissing alleen de acceptatie van een melding is en dat voor de toepasselijke geluidsnormen alleen voor het gemak van vergunninghouder is verwezen naar de daarvoor geldende normen uit artikel 4:3 van de Apv. De aan de evenementenvergunning verbonden voorschriften zien op de andere aspecten die bij het verlenen van een evenementenvergunning aan bod komen, zoals de openbare orde en de veiligheid.
5.2.
Er kan alleen bezwaar gemaakt worden tegen ‘een besluit.’ (Voetnoot 1) Een besluit is “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.” (Voetnoot 2) Een rechtshandeling is een handeling die naar haar aard op rechtsgevolg is gericht. (Voetnoot 3)
5.2.1.
Op grond van artikel 4:3, eerste lid, van de Apv is het een inrichting toegestaan maximaal vier incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 van de Apv niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting het college ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit hiervan in kennis heeft gesteld.
5.3.
Het stelsel zoals opgenomen in artikel 4:3, eerste lid, van de Apv voorziet in een melding in verband met algemene regels. (Voetnoot 4) In dit meldingenstelsel vloeit het rechtsgevolg voort uit de wet omdat de melding geen voorwaarde is voor de gelding van de algemene regels. Deze regels zijn zonder nader afwegingsmoment van toepassing. De melding heeft tot doel het bestuursorgaan in kennis te stellen van de voorgenomen activiteiten in verband met het houden van toezicht op de naleving van de algemene regels. De bevestiging van de melding van het college verschaft de melder het bewijs dat de melding heeft plaatsgevonden, maar brengt geen rechtsgevolg met zich. Gelet hierop is het onderdeel van de beslissing van 4 april 2024 waarin het college daarin de melding van De Wolfsberg heeft geaccepteerd en voor de toepasselijke geluidsnormen heeft verwezen naar artikel 4:3 van de Apv geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
5.3.1.
Voor zover de gemachtigde van eisers op de zitting heeft gesteld dat op deze wijze rechtsbescherming zou ontbreken in het geval het college zijn eigen regels overtreedt en bijvoorbeeld meldingen accepteert die in strijd zijn met de regels overweegt de rechtbank in navolging van de Afdeling (Voetnoot 5) dat de in artikel 4:3, eerste lid, van de Apv opgenomen algemene regels door het college dienen te worden gehandhaafd en dat belanghebbenden bij overtreding van deze algemene regels een verzoek om handhaving kunnen indienen.
5.4.
Het beroep voor zover dat gaat over de acceptatie van de melding door het college op grond van artikel 4:3 van de Apv is gegrond, omdat het bezwaar tegen dit onderdeel niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. De rechtbank zal in zoverre zelf in de zaak voorzien door het bestreden besluit op dit punt te vernietigen en het bezwaar van eisers in zoverre alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
5.5.
Aan de beroepsgrond van eisers dat de geluidsnormen uit artikel 4:3 van de Apv exceptief hadden moeten worden getoetst bij de acceptatie van de melding, komt de rechtbank daarom niet toe.
IV. De evenementenvergunning (artikel 2:25 van de Apv)
6. Het voorgaande laat onverlet dat, naast de acceptatie van de melding door het college, ook de evenementenvergunning van de burgemeester onderdeel van het bestreden besluit is. De beroepsgronden van eisers over geluid moeten dan ook zo worden opgevat als mede te zijn gericht tegen de evenementenvergunning en kunnen in dat verband, anders dan tegen de acceptatie van de melding, wel aan bod komen.
De toegepaste geluidsnormen
7. Eisers beroep beperkt zich tot de geluidsnormen die in de vergunning zijn opgenomen. Het beroep komt er in de kern op neer dat er geen onderzoek is gedaan naar welke geluidsnormen kunnen worden gehanteerd zonder dat dit tot onduldbare overlast leidt. De nu gestelde geluidsnormen zijn volgens eisers te hoog en leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.
