RECHTBANK LIMBURG
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van
16 januari 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam verzoekster] , gevestigd in [vestigingsplaats] , verzoekster
(gemachtigden: mr. Q.W.J. de Ruijter en M.G.A. Haenraets),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas, verweerder
(gemachtigde: mr. R. van der Steen).
Procesverloop
Procesverloop
Bij besluit op bezwaar van 26 juli 2021 heeft verweerder de aan verzoekster opgelegde last onder dwangsom van 1 maart 2021 herroepen wat betreft de begunstigingstermijn en een nieuwe begunstigingstermijn verbonden. Die loopt tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank in het door verzoekster ingestelde beroep tegen de geweigerde omgevingsvergunning voor de huisvesting van arbeidsmigranten.
Verzoekster heeft onder meer tegen het besluit van 26 juli 2021 beroep ingesteld.
Bij besluit van 20 november 2023, verzonden op 22 november 2023 (hierna: het wijzigingsbesluit) heeft verweerder besloten om het eerdere besluit van 26 juli 2021 te wijzigen door de begunstigingstermijn van de last onder dwangsom van 1 maart 2021 aan te passen naar zes weken na de verzenddatum van het wijzigingsbesluit.
Verzoekster heeft tegen het wijzigingsbesluit aanvullende gronden van beroep ingediend. Zij heeft de voorzieningenrechter ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen, strekkende tot het opschorten van het wijzigingsbesluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: R.R. van Heugten namens verzoekster, de gemachtigden van verzoekster en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het wijzigingsbesluit tot zes
weken na de datum van de uitspraak van de rechtbank op het beroep van verzoekster tegen
de beslissing op bezwaar tegen de geweigerde omgevingsvergunning;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 365,- aan verzoekster te vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoekster.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Allereerst stelt de voorzieningenrechter vast dat er sprake is van spoed in de zin van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Verzoekster zal (eerder) een dwangsom kunnen verbeuren.
3. Vervolgens stelt de voorzieningenrechter vast dat op 1 januari 2024 de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking zijn getreden. Op grond van artikel 4.23 van de Invoeringswet Omgevingswet blijft het oude recht van toepassing op dit sanctiebesluit.
4. De eerdere begunstigingstermijn loopt in het desbetreffende besluit van 26 juli 2021 tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank in beroep over de door verweerder geweigerde omgevingsvergunning. Met het wijzigingsbesluit heeft verweerder die begunstigingstermijn verkort tot zes weken na de verzenddatum van dit wijzigingsbesluit. Dat is - kort gezegd - gebeurd ‘vanuit efficiënte en doelmatige handhaving’.
5. Niet is gesteld, noch gebleken van andere omstandigheden of belangen waarom volgens verweerder van de eerdere begunstigingstermijn is afgeweken en deze kortere begunstigingstermijn rechtvaardigen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er strijd is met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht, zoals terecht door verzoekster is aangevoerd, en het bij verzoekster door het desbetreffende besluit van 26 juli 2021 opgewekte vertrouwen.
6. In dat licht en omdat ter zitting is afgesproken dat de diverse beroepen van verzoekster over de huisvesting van arbeidsmigranten ter plaatse (beroepen met zaaknummers 21/1890, 21/1891, 21/2421 en 21/2422, ) op 4 april 2024 gevoegd ter zitting van de rechtbank zullen worden behandeld, ziet de voorzieningenrechter reden het wijzigingsbesluit te schorsen tot het moment zoals aangegeven in het desbetreffende besluit van verweerder van 26 juli 2021, namelijk tot zes weken na de datum van de uitspraak van de rechtbank op het beroep van verzoekster tegen de beslissing op bezwaar tegen de geweigerde omgevingsvergunning (met name beroep 21/2422).
7. Omdat het verzoek om voorlopige voorziening wordt toegewezen, dient verweerder het betaalde griffierecht aan verzoekster te vergoeden. Wat de vergoeding van de proceskosten betreft. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.750,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt € 875,-.
Rechtsmiddel
8. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.
Waarvan door de griffier, mr. A. Kloos, is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de griffier en de voorzieningenrechter, mr. R.J.G.H. Seerden, is ondertekend.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 16 januari 2024.