RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 7775403 \ AZ VERZ 19-89
Beschikking van de kantonrechter van 24 juli 2019
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLANBOUW SERVICES B.V.,
gevestigd te Sint Odiliënberg,
werkgever
gemachtigde mr. E.P.B. Moors,
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in de (voorwaardelijk) zelfstandige verzoeken,
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
,
wonend
[adres verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
,
[woonplaats verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
,
werknemer
gemachtigde mr. M. Kokx,
verwerende partij in het verzoekende partij in de zelfstandige (voorwaardelijk) verzoeken.
Partijen zullen hierna Planbouw en
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
worden genoemd.
2.1.
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
is op 23 november 2015 bij Planbouw in dienst getreden in de functie van Voorman Timmerman I tegen een bruto uurloon van thans € 17,75, exclusief vakantietoeslag en een voorliedentoeslag van € 250,05 bruto per maand. Het betreft een dienstverband voor onbepaalde tijd voor 40 uur per week.
2.2.
Met ingang van 14 maart 2019 is
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
arbeidsongeschikt wegens ziekte.
2.3.
Partijen zijn op 15 maart 2019 een vaststellingsovereenkomst aangegaan, die echter door
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
binnen de daarvoor geldende termijn van twee weken is herroepen.
2.4.
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
wordt sinds december 2018 lastig gevallen door vermoedelijk een ex-partner. Zo ontvangt
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
onder meer WhatsApp berichten, e-mails en brieven waarin hij beschuldigd wordt van mishandeling van vrouwen en verkrachting. Ook zijn er in de woonplaats van
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
brieven met foto’s van
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
verspreid, waarin
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
wordt beschuldigd van pedofilie.
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
heeft aangifte gedaan bij de politie.
2.5.
Sedert enkele maanden wordt ook Planbouw lastig gevallen. De werkgever wordt bestookt met berichten die naar alle waarschijnlijkheid afkomstig zijn van dezelfde persoon/personen die de berichten naar
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
stuurt/sturen. De berichten zijn gericht aan de directieleden van Planbouw, de heren
[directielid A]
en
[directielid B]
. Verder worden recensies op internet geplaatst waarin Planbouw zeer negatief wordt beoordeeld. Planbouw wordt in de recensies afgeschilderd als een bedrijf dat zeer slecht werk levert en onvriendelijk personeel in dienst heeft. Ook zijn teksten op de bedrijfsbus geschreven. Zodoende wordt de goede naam en eer van Planbouw aangetast. In de mails en WhatsApp berichten die Planbouw ontvangt, wordt haar onder meer het verwijt gemaakt dat zij
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
in dienst houdt en hem daarmee beschermt. In mei 2019 heeft directeur
[directielid B]
een foto ontvangen met de afbeelding van een pistool en munitie.
4.1.
Planbouw verzoekt de arbeidsovereenkomst met
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
te ontbinden op grond van artikel 7:671b, gelezen in samenhang met artikel 7:669 lid 1 en lid 3 onderdeel h van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.2.
Aan dit verzoek legt Planbouw ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – andere dan de in artikel 7:669 lid 3 onderdelen a tot en met g BW genoemde omstandigheden, die zodanig zijn dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
te laten voortduren en dat herplaatsing van
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
niet meer mogelijk is althans niet aan de orde kan zijn. Er is sprake van zeer bijzondere omstandigheden.
4.3.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever heeft bedoeld om naast de a- tot en met g-gronden tevens ontslag mogelijk te maken op redelijke gronden in het belang van het functioneren van de onderneming. Het moet daarbij gaan om situaties die in voldoende mate verschillen van de ontslaggronden genoemd onder a tot en met g. De h-grond mag met name niet gebruikt worden voor het ontbinden van de arbeidsovereenkomst op grond van een imperfecte andere wettelijke ontslaggrond. Van een imperfecte andere wettelijke ontslaggrond is in het onderhavige geval naar het oordeel van de kantonrechter echter geen sprake.
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat er in de onderhavige zaak sprake is van een zeer uitzonderlijke en voor alle betrokken partijen trieste situatie. Planbouw is uiterst tevreden over
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
als werknemer en onder normale omstandigheden zou een ontbinding van de arbeidsovereenkomst absoluut niet aan de orde zijn. Ook voor
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
was er voorheen geen enkele twijfel omtrent het voortbestaan van het dienstverband met Planbouw.
4.5.
De kantonrechter stelt evenwel vast dat de gebeurtenissen zoals die zich de afgelopen maanden hebben voorgedaan grote impact op beide partijen hebben gehad. Er is een situatie ontstaan die voor beide partijen onhanteerbaar is.
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
heeft zich ten gevolge van de bedreigingen ziek moeten melden en hij staat thans onder permanente begeleiding van een psycholoog. Directeur
[directielid B]
van Planbouw, ondervindt niet alleen zakelijk maar ook op persoonlijk vlak veel hinder van de aan zijn adres geuite talrijke beschuldigingen en bedreigingen. Een en ander heeft ook zijn weerslag op zijn gezin en grijpt in ernstige mate in het privéleven van
[directielid B]
en zijn gezinsleden in.
4.6.
