Rechtbank Gelderland, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBGEL:2025:5561

Op 14 July 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 05-177248-23, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBGEL:2025:5561.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
05-177248-23
Datum uitspraak:
14 July 2025
Datum publicatie:
14 July 2025

Indicatie

De rechtbank spreekt een 63-jarige man uit Zutphen vrij van moord op slachtoffer die op 17 oktober 1989 spoorloos verdween. De rechtbank oordeelt dat op basis van het dossier niet overtuigend bewezen kan worden dat de man het slachtoffer opzettelijk en met een vooropgezet plan van het leven heeft beroofd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer: 05.177248.23

Datum uitspraak : 14 juli 2025

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1962 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] .

Raadsvrouw: mr. M.G. Bischop, advocaat in Deventer.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen.

1
De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij in of omstreeks de periode van 17 oktober 1989 tot en met 18 oktober 1989 in de gemeente Zutphen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door op

die [slachtoffer] een of meer vorm(en) van geweld en/of een of meer geweldshandeling(en) toe te passen/uit te oefenen, ten gevolge waarvan voornoemde persoon is overleden.

2
De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Voor de bewezenverklaring wordt de verklaring van [naam informant] als uitgangspunt genomen. Deze verklaring wordt volgens de officier van justitie bevestigd door andere bewijsmiddelen, zoals de verklaringen met betrekking tot de aanschaf van een vleesvermaler en een kluis op de dag van de verdwijning van [slachtoffer] en het inkorten van de keldertrap. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar.

Verdachte ontkent enige betrokkenheid te hebben gehad bij de verdwijning van [slachtoffer] en de verdediging heeft dan ook vrijspraak bepleit.

3
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Op 19 november 1990 is een kennisgeving van niet verdere vervolging uitgegaan vanwege het ontbreken van wettig bewijs. Ingevolge artikel 255 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan enkel verdere vervolging plaatsvinden indien er nieuwe bezwaren bekend zijn geworden.

Op 22 maart 2024 heeft de rechter-commissaris de vordering van de officier van justitie toegewezen en de officier van justitie gemachtigd tot het instellen van een (nieuw) opsporingsonderzoek tegen verdachte.

De rechtbank dient in volle omvang te beoordelen of is gebleken van nieuwe bezwaren als bedoeld in artikel 255 Sv. De rechtbank acht deze nieuwe bezwaren aanwezig en is daarom van oordeel dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging.

Overwegingen

4
Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Inleiding

Uit het dossier volgt dat verdachte [slachtoffer] op 17 oktober 1989 heeft geholpen bij zijn verhuizing van Zutphen naar Warnsveld. Op 18 oktober 1989 omstreeks 21.30 uur meldde [naam 2] zich bij de politie met de mededeling dat haar vriend, [slachtoffer] , sinds 17 oktober 1989 omstreeks 16.30 uur was verdwenen. Sindsdien ontbreekt ieder spoor van [slachtoffer] .

Het Openbaar Ministerie verwijt verdachte dat hij samen met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd door middel van geweld.

Het is aan de rechtbank om op basis van het dossier dat zij voorgelegd heeft gekregen te beoordelen of het aan verdachte tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank zal bij deze beoordeling, net zoals de officier van justitie, de verklaring van [naam informant] als uitgangspunt nemen en vervolgens beoordelen of deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. Daarbij zal de rechtbank zich uitlaten over de andere verklaringen in het dossier en het forensisch bewijs. Tot slot zal de rechtbank beoordelen of een bewezenverklaring kan volgen.

Verklaring [naam informant]

