Zoeken naar rechterlijke uitspraken en jurisprudentie

Via Uitspraken.nl kunt u eenvoudig zoeken in onze online uitspraken databank door het invoeren van één of meerdere trefwoorden. Het is uiteraard ook mogelijk om te zoeken op wetsartikelen, zaaknummer, ECLI nummer of het oude LJN nummer.

Eerste aanleg - meervoudig Strafrecht overig

13 november 2024
ECLI:NL:RBLIM:2024:8149

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Limburg een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht. Het zaaknummer is 03.172463.23, bekend onder ECLI code ECLI:NL:RBLIM:2024:8149. De plaats van zitting was Maastricht.

Soort procedure
Instantie
Rechtsgebied
Zaaknummer(s)
03.172463.23
Datum uitspraak
13 november 2024
Datum gepubliceerd
13 november 2024
Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht

Strafrecht

Parketnummer: 03.172463.23

tegenspraak

Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 november 2024

in de strafzaak tegen

[verdachte]
,

geboren te

[geboortegegevens]
1975,

ingeschreven in de Basisregistratie Personen te

[P.I.]

De verdachte wordt bijgestaan door mr. F.A.G.M. Landerloo en mr. M.J.E. Kallen, beiden advocaten kantoorhoudende te Maastricht.

1
Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 30 oktober 2024. De verdachte en zijn raadsvrouwen zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

De slachtoffers

[slachtoffer 1]
,
[slachtoffer 2]
,
[slachtoffer 3]
,
[slachtoffer 4]
,
[slachtoffer 5]
en
[slachtoffer 6]
hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partijen is op de zitting gehoord mr. P. Boonen. De benadeelde partijen
[slachtoffer 4]
,
[slachtoffer 5]
en
[slachtoffer 6]
zijn niet op zitting verschenen. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding behandeld.

2
De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:

Feit 1: heeft geprobeerd

[slachtoffer 1]
, al dan niet met voorbedachte rade, te doden, door meermalen met een vuurwapen in de richting van
[slachtoffer 1]
te schieten.

Feit 2: heeft geprobeerd

[slachtoffer 2]
en/of
[slachtoffer 3]
te doden, door meermalen met een vuurwapen in de richting van
[slachtoffer 2]
en/of
[slachtoffer 3]
te schieten.

Feit 3: een personenauto toebehorende aan

[slachtoffer 7]
heeft beschadigd.

3
De beoordeling van het bewijs
3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot moord (feit 1).

Daarbij heeft de officier van justitie de volgende omstandigheden naar voren gebracht.

Na een woordenwisseling kondigt verdachte aan een wapen te gaan halen, terug te komen en te zullen gaan schieten. 36 minuten later komt de verdachte terug. Hij heeft een wapen en munitie bij zich, laadt het wapen door en vuurt meerdere schoten af op

[slachtoffer 1]
,
[slachtoffer 2]
en
[slachtoffer 3]
.
[slachtoffer 1]
wordt in zijn linkerflank geraakt ter hoogte van de ribben en linker lies. De darmen van
[slachtoffer 1]
zijn doorboord, en er moet direct medisch worden ingegrepen. De verdachte heeft zich in het ruime half uur dat hij het wapen was gaan halen kunnen beraden over zijn besluit om
[slachtoffer 1]
van het leven te beroven.

De onder 2 tenlastegelegde poging tot doodslag op

[slachtoffer 2]
en
[slachtoffer 3]
kan eveneens worden bewezen. De verdachte heeft tegen
[slachtoffer 2]
gezegd dat hij iedereen kapot zou schieten.
[slachtoffer 3]
moet wegduiken om niet te worden neergeschoten. De verdachte schiet wanneer hij terugkomt ook op
[slachtoffer 2]
, die de kogel langs zijn oor hoort fluiten.

De onder feit 3 tenlastegelegde beschadiging van de auto kan eveneens bewezen worden.

De kogels die voor

[slachtoffer 3]
waren bedoeld, raken de auto van
[slachtoffer 7]
. De auto was volgens de aangifte voor het incident nog onbeschadigd. De auto stond geparkeerd bij de plaats waar de verdachte schoot. Kort daarna zijn de kogelgaten in het voertuig aangetroffen.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van de onder 1 tenlastegelegde poging moord en daartoe aangevoerd dat voorbedachte raad niet kan worden bewezen: de verdachte had het wapen toen hij terugkwam enkel bij zich om zichzelf te beschermen. Hij raakte in paniek toen hij

[slachtoffer 1]
op zich af zag stormen, en heeft niet gereflecteerd en nagedacht over de betekenis en gevolgen van zijn handelen en zich daarvan rekenschap gegeven, wat wel vereist is voor bewezenverklaring van voorbedachte raad.

Ten aanzien van de impliciet subsidiair ten laste gelegde poging doodslag heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte niet met vol opzet heeft gehandeld. De verdachte heeft niet de wil gehad om

[slachtoffer 1]
van het leven te beroven. Dit kan ook niet uit de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelingen worden afgeleid.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 2 tenlastegelegde pogingen tot doodslag op

[slachtoffer 3]
en
[slachtoffer 2]
wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verklaringen van
[slachtoffer 2]
zijn op belangrijke punten innerlijk tegenstrijdig, zodat niet kan worden vastgesteld wanneer en hoe de verdachte op hem zou hebben geschoten.

Ten aanzien van de poging tot doodslag op

[slachtoffer 3]
heeft de verdediging naar voren gebracht dat steunbewijs ontbreekt voor de verklaring van
[slachtoffer 3]
dat de verdachte van dichtbij op hem heeft geschoten.

Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde vernieling van de auto van

[slachtoffer 7]
heeft de verdediging naar voren gebracht dat verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan overtuigend bewijs. Niet is buiten gerede twijfel vast te stellen dat de beschadigingen op 24 juni 2023 door de kogels uit het wapen van de verdachte zijn ontstaan. De beschadigingen zijn pas een dag na het schietincident waargenomen en gemeld.

3.3

Het oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 2

Poging doodslag op

[slachtoffer 2]

Met betrekking tot de poging doodslag op

[slachtoffer 2]
constateert de rechtbank dat de aangifte van
[slachtoffer 2]
en de verklaring die hij als getuige heeft afgelegd, op wezenlijke punten van elkaar verschillen. De rechtbank heeft de verklaringen naast de camerabeelden gelegd en op basis daarvan geconcludeerd dat de verklaringen van
[slachtoffer 2]
voornoemd niet alleen onderling verschillen, maar ook niet worden ondersteund door de beelden, waardoor zij te onbetrouwbaar zijn om voor het bewijs te worden gebruikt. Daarmee is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van dit feit. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de poging doodslag op
[slachtoffer 2]
.

Poging doodslag op

[slachtoffer 3]

De rechtbank zal de verdachte eveneens vrijspreken van de poging doodslag op

[slachtoffer 3]
, nu zich in het dossier naast de verklaring van de aangever geen ander bewijs hiervoor bevindt.

De bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 3

Op 24 juni 2023 kreeg een surveillance-eenheid van de Eenheid Limburg District Maastricht de opdracht te gaan naar

[adres 1]
te Maastricht (woonwagenkamp) na een melding dat er geschoten zou zijn en een persoon gewond op de grond zou liggen. Ter plaatse werd een persoon gewond op het wegdek aangetroffen omringd door een aantal personen. De persoon,
[slachtoffer 1]
, lag op zijn rug en had meerdere schotwonden: een schotwond in zijn linkerzij en in zijn lies.
[verdachte]
zou op het communiefeest aanwezig zijn geweest. Er ontstond ruzie.
[verdachte]
vertrok om even later terug te komen met een pistool.
[slachtoffer 1]
liep op
[verdachte]
af en werd meteen beschoten en viel op de grond.
[verdachte]
moest twee keer laden voordat hij schoot. Ter plaatse werden hulzen aangetroffen en veiliggesteld.

De aangever

[slachtoffer 1]
heeft bij de politie verklaard dat hij op 24 juni 2023 op het communiefeest was dat plaatsvond op de
[adres 1]
in Maastricht. Op een gegeven moment ontstond er een woordenwisseling over het aantreffen van drugs.
[verdachte]
(de rechtbank begrijpt:
[verdachte]
) werd verbaal agressief en gaf hem een duw. Hij sloeg met zijn rechtervuist tegen de linkerschouder van aangever en toen stuurde de vader van aangever
[verdachte]
weg. Aangever hoorde dat
[verdachte]
riep dat hij dadelijk terug zou komen om te schieten. Er zijn andere mensen naar aangever toegekomen die hem vertelden dat
[verdachte]
terug zou komen om op aangever te schieten.

Later in de avond kwam

[verdachte]
terug. Hij stond daar met zijn vuurwapen. Aangever zag dat
[verdachte]
de kogels erin deed en dacht toen: ik ren erop af en stamp dat uit zijn handen. Het wapen betrof een 9 mm. Het was zwart.
[verdachte]
had het wapen in zijn rechterhand.

Hij was bang dat

[verdachte]
de kinderen zou raken.

Aangever kon het wapen niet uit de handen van

[verdachte]
slaan, en toen schoot
[verdachte]
op hem. De eerste keer schoot hij in zijn lies en het tweede schot was toen aangever zich omdraaide en wegrende. Die kogel raakte hem in zijn linkerzij. Zijn darmen zijn kapot en zijn linkerheup is kapot. Hij heeft nog veel pijn en er zit nog een kogel ergens onderin.

Op camerabeelden die voorzien zijn van geluid van de

[adres 2]
te Maastricht is te zien dat
[verdachte]
op 24 juni 2023 om 20:26:56 aan de rechterzijde de weg af loopt en vervolgens uit beeld verdwijnt.

Om 21:26:02 komt

[verdachte]
via de linkerkant in beeld. Via het grasveld loopt hij in de richting van het woonwagenkamp.

Om 21:26:39 blijft

[verdachte]
ter hoogte van de grijze personenauto staan en strekt

zijn rechterarm. Zijn arm is gestrekt in de richting van het woonwagenkamp.

Bij het woonwagenkamp zijn meerdere kinderen en volwassen aanwezig,

De verbalisant hoort meerdere malen roepen. Vanuit het woonwagenkamp loopt een man met gestrekte arm in de richting van de verdachte.

Tussen 21:26:43 en 21:30:27 is geen opname aanwezig. Op de plek waar de grijze personenauto stond ligt iemand op de grond.

[verdachte]
is niet meer te zien op de camerabeelden.

Getuige

[slachtoffer 3]
heeft op 24 juni 2023 verklaard dat hij op 24 juni 2023 even voor 21.30 uur mensen hoorde roepen dat hij terug was met een pistool. Getuige rende meteen naar de straat en zag
[verdachte]
staan aan de overzijde van het grasveld voor hun woning.
[verdachte]
stond bij de bomen tussen 2 geparkeerde auto's in. Getuige zag zijn broertje
[slachtoffer 1]
, geboren
[geboortedatum]
, op
[verdachte]
afrennen en hij zag dat
[verdachte]
zijn vuurwapen, zoiets als

de politie heeft, op

[slachtoffer 1]
richtte en de trekker 3 maal overhaalde en gericht schoot op
[slachtoffer 1]
.
[verdachte]
en
[slachtoffer 1]
stonden maximaal anderhalve meter van elkaar af.

Getuige

[naam 1]
was op 24 juni 2023 om 20.30 uur aanwezig op het communiefeest op de
[adres 1]
te Maastricht. Getuige zag en hoorde dat er een conflict ontstond tussen
[slachtoffer 1]
en
[verdachte]
.
[verdachte]
werd toen samen met zijn vriendin en kinderen weggestuurd richting de
[straat 1]
. Getuige hoorde
[verdachte]
schreeuwen: “Ik schiet hier iedereen kapot”.

Getuige

[naam 2]
heeft verklaard dat op 24 juni 2023 na 21.00 uur ene
[verdachte]
drugs aan het gebruiken was op de wc bij
[naam 3]
in de woonwagen, met adres
[adres 1]
in Maastricht. Er was op dit moment een communiefeest met ongeveer

60 mensen.

[slachtoffer 1]
, het slachtoffer, sprak
[verdachte]
hierop aan.
[slachtoffer 1]
kreeg een duw van
[verdachte]
.
[slachtoffer 1]
vertelde
[verdachte]
dat hij weg moest gaan weg van het feest.
[verdachte]
reageerde op
[slachtoffer 1]
dat hij terug zou komen. 10 minuten hierna hoorde getuige pistoolschoten, ongeveer 6 stuks. Getuige rende naar buiten en zag
[slachtoffer 1]
op straat liggen. Hij lag een meter links voor de Fiat Panda die daar stond.
[slachtoffer 1]
lag op zijn rug, met zijn armen naast zich. Hij was bij kennis. Hij zag dat
[slachtoffer 1]
in zijn linkerzij een schotwond had. Later zag hij dat
[slachtoffer 1]
ook een schotwond had in zijn linker bovenbeen, nabij de lies.

Getuige

[naam 4]
heeft verklaard dat ze aanwezig was op de communie op de
[adres 1]
te Maastricht. Er was een ruzie gaande tussen
[slachtoffer 1]
en
[verdachte]
. Ongeveer drie kwartier later zat getuige voor het kampje. Opeens zag ze
[verdachte]
aan de overkant van de straat staan, op de stoep bij het grasveldje.
[verdachte]
had een zwart handvuurwapen in zijn handen had.
[verdachte]
was met 2 handen met het vuurwapen bezig alsof hij het vuurwapen aan het doorladen was. Hij trok de bovenkant van het vuurwapen naar achteren. Getuige heeft hierop haar kinderen in paniek gepakt en is weggerend. In de tussentijd hoorde ze 6 à 7 schoten. Ze keek om en zag
[slachtoffer 1]
midden op de weg liggen.

Getuige

[naam 5]
heeft verklaard dat op 24 juni 2023 later op de avond een ruzie is ontstaan tussen
[slachtoffer 1]
(
[slachtoffer 1]
) en
[verdachte]
(
[verdachte]
).
[verdachte]
is naar buiten geduwd. Bij de poort hoorde getuige
[slachtoffer 1]
zeggen “Kom je terug? Dan ga ik een pistool trekken”.

[verdachte]
zei “wie denk je wel niet dat je voor je hebt, als ik je kapot wil maken dan maak ik je kapot” toen
[slachtoffer 1]
had geroepen dat hij het vuurwapen ging trekken.
[verdachte]
heeft gezegd “Ik kom straks terug met een vuurwapen en ik ga schieten” nadat
[slachtoffer 1]
eerst iets zei over dat vuurwapen trekken