vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
zaaknummer / rolnummer: C/05/363332 / HA ZA 19-225
Vonnis in incident van 5 januari 2022
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
,
gevestigd en kantoorhoudende te
[vestigingsplaats]
,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. A. Dijkstra te Utrecht,
de vennootschap naar Duits recht
1) TRIPPLE Z GMBH,
gevestigd te Hilden (Duitsland),
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J. Staab te Amsterdam.
de vennootschap naar Duits recht
2) 3 Z HOLDING GMBH,
gevestigd te Hilden (Duitsland),
gedaagde in conventie,
advocaat mr. J. Staab te Amsterdam.
Eiseres wordt hierna
[eiseres]
genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk Tripple Z genoemd en afzonderlijk Tripple Z GmbH en 3 Z Holding GmbH.
2
Het geschil in de hoofdzaak
2.1.
Het geschil in de hoofdzaak draait, kort samengevat, om het volgende.
[eiseres]
heeft van Tripple Z zonnepanelen en omvormers gekocht. Tripple Z heeft de zonnepanelen aan
[eiseres]
geleverd, maar de omvormers niet. In het tussenvonnis van 10 februari 2021 is vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat Tripple Z GmbH is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis om deze omvormers aan
[eiseres]
te leveren, dat
[eiseres]
gerechtigd is om de overeenkomst met betrekking tot de omvormers te ontbinden en dat Tripple Z GmbH de koopsom voor die omvormers van € 180.000,00 moet terugbetalen. Voor de beantwoording van de vraag of de tekortkoming van Tripple Z GmbH ook de ontbinding rechtvaardigt van de overeenkomst met betrekking tot de zonnepanelen heeft de rechtbank geoordeeld dat een deskundigenonderzoek is vereist. In het tussenvonnis van 8 september 2021 is de heer drs. J. de Jonge van EMN (hierna: de deskundige) als deskundige benoemd. Naar het zich thans laat aanzien, zal de deskundige het conceptdeskundigenbericht op 28 januari 2022 aanleveren.
3
De vordering in het incident
3.1.
[eiseres]
vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren provisioneel vonnis Tripple Z GmbH veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 180.000,00 aan
[eiseres]
, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te betalen bedrag, als voorschot op de terug te betalen koopsom, met veroordeling van Tripple Z GmbH in de kosten van het incident.
3.2.
[eiseres]
legt kort gezegd aan haar incidentele vordering ten grondslag dat uit de in de hoofdzaak gewezen tussenvonnissen van 10 februari 2021 en 8 september 2021 volgt dat een bedrag van € 180.000,00 (de koopsom van de omvormers) zal worden toegewezen en dat van
[eiseres]
niet kan worden gevergd dat zij het eindvonnis in de hoofdzaak afwacht.
[eiseres]
stelt voldoende belang te hebben bij de uitbetaling van het voorschot.
3.3.
Tripple Z GmbH voert gemotiveerd verweer tegen de incidentele vordering van
[eiseres]
waarop hierna, voor zover van belang, nader zal worden ingegaan.
4
De beoordeling in het incident
4.1.
Tripple Z GmbH heeft in de eerste plaats naar voren gebracht dat
[eiseres]
oneigenlijk gebruik maakt van de incidentele vordering door, in strijd met het geldende procesrecht, haar subsidiaire vordering voldaan te krijgen nog voordat op de primaire vordering is beslist. De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer, nu ook de primaire vordering van
[eiseres]
, onder meer, terugbetaling van het aankoopbedrag van de omvormers ad € 180.000,00 omvat.
4.2.
De rechtbank moet verder beoordelen of de provisionele vordering voldoet aan de minimumvereisten van artikel 223 Rv. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een bodemprocedure geldt dat de vordering in het incident moet samenhangen met de vordering in de hoofdzaak (artikel 223 lid 2 Rv). Aan dat vereiste is voldaan nu de vordering van
[eiseres]
in het incident een voorschot is op een deel van haar vordering in de hoofdzaak.
4.3.
Voorts moet het gaan om een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. De rechtbank is van oordeel dat ook aan dit vereiste is voldaan. Anders dan Tripple Z GmbH stelt, is een voorlopige voorziening als de onderhavige, die ertoe strekt dat een voorschot wordt betaald op hetgeen in de hoofdzaak wordt gevorderd, naar haar aard een beslissing die gegeven wordt in afwachting van, en vooruitlopend op, de beslissing in de hoofdzaak.
4.4.
Tot slot is vereist dat
[eiseres]
een dringend belang heeft bij haar vordering. Anders dan Tripple Z GmbH stelt, volgt niet uit de rechtspraak dat een voldoende dringend belang pas bestaat als de verzoeker in financiële nood verkeert. Het beroep dat Tripple Z GmbH in dat verband doet op de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 november 2018 (ECLI:NL:RBGEL:2018:5618) gaat niet op, nu uit deze uitspraak wel blijkt dat financiële nood een voldoende voorwaarde is voor de aanwezigheid van een dringend belang bij de vordering, maar dat uit de uitspraak niet volgt dat financiële nood ook een noodzakelijke voorwaarde is. Dringend belang bij toewijzing van een vordering in het incident wordt in de rechtspraak aanwezig geacht wanneer van de verzoeker, in dit geval
[eiseres]
, niet kan worden gevergd dat deze de afloop van de hoofdzaak afwacht, bijvoorbeeld omdat in de hoofdzaak al vaststaat dat (een gedeelte van) het provisioneel gevorderde te zijner tijd in de hoofdzaak zal worden toegewezen. De rechtbank is van oordeel dat aan dit vereiste is voldaan. In het tussenvonnis van 10 februari 2021 heeft de rechtbank vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat Tripple Z GmbH tekort is geschoten in de nakoming van de verbintenis om de omvormers aan
[eiseres]
te leveren en dat Tripple Z GmbH de koopsom van € 180.000,00 voor die omvormers aan
[eiseres]
moet terugbetalen. Voorts heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 10 februari 2021 de door Tripple Z GmbH in reconventie gevorderde opslagkosten afgewezen, waardoor vaststaat dat Tripple Z GmbH geen beroep op verrekening toekomt. Tripple Z GmbH heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan de rechtbank van deze bindende eindbeslissingen kan of moet terugkomen. Uit het vorenstaande volgt dat op dit moment vaststaat dat in de hoofdzaak ten minste een bedrag van € 180.000,00 aan
[eiseres]
zal worden toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank kan in die omstandigheden niet van
[eiseres]
worden gevergd dat zij de afloop van de procedure in de hoofdzaak afwacht.
4.5.
Aan de minimumvereisten voor de vordering gebaseerd op artikel 223 Rv is derhalve voldaan.
4.6.
Vervolgens moet beoordeeld worden of een afweging van de materiële belangen van partijen, tegen de achtergrond van de te verwachten duur van de hoofdzaak en van de proceskansen daarin, de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in verband met het restitutierisico meestal alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
4.7.
Uit hetgeen de rechtbank hiervoor in rechtsoverweging 4.4 heeft overwogen volgt, dat de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot van € 180.000,00 reeds voldoende vaststaat. Tegen deze achtergrond is het belang van
[eiseres]
bij de gevraagde voorziening gegeven. Dit belang is gelegen in het op korte termijn en niet pas na afloop van de procedure kunnen beschikken over het in dit incident gevorderde bedrag Anders dan Tripple Z GmbH betoogt, bevindt de procedure in de hoofdzaak zich nog niet in de eindfase. De inleverdatum van het conceptdeskundigenrapport is op verzoek van de deskundige verzet naar vrijdag 28 januari 2022. Hierna volgen de reacties van partijen op het conceptdeskundigenrapport en de verwerking van de reacties in een definitief deskundigenrapport. Op korte termijn valt dus nog geen eindvonnis te verwachten.
4.8.
Tegenover het belang van
[eiseres]
staat het belang van Tripple Z GmbH in verband met het restitutierisico indien het betaalde achteraf onverschuldigd mocht blijken te zijn. Gelet echter op hetgeen hiervoor is overwogen weegt het belang van
[eiseres]
bij uitbetaling van een voorschot zwaarder dan het belang dat Tripple Z GmbH heeft bij verder uitstel van betaling hangende het geschil tussen partijen. Dat betekent dat het door
[eiseres]
gevorderde voorschot van € 180.000,00 zal worden toegewezen.
4.9.
Tripple Z GmbH zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 3.214,00 aan salaris voor de advocaat (1 punt x tarief € 3.214,00).
De rechtbank
5.1.
veroordeelt Tripple Z GmbH voor de duur van het geding tot betaling van een voorschot van € 180.000,00 aan
[eiseres]
,
5.2.
veroordeelt Tripple Z GmbH in de kosten van dit incident, aan de zijde van
[eiseres]
tot op heden begroot op € 3.214,00,
5.3.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L. Braaksma en in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2022.