Rechtbank Gelderland, eerste aanleg - enkelvoudig verbintenissenrecht

ECLI:NL:RBGEL:2024:3490

Op 5 June 2024 heeft de Rechtbank Gelderland een eerste aanleg - enkelvoudig procedure behandeld op het gebied van verbintenissenrecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is C/05/435581 / HA ZA 24-238, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBGEL:2024:3490. De plaats van zitting was Arnhem.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
C/05/435581 / HA ZA 24-238
Datum uitspraak:
5 June 2024
Datum publicatie:
6 June 2024

Indicatie

Verstekvonnis. Verschrijvingen in dagvaarding. Wettelijke handelsrente dan wel contractuele rente toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/435581 / HA ZA 24-238

Vonnis van 5 juni 2024

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres] ,

statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats]

eiseres,

advocaat mr. S.J.A. van Dam te Rotterdam,

tegen

1. de maatschap

[gedaagde sub 1] ,

gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats] ,

3. [gedaagde sub 3],

wonende te [woonplaats] ,

4. [gedaagde sub 4],

wonende te [woonplaats] ,

5. [gedaagde sub 5],

wonende te [woonplaats] ,

6. [gedaagde sub 6],

wonende te [woonplaats]

7. [gedaagde sub 7],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden,

niet verschenen.

1
De procedure
1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding;

het tegen gedaagden verleende verstek.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

Overwegingen

2
De beoordeling
2.1.

Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als volgt worden toegewezen.

2.2.

Hoewel eiseres in het lichaam van de dagvaarding verwijst naar ‘gedaagden I tot en met VI’ en in het petitum van de dagvaarding vordert om die gedaagden te veroordelen, mag redelijkerwijs worden aangenomen dat sprake is van een verschrijving en dat eiseres bedoelt dat ‘gedaagden I tot en met VII’ worden veroordeeld. Hierbij is van belang dat ook gedaagde sub VII is gedagvaard en dat hij als één van de maten van gedaagde sub I in het door eiseres overgelegde uittreksel uit het handelsregister is vermeld.

2.3.

Onder II van het petitum van de dagvaarding vordert eiseres onder meer rente ‘tot 31 december 2023’ en ‘vanaf 1 januari 2023’. Redelijkerwijs mag worden aangenomen dat (ook) hier sprake is van verschrijvingen en dat eiseres ‘tot en met 31 december 2023’ en ‘vanaf 1 januari 2024’ bedoelt.

2.4.

Met ingang van 1 januari 2024 bedraagt de wettelijke handelsrente 12,5%, dus meer dan de contractuele rente van 12%, zodat vanaf 1 januari 2024 de wettelijke handelsrente wordt toegewezen.

2.5.

Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiseres worden begroot op:

- dagvaardingen € 674,22

- griffierecht € 2.889,00

- salaris advocaat € 1.214,00 (1,0 punt × tarief € 1.214,00)

Totaal € 4.777,22.

2.6.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

Beslissing

3
De beslissing

De rechtbank

3.1.

veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen een bedrag van € 46.216,08, vermeerderd met de contractuele rente van 12% per jaar over het toegewezen bedrag vanaf de vervaldatum van de factuur tot en met 31 december 2023 en vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119a BW - met een minimum van 12%, zijnde de contractuele rente - vanaf 1 januari 2024 over het toegewezen bedrag tot de dag van volledige betaling,

3.2.

veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, om aan eiseres te betalen een bedrag van € 3.360,80 aan buitengerechtelijke incassokosten,

3.3.

veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 4.777,22, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

3.4.

veroordeelt gedaagden hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de anderen zullen zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

3.5.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Peerdeman en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2024.