Planbouw heeft gesteld dat de negatieve berichtgeving rondom het bedrijf mogelijk financiële consequenties heeft. Planbouw loopt het gevaar opdrachten mis te lopen. De kantonrechter overweegt op dit punt dat Planbouw een eventueel te verwachten economische schade thans nog niet althans onvoldoende heeft onderbouwd. Dat deze omstandigheden evenwel een nadelige invloed op de bedrijfsvoering en de resultaten kunnen hebben acht de kantonrechter zeker niet uitgesloten. Volgens Planbouw hebben al enkele opdrachtgevers aangegeven dat ze liever niet meer zien dat
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
op hun bouw werkzaam is.
4.7.
Planbouw heeft ter zitting van 26 juni 2019 naar voren gebracht dat er eind mei telefonisch navraag is gedaan bij het bedrijf of
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
er nog werkte. Daarop is door Planbouw negatief geantwoord. Vanaf dat moment zijn de bedreigingen aan haar adres gestopt althans sterk afgenomen.
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
heeft ter zitting aangevoerd dat het politieonderzoek in een ver gevorderd stadium is en naar verwachting zullen er op een termijn van twee weken aanhoudingen worden verricht.
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
hoopt dat met die aanhoudingen een einde komt aan alle ellende.
4.8.
De kantonrechter is van oordeel dat mogelijke arrestaties in deze kwestie niet per definitie een einde maken aan de bedreigingen die zowel Planbouw als
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
ondergaan. Evenmin kan met zekerheid worden gesteld dat de situatie dan blijvend ten goede keert. Garanties kunnen op dat vlak door niemand worden gegeven.
4.9.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat Planbouw er alle belang bij heeft dat aan de situatie zoals die in de afgelopen maanden is ontstaan een einde komt. Planbouw is zelf niet bij machte om het tij te keren en het lijkt er op dat zolang zij het dienstverband met
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
continueert er geen einde komt aan de ernstige en uiterst vervelende dreigementen die ook richting Planbouw worden geuit. Daarbij laat de kantonrechter zwaar meewegen dat deze hele situatie ook de persoonlijke levenssfeer van de directie van Planbouw en hun gezinsleden raakt en dat dit alles – hoe spijtig ook – enkel en alleen is terug te voeren op de arbeidsrechtelijke verhouding tussen Planbouw en
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
.
4.10.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de door Planbouw naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke en voldragen grond opleveren voor ontbinding, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel h BW. Van Planbouw kan in alle redelijkheid niet worden gevergd dat zij het dienstverband met
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
nog langer in stand houdt. Herplaatsing van
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
binnen een redelijke termijn in een andere passende functie is in dit geval niet aan de orde en ligt allerminst in de rede.
4.11.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Planbouw zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 september 2019. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, een en ander met behoud van een termijn van ten minste één maand.
4.12.
Hoewel er in het onderhavige geval sprake is van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:670 leden 1 tot en met 4 en 10 BW staat dit opzegverbod de ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet in de weg, nu het ontbindingsverzoek geen verband houdt met de arbeidsongeschiktheid
4.13.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat Planbouw aan
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
een transitievergoeding verschuldigd is indien – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van Planbouw is ontbonden. Aan deze beide voorwaarden is voldaan. De kantonrechter stelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:673 lid 2 BW de transitievergoeding vast op € 4.189,18 bruto. Door Planbouw zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de transitievergoeding niet verschuldigd zou zijn. Evenmin heeft Planbouw verweer gevoerd tegen de hoogte van de transitievergoeding. De kantonrechter acht het dan ook niet nodig om Planbouw de gelegenheid te bieden het verzoek in te trekken.
de zelfstandige (voorwaardelijke) tegenverzoeker van [verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
4.14.
Zoals hiervoor reeds is overwogen zal de kantonrechter tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst overgaan. Daarmee wordt de voorwaarde waaronder
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
zijn tegenverzoeken heeft ingediend vervuld en zal de kantonrechter zich hierna daarover uitlaten.
4.15.
Zoals hiervoor reeds onder 4.12 is overwogen komt
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
op grond van de daartoe geldende wettelijke bepalingen een transitievergoeding toe. Planbouw heeft de hoogte van de door
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
gevorderde transitievergoeding niet betwist, waarmee deze aan
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
toekomt. De kantonrechter zal hierna Planbouw veroordelen tot voldoening van de transitievergoeding aan
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
.
4.16.
Planbouw heeft voor het overige de zelfstandige tegenverzoeken van
[verweerder in het verzoek, verzoeker in de zelfstandige verzoeken]
niet weersproken. Deze liggen dan ook voor toewijzing gereed. De kantonrechter ziet geen aanleiding aan deze veroordelingen – voor zover deze zien op het verstrekken van bruto/netto-specificaties en het afgeven van een getuigschrift ex artikel 7:656 BW een dwangsom te verbinden. Er is naar het oordeel van de kantonrechter geen enkele aanwijzing waarom Planbouw niet aan het vorenstaande zal voldoen. De kantonrechter acht het opleggen van een dwangsom dan ook niet geïndiceerd.
4.17.
In de aard en de omstandigheden van het geval ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.