1
De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 19 juni 2025 te pleegplaats Apeldoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,575 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
(Voetnoot 1)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte woont samen met haar vriend, medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ), aan de [adres] . Zij hebben ongeveer vijf jaar een relatie en wonen meer dan een jaar samen op dit adres. Zij delen alle ruimten van de woning. (Voetnoot 2) Verdachte maakt de woning schoon. (Voetnoot 3)
Op 19 juni 2025 is in genoemde woning onder meer het volgende aangetroffen en in beslaggenomen:
- in de woonkamer boven op de ladekast in een potje: briefgeld met een totale waarde van
€ 645,00 in diverse coupures (in beslaggenomen onder goednummer 3477499);
- in de woonkamer op de salontafel: een zwarte weegschaal met daarop wit residu (in beslaggenomen onder goednummer 3477539);
- in de keuken in het keukenkastje onder de wasbak: een Pepsifles met daarin 447,27 gram donkerkleurige, stroperige substantie (in beslaggenomen onder goednummer 3477563);
- in de keuken op een keukenkast boven het aanrecht: een glazen schoteltje met daarop 9,20 gram fenacetine (in beslaggenomen onder goednummer 3477589);
- in de keuken in de middelste keukenkast onder het aanrechtblad in een plastic tas in een grote doorzichtige sealbag: 71 wikkels met Louis Vuitton opdruk met daarin in totaal 46,53 gram cocaïne (in beslaggenomen onder goednummer 3477564), 44 losse wikkels met Louis Vuitton opdruk met daarin in totaal 21,33 gram cocaïne (in beslaggenomen onder goednummer 3477561) en een blauw boterhamzakje met daarin 47,91 gram cocaïne (in beslaggenomen onder goednummer 3477566), alsmede een blauw boterhamzakje met daarin in totaal 24,91 gram cocaïne (in beslaggenomen onder goednummers 3477577, 3477578, 3477579 en 3477581);
- in de rechter bergingskast in een kartonnen doos in een zwarte plastic tas: vijf gesealde gripzakken met daarin in totaal 497,48 gram cocaïne (in beslaggenomen onder goednummer 3477540), drie gesealde zakken met daarin 699,10 gram cocaïne (in beslaggenomen onder goednummer 3477523) en een doorzichtige grote sealbag met daarin 249,24 gram cocaïne (in beslaggenomen onder goednummer 3477512);
- in de linker bergingskast in een kartonnen doos: zeven boterhamzakjes met daarin in totaal 239,49 gram fenacetine (in beslaggenomen onder goednummer 3477582);
- in de linker bergingskast in een kartonnen doos in een plastic bakje: een doorzichtig boterhamzakje met daarin 14,04 gram cocaïne (in beslaggenomen onder goednummer 3477571);
- in de linker bergingskast in een kartonnen doos: een plastic bakje met een grote hoeveelheid nog te vouwen wikkels en lege koffiefilters (in beslaggenomen onder goednummer 3477557). (Voetnoot 4)
In totaal is in de woning aangetroffen 1.600,54 gram cocaïne.
De aangetroffen drugs en spullen, zoals een gasbrander, ammoniak en koffiefilters, zijn van [medeverdachte] . (Voetnoot 5)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne in de woning.
Beoordeling door de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van het al dan niet tezamen en in vereniging met (een) ander(en) opzettelijk aanwezig hebben van de ten laste gelegde hoeveelheid drugs is volgens vaste rechtspraak vereist dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van die drugs en dat die drugs zich in haar machtssfeer bevonden.
