4.2
Het oordeel van de rechtbank
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte onverhoeds door [slachtoffer] is aangevallen, die duidelijk naar hem op zoek was. Immers, op de camerabeelden is te zien dat [slachtoffer] – direct nadat hij hoort dat verdachte zich bij de dag- en nachtopvang gemeld heeft – zich met spoed naar het halletje begeeft.
Er is echter op geen enkele wijze gebleken van een voornemen van [slachtoffer] om verdachte aan te vallen. Uit verschillende getuigenverklaringen komt naar voren dat [slachtoffer] een persoon was die de rust bewaakte in de dag- en nachtopvang en dat verdachte juist degene was die anderen, onder wie [slachtoffer] , continu provoceerde. Nadat er sprake was geweest van een lichte aanvaring tussen [slachtoffer] en verdachte in de avond van 5 december 2014, had [slachtoffer] de medewerkers van de dag- en nachtopvang verzocht hem te waarschuwen als verdachte weer naar binnen gelaten zou worden. [slachtoffer] zou dan in staat zijn om de dag- en nachtopvang te verlaten, teneinde een confrontatie binnen te vermijden.
Verdachte meldde zich in de ochtend van 6 december 2014 rond 8:30 uur bij het loket van de dag- en nachtopvang. Hem werd toen medegedeeld dat hij pas om 9:30 uur naar binnen zou mogen. Hieraan lag ten grondslag dat de medewerkers van de dag- en nachtopvang [slachtoffer] de tijd wilden geven om zijn spullen te pakken en om weg te gaan. Een medewerker van de dag- en nachtopvang, die dacht dat verdachte inmiddels de dag- en nachtopvang had verlaten, informeerde [slachtoffer] dat verdachte om 9.30 uur terug zou komen. Na dit medegedeeld te hebben gekregen sprong [slachtoffer] meteen op en liep met versnelde pas naar het halletje, alwaar verdachte zich toen nog bevond. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom [slachtoffer] zich na de mededeling direct naar het halletje begaf. Wel is duidelijk dat verdachte meteen begon te slaan toen [slachtoffer] het halletje binnenkwam, terwijl verdachte zich gemakkelijk aan de situatie had kunnen onttrekken door naar buiten te gaan. Uit het enkele feit dat [slachtoffer] het halletje met enige snelheid binnenkwam, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen afleiden dat [slachtoffer] hem wat aan wilde doen. [slachtoffer] maakte ook geen slaande beweging in de richting van verdachte. Het is zelfs zo dat [slachtoffer] pas na 26 seconden worstelen voor het eerst in de richting van verdachte heeft geslagen.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden niet aannemelijk geworden dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door [slachtoffer] . Het beroep op noodweer wordt verworpen. Een beroep op noodweerexces kan hiermee evenmin slagen.
Aan de orde is vervolgens de vraag of verdachte – nu geen sprake was een noodweer(exces)situatie – verschoonbaar heeft gedwaald in die zin dat hij mocht veronderstellen dat hij werd aangevallen en zich hiertegen moest verdedigen.
Ook al zou de verdachte in de veronderstelling hebben verkeerd dat het slachtoffer hem wilde aanvallen toen hij zag dat deze de hal in kwam lopen, dan nog moet geconcludeerd worden dat verdachte zich gemakkelijk aan de situatie had kunnen onttrekken door naar buiten te lopen. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer dat er sprake is van putatief noodweer.
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een strafuitsluitingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op: doodslag.
Toerekeningsvatbaarheid
Verdachte heeft van 5 maart 2015 tot en met 16 april 2015 verbleven in het Pieter Baan Centrum (PBC). Het multidisciplinair team heeft op 1 juli 2015 een rapportage Pro Justitia betreffende verdachte uitgebracht, welke rapportage onder meer het volgende inhoudt:
Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Bij betrokkene is sinds 2012 sprake van een psychose in het kader van schizofrenie van het paranoïde type. Vanaf die tijd is sprake van paranoïde wanen en incoherent denken. (…)
Omdat de psychose zo lang voortduurt, er aanwijzingen zijn voor wat meer bizarre ideeën en omdat sprake lijkt van negatieve symptomen, zoals terugtrekgedrag, maar ook door het verminderd sociaal functioneren, is deze psychose het meest passend bij een schizofrene stoornis, van het paranoïde type. Daarnaast is ook sprake van bij schizofrenie passende desorganisatie, zoals de onsamenhangende spraak, het chaotisch gedrag en ontbrekend ziektebesef. (…)
Betrokkene kan vanuit zijn paranoïdie impulsief en agressief reageren. Er is tevens sprake van enige ontremming, zowel verbaal als ook in gedrag op momenten dat betrokkene niet extern wordt gestructureerd, zoals in detentie. Betrokkene is dan impulsief en snel geagiteerd. (…)
Op het gebied van persoonlijkheidspathologie valt op dat de gewetensfuncties en het empathisch vermogen gestoord zijn. Pas na adequate behandeling van het psychotische beeld is het mogelijk meer zicht te krijgen op de persoonlijkheid van betrokkene. (…)
Ten aanzien van het tenlastegelegde kan gesteld worden dat bij betrokkene sprake was van een ernstige ontregeling van denken en gedrag. Betrokkene stond onder grote druk, door zijn psychosociale omstandigheden. (…) Door deze gedachtes had betrokkene een verminderd realiteitsbesef en handelde hij voornamelijk op grond van paranoïde vertekeningen van de werkelijkheid.(…)
Niet met zekerheid kan worden gezegd hoe floride psychotisch betrokkene kort voor en gedurende het tenlastegelegde was. Hierdoor kan niet worden onderbouwd dat het handelen van betrokkene slechts en volledig beïnvloed werd door zijn paranoïde wanen en komen ondergetekenden tot het advies betrokkene als
sterk verminderd toerekeningsvatbaar
te beschouwen. (…)
Op grond van hun klinische indrukken schatten onderzoekers in dat de kans op herhaling zeer groot is. Het gaat om zeer ernstige psychopathologie, waarbij betrokkene al langdurig floride psychotisch is, er sprake is van forse agressie en betrokkene handelt op grond van zijn psychotische belevingen. Er zijn daarnaast forse psychosociale problemen en betrokkene richt zich in zijn psychose tegen zijn steunsysteem en hulpverleners/hulpverleningsinstanties. Betrokkene voelt zich niet ziek en wil zich niet laten behandelen. (…)
De inschatting is dat een psychiatrische behandeling noodzakelijk is om het recidivegevaar tot aanvaardbare proporties terug te dringen. Gezien de aard van de stoornis en betrokkenes weerstand tegen een behandeling, is de verwachting dat deze behandeling niet binnen afzienbare tijd zijn vruchten zal hebben afgeworpen. (…) Gezien ook het gevaar dat betrokkene voor de samenleving vormt, wordt een behandeling in het kader van terbeschikkingstelling noodzakelijk geacht. Daarbij wordt tevens opgemerkt dat betrokkene een gevaar kan vormen voor zijn directe (behandel)omgeving en daarom een hoog beveiligingsniveau behoeft. (…) Een behandeling in een ander (minder ingrijpend) dwingend kader, is in het (recente) verleden niet afdoende gebleken.
Gezien het voorafgaande en gelet op betrokkenes gebrek aan behandelmotivatie (op basis van een gebrek aan stoornisbesef), is het kader van de tbs met voorwaarden niet aan de orde en wordt tbs met dwangverpleging geadviseerd.
De rechtbank neemt de conclusies van de gedragsdeskundigen over en legt die aan haar beslissing ten grondslag. De rechtbank zal het advies van de deskundigen volgen en de verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.