Ter onderbouwing van hun beroep verwijzen eisers naar een deskundigenrapport van het Noordelijk Akoestisch Adviesbureau van 20 februari 2025. Uit dat rapport volgt, kort gezegd, dat niet zonder meer van grenswaarden van 80 dB(A) en 95 dB(C) kon worden uitgegaan. Met name de grenswaarde van 80 dB(A) is relatief ruim. Als van de Nota evenementen met een luidruchtig karakter (Nota) zou zijn uitgegaan, dan zou een maximale waarde van 70 dB(A) moeten worden gehanteerd, uitgaande van een gevelisolatie van 20 dB(A). Van de norm van 80 dB(A) is niet gemotiveerd waarom die aanvaardbaar is en ook is niet duidelijk op welke manier de belangen van omwonenden zijn betrokken en of eventuele technische en/of logistieke maatregelen zijn overwogen. Daarnaast concludeert de deskundige dat het toestaan van deze maximale grenswaarde gedurende een langere periode tot 11,5 uur per dag en gedurende 3 dagen ongenuanceerd is.
Eisers menen subsidiair dat de toegepaste normen onredelijk zijn en de beleidsregels uit de Procedureregeling exceptief toetsend buiten toepassing moeten worden gelaten omdat deze niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen en in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
7.1.
In de voorschriften behorende bij de evenementenvergunning staat onder Muziek en geluid onder 2 dat “het geproduceerde geluid (Lar,LT) niet meer mag zijn dan 80 dB(A) / 95 dB(C) voor de buitenruimte (geluid dat buiten wordt gemaakt). Dit wordt equivalent gemeten op 1,5 meter afstand direct voor de gevel van een geluidgevoelig object (bijv. een woning) en op een hoogte van 1,5 meter boven maaiveld.”
De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat kon worden uitgegaan van deze geluidswaarden, nu uit metingen tijdens het evenement op 26, 27 en 27 april 2024 is gebleken dat hieraan op de dichtstbijzijnde geluidgevoelige gevel ([locatie 3]), op 1 kleine uitzondering van 1 dB na, ruimschoots werd voldaan. Nu de woning van eisers op een grotere afstand ligt dan deze dichtstbijzijnde geluidgevoelige gevel, zal het geluid daar altijd minder zijn. Dit wordt ook bevestigd door de geluidsmetingen tijdens het evenement. Uit die metingen volgt ook dat op de gevel van de woning van eisers tussen de 61,5 – 68,8 dB(A) en 75,5 - 85,0 dB(C) is gemeten.
De burgemeester meent, gelet op de resultaten van deze metingen, doorslaggevend belang te hebben kunnen toekennen aan de belangen van het evenement nu er geen sprake was van onduldbare geluidshinder voor omwonenden en aantasting van het woon- en leefklimaat. Op de overschrijding van 1 dB(A) bij de maatgevende woning is de Wolfsberg Horeca B.V. aangesproken.
7.2.
Op grond van artikel 2:25 van de Apv is het verboden een evenement te organiseren zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester. Bij het beoordelen van een aanvraag voor een evenementenvergunning komt de burgemeester beleidsruimte toe. Dit betekent dat hij de keuze heeft om, als aan de toepassingsvereisten is voldaan, deze bevoegdheid al dan niet te gebruiken. Het is aan de burgemeester om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken. (Voetnoot 6) De burgemeester kan en mag daarbij alleen rekening houden met de belangen in artikel 1:8 van de Apv, waaronder ‘de bescherming van het milieu’ waarvan geluid zonder meer deel uitmaakt. Ter invulling van deze bevoegdheid staan in de Procedureregeling beleidsregels. Zo geeft artikel 4.1.1 van de Procedureregeling ook maximale geluidsnormen over een langere periode veroorzaakt door een (muziek)evenement van maximaal 80 dB(A) en 95 dB(C) gemeten bij de gevel van de aanliggende woning.