Op 9 november 1989 sprak de politie met een informant, aangeduid met I-9. Deze informant vertelde de politie dat hij tijdens zijn verblijf in Zutphen verdachte had leren kennen. Op 4 november 1989 had hij verdachte ontmoet in een café in Zutphen. Zonder enige aanleiding vertelde verdachte hem toen dat hij iemand had doodgemaakt. Het ging om een man die verdachte eerder beduveld had bij een handeltje. Na de verdwijning van [slachtoffer] was I-9 tot de conclusie gekomen dat het ging om [slachtoffer] . Verdachte zette vervolgens uiteen hoe hij de moord had gepleegd. Hij had het samen met een Amsterdammer gedaan. Een en ander had zich afgespeeld in de kelder van het restaurant van de vader van verdachte. Hij had daar speciaal voor dit doel een kluisje neergezet en [slachtoffer] gevraagd om met hem mee te gaan naar de kelder van het restaurant. Bij het betreden van de kelder was [slachtoffer] in zijn nek geschoten door de Amsterdammer en voorover in de kelder gevallen. Op het moment dat [slachtoffer] op de grond lag, had verdachte hem nogmaals in zijn nek geschoten. Later die avond/in de nacht zijn verdachte en de Amsterdammer teruggegaan naar het restaurant en begonnen met het ontleden van het lichaam van [slachtoffer] . De ledematen werden afgehakt. Het vlees werd van de botten gehaald en verwerkt in een speciaal daarvoor aangeschafte kleine vleesmachine. De beenderen werden verpakt en later die nacht weggebracht naar een rivier bij Arnhem. Het bloed en vlees werden weggewerkt middels het in het restaurant aanwezige toilet en de keukenafvoer. Door de slachtpartij was de keldervloer, die weliswaar met stukken plastic was afgedekt, ernstig besmeurd. Men had veel moeite gehad om deze vloer schoon te krijgen. Ook was er bloed tegen de ladder of trap aangekomen en dit konden ze niet verwijderen. Daarom waren de met bloed bespatte stukken van de trap afgezaagd.

Op 10 november 1989 werd een getuige gehoord door de rechter-commissaris. Gelet op hetgeen hij over zichzelf vertelde, stelt de rechtbank vast dat dit informant I-9 betrof. In dit verhoor vertelde hij in grote lijnen hetzelfde als hij op 9 november 1989 heeft verklaard, waarbij de getuige nu verklaarde dat verdachte had gezegd dat het om [slachtoffer] ging. Verdachte had [slachtoffer] vermoord omdat hij niet blij was met [slachtoffer] . Deze had er namelijk voor gezorgd dat verdachte twee jaar eerder in de gevangenis terecht was gekomen.

Later is gebleken dat informant I-9 [naam informant] is. Hij is nadien nog meerdere malen gehoord.

Het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige, in dit geval [naam informant] . Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient het dossier voldoende andere bewijsmiddelen te bevatten die aan de desbetreffende verklaring steun geven. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat die steun onder andere te vinden is in de aanschaf van de vleesvermaler en de kluis en in het feit dat de trap is afgezaagd. De rechtbank zal dit dan ook eerst bespreken en vervolgens ingaan op het forensisch bewijs.

Vleesvermaler en kluis

Uit het dossier volgt dat verdachte op 17 oktober 1989 een vleesvermaler en een kluis heeft gekocht.

Keldertrap

Over de trap in de kelder heeft [naam 3] , destijds werkzaam bij drankenhandel Cornegoor, in 1989 verklaard dat hij op een woensdagmiddag in oktober een extra bestelling heeft afgeleverd bij het restaurant [naam restaurant] in Zutphen (rechtbank: het restaurant van de vader van verdachte). Er waren twee jongedames aanwezig en op verzoek van hen heeft hij samen met een collega een biervat in de kelder aangesloten. Hij zag op dat moment niks bijzonders aan de ladder en er ontbraken geen sporten in de ladder. Hij heeft ook niet gezien dat er beschadigingen aan de ladder zaten. Hij kan zich herinneren dat de vloer in de kelder zanderig was, maar kan zich geen aparte geur herinneren. In het dossier is een factuur bijgevoegd die dateert van 17 oktober 1989.

[naam 4] heeft in 1989 verklaard dat hij in de herfstvakantie samen met [naam 5] op een woensdagmiddag een extra bestelling heeft gebracht bij het restaurant [naam restaurant] in Zutphen. Hij had het biervat samen met [naam 5] in de kelder aangesloten. Op de vrijdag erna was hij samen met [naam 6] bij [naam restaurant] om een normale bestelling af te leveren. Hij hoorde [naam 7] zeggen dat deze een stuk van de ladder had afgezaagd. [naam 6] had de bestelling in de kelder neergezet en [naam 4] hoorde [naam 6] zeggen dat de ladder korter was.

[naam 8] was destijds werkzaam als serveerster in [naam restaurant] in Zutphen en heeft in 1989 verklaard dat op 18 oktober 1989 iemand van de drankenhandel Cornegoor bier heeft gebracht en dit heeft aangesloten.

Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de extra bestelling op 18 oktober 1989 is geleverd en dat uit de verklaringen van [naam 5] en [naam 4] volgt dat op dat moment de trap nog niet was ingekort. Zowel [naam 4] en [naam 5] hebben bovendien op die dag geen bijzonderheden gezien in de kelder. Uit de verklaring van [naam 5] volgt dat op 20 oktober 1989 de trap wel was ingekort, hetgeen betekent dat in de periode van 18 tot 20 oktober 1989 de onderste treden van de trap zijn afgehaald.