De rechtbank stelt hierbij voorop dat van verdachte als bewoner mag worden verwacht dat zij op de hoogte is van hetgeen zich in haar woning bevindt en afspeelt, tenzij aanwijzingen voor het tegendeel bestaan. Naar het oordeel van de rechtbank is van dergelijke aanwijzingen niet gebleken. Op verschillende plekken in de woning is cocaïne aangetroffen, te weten in de keuken in de middelste keukenkast onder het aanrechtblad en in de linker en rechter bergingskast, terwijl bovendien op meerdere plekken in de woning goederen zijn aangetroffen waarvan het bekend is dat deze worden gebruikt voor het verwerken en verpakken van harddrugs, zoals een voor het blote oog zichtbare digitale weegschaal in de woonkamer op de salontafel, een grote hoeveelheid nog te vouwen wikkels en lege koffiefilters in de linker bergingskast en een hoeveelheid fenacetine, een versnijdingsmiddel voor cocaïne, op een schoteltje op een keukenkast boven het aanrecht en in zeven boterhamzakjes in de linker bergingskast. Op de weegschaal in de woonkamer was zelfs nog wit residu zichtbaar. Gelet hierop, alsmede op het feit dat verdachte al vijf jaar een relatie heeft met [medeverdachte] , al een jaar met hem samenwoont in de woning en dat zij daar ook schoonmaakt, acht de rechtbank niet geloofwaardig dat verdachte niet wist dat de cocaïne in de woning aanwezig was.
Verdachte stelt dat zij nooit de hiervoor genoemde goederen in de woning heeft gezien omdat dat [medeverdachte] altijd alles opruimde voordat zij thuiskwam. Die stelling wordt al weersproken door het feit dat toen [medeverdachte] op 19 juni 2025 de woning uit eigen beweging had verlaten en buiten werd aangehouden terwijl verdachte zelf nog tijdens de doorzoeking thuiskwam, de politie vervolgens in de woning alle hiervoor omschreven goederen onopgeruimd, verspreid over de hele woning aantrof.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de aangetroffen harddrugs. Als de, samen met haar partner, enige bewoonster van het pand had zij beschikkingsmacht over alle daarin aanwezige zaken waaronder deze drugs. Daarmee heeft verdachte de ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne opzettelijk aanwezig gehad. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging heeft begaan, nu verdachte de aanwezigheid van de drugs in haar huis weliswaar opzettelijk heeft geaccepteerd, maar verder op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er daarbij tussen verdachte en [medeverdachte] en/of een of meer andere personen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen van het feit.
Overwegingen
7
De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaren en tot een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis kan worden opgeheven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om ingeval van enige bewezenverklaring een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Indien wordt gedacht aan een onvoorwaardelijke straf, dan verzoekt de raadsvrouw een werkstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van anderhalve kilo cocaïne. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers ervan. Verslaving aan verdovende middelen zorgt in veel gevallen niet alleen voor ernstige maatschappelijke en financiële teloorgang van de afnemers van de door verdachte verhandelde middelen, maar brengt ook vaak hun directe omgeving veel financiële en emotionele schade toe. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Er gaat veel geld om in de handel in harddrugs en die handel gaat daardoor vaak gepaard met andere vormen van (ernstige en) ontwrichtende criminaliteit. Verdachte heeft dit, met het aanwezig hebben van verdovende middelen, in stand gehouden.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 9 oktober 2025 volgt dat zij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg van 21 november 2025. Daaruit volgt dat op basis van het met verdachte gevoerde gesprek, haar houding en de beschikbare informatie, het vermoeden bestaat dat verdachte de werkelijkheid positiever presenteert dan op grond van het dossier aannemelijk is. Verdachte heeft geen hulpvragen voor de reclassering en omschrijft haar leven als stabiel. Bij een veroordeling wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd, omdat Tactus geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen.
Gelet op de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het blanco strafblad en het advies van Tactus, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaar, alsmede een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet verricht. Hierop komt in aftrek de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd, zijnde 15 dagen, wat zich vertaalt in 30 uren aftrek.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.
Beslissing
? verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
? verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
? verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
? verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
? veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden;
? bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
? legt op een taakstraf van honderdtwintig (120) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van zestig (60) dagen;
? beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
? gelast de teruggave van een bedrag van € 552,15 aan verdachte;
? heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar, voorzitter, mr. T.P.E.E. van Groeningen en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2025.
Mr. Van Bergen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.