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich op het moment van het nemen van de beslissing op bezwaar in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het belang van de bescherming van het milieu niet in de weg stond aan de verlening van de evenementenvergunning. Uit de metingen tijdens het evenement van vóór de beslissing op bezwaar van 12 september 2024, is namelijk gebleken dat tijdens het evenement ter plaatse van de woning van eisers feitelijk ruimschoots aan deze geluidswaarden is voldaan.
7.3.1.
Dat eisers, met hun deskundigenrapport, pleiten voor toepassing van het toetsingskader uit ‘de Nota evenementen met een luidruchtig karakter’ en een daarop gebaseerde lagere geluidsnorm voor hun woning van 70 dB(A), maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Datzelfde geldt voor de stelling van eisers dat de voorgeschreven grenswaarde van 80 dB(A), gelet op de (uitgangspunten in de) Nota gedurende 3 dagen ongenuanceerd zou zijn.
Nog daargelaten dat uit de metingen volgt dat ook aan de door eisers gewenste norm van 70 dB(A) wordt voldaan, is de burgemeester namelijk niet verplicht om de Nota toe te passen. (Voetnoot 7) Het niet toepassen van de Nota maakt de voorgeschreven normen op zichzelf dan ook niet onjuist of onredelijk. Verder heeft de burgemeester op de zitting toegelicht dat verlaging van de norm tot 70 dB(A) niet mogelijk is, omdat daaraan bij de maatgevende woning niet wordt voldaan. De beroepsgrond slaagt niet.
7.3.2.
De rechtbank ziet in de beroepsgronden van eisers dat zij geen inzage hebben gekregen in de totstandkoming van de (beleidsregels en geluidsnormen in de) Procedureregeling en dat deze daarom onzorgvuldig tot stand zijn gekomen of in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, geen aanleiding om de Procedureregeling buiten toepassing te laten. Uit het verslag van de hoorzitting in bezwaar blijkt namelijk dat de burgemeester heeft toegelicht dat deze regels tot stand zijn gekomen als compromis tussen wat er landelijk werd gebezigd en de plaatselijke horeca op basis van een pilot met de lokale horecabedrijven en dat er geen zienswijzen zijn ingediend toen deze beleidsregels ter inzage lagen.
7.4.
De beroepsgrond slaagt niet.
8. Omdat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is, moet het college de proceskosten van eisers vergoeden. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde verleende beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank bepaalt verder dat het college het door de eisers betaalde griffierecht van € 187,00 aan hen vergoedt.
8.1.
De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de deskundigenkosten die eisers hebben gemaakt af, omdat het beroep gegrond is vanwege een ambtshalve te toetsen aspect. (Voetnoot 8)
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit voor zover dat gaat over de acceptatie van de melding;
verklaart het bezwaar van eisers voor zover gericht tegen de acceptatie van de melding alsnog niet-ontvankelijk;
stelt de uitspraak in de plaats van het vernietigde besluit voor zover dat gaat over de acceptatie van de melding;
verklaart het beroep ongegrond voor zover dat gaat over de evenementenvergunning;
veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten van eisers van € 1.814,-;
draagt het college op het door eisers betaalde griffierecht aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. K.M. van Leeuwen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Voetnoot
Voetnoot 1
Dit wordt afgeleid uit artikel 7:1 en artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Voetnoot 2
Dit bepaalt artikel 1:3 van de Awb.
Voetnoot 3
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 maart 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AF5129.
Voetnoot 4
Zoals omschreven in paragraaf 4.2 tot en met paragraaf 4.7 van de conclusie van de staatsraad advocaat-generaal van de Afdeling van 12 november 2014 in de zaken 201303069/2/A3 en 201304895/1/A3.
Voetnoot 5
Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1884.
Voetnoot 6
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3514.
Voetnoot 7
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2277.
Voetnoot 8
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2505, r.o. 27.