Forensisch onderzoek

Op verschillende momenten en plekken heeft er in deze zaak forensisch onderzoek plaatsgevonden, waaronder in de kelder van het restaurant [naam restaurant] in Zutphen. Op 5 december 1989 zijn op een tiental plaatsen kleine gaten in de vloer gemaakt en werd de opbouw en de structuur van de betonvloer bekeken. Niets wees erop dat de vloer recent gestort zou zijn. Forensisch onderzoek in 2024 heeft ook geen nieuwe informatie opgeleverd. Zo zijn er geen DNA-sporen gevonden van [slachtoffer] .

Overige verklaringen in het dossier

Het dossier bevat verder veel andere verklaringen, waaronder van [naam 9] in 1989, 1990 en 2024, [naam 10] (de moeder van verdachte) in 1999 en [naam 11] in 2016 en 2024. [naam 9] heeft verklaard dat hij het verhaal van [naam informant] heeft gehoord en herhaalde in zijn verklaring in grote lijnen hetgeen [naam informant] zelf heeft verklaard. [naam 10] heeft voornamelijk verklaard over wat zij van verdachte, haar ex-man en haar andere kinderen heeft gehoord en ook over wat zij uit eigen wetenschap wist. Zij heeft kort samengevat verklaard dat de moord op [slachtoffer] in de kelder van [naam restaurant] zou zijn gepleegd door verdachte en een Engelsman. Het lichaam zou zijn ontbeend, waarna de andere lichaamsdelen in de gehaktmolen zijn verwerkt. Dit is vervolgens door de wc gespoeld. [naam 11] heeft verklaard dat zij voor verdachte brieven uit de gevangenis heeft gesmokkeld. Deze brieven heeft zij destijds gelezen. In deze brieven stond volgens [naam 11] - kort samengevat - dat [slachtoffer] door verdachte is vermoord.

Conclusie

In beginsel levert de aanschaf van de vleesmachine en de kluis en de constatering dat de treden van de trap zijn afgezaagd steun op voor de verklaring van [naam informant] . Daarbij komen de verklaringen van [naam 9] , [naam 10] en [naam 11] die in grote lijnen hetzelfde verklaren over de dood van [slachtoffer] en het wegmaken van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] door verdachte. De verklaring van [naam 9] is echter uitsluitend gebaseerd op wat hij van [naam informant] heeft gehoord en levert onder deze omstandigheden geen steunbewijs op nu sprake is van één en dezelfde bron. Ten aanzien van de verklaring van [naam 10] is onduidelijk op welke manier zij de informatie heeft verkregen. Met betrekking tot de verklaringen van [naam 11] merkt de rechtbank op dat zij op verschillende momenten wisselend en op punten ongeloofwaardig heeft verklaard. Deze constateringen doen naar het oordeel van de rechtbank afbreuk aan de geloofwaardigheid van deze verklaringen en leveren naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen steunbewijs op.

Het door [naam informant] geschetste scenario veronderstelt dat de kelder van het restaurant van de vader van verdachte na de moord op - en het ontleden van het lichaam van [slachtoffer] ernstig verontreinigd moet zijn geweest met bloed en lichaamsresten. [naam informant] verklaart ook dat het afdekken van de vloer van de kelder daartegen zelfs niet zou hebben geholpen. Dat [naam 4] en [naam 5] de middag na de nacht van het incident niets bijzonders in en aan de kelder hebben gezien of geroken, en dat de trap nog niet was ingekort is dan opmerkelijk. Ook is opmerkelijk dat twee forensische onderzoeken aan de kelder, in 1989 en 2024, geen enkel spoor hebben opgeleverd dat steun biedt aan het door [naam informant] geschetste scenario. Gegeven de veronderstelde verontreiniging passen de verklaringen van [naam 4] en [naam 5] en de afwezigheid van ieder forensisch bewijs naar het oordeel van de rechtbank niet bij het door [naam informant] geschetste scenario.

Alles afwegende is de rechtbank daarom van oordeel dat zij op basis van dit dossier niet overtuigend kan vaststellen dat verdachte samen met een of meer anderen, dan wel alleen, [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd op de door [naam informant] geschetste wijze, noch op een andere wijze. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.

Beslissing

5
De beslissing

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.

Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juli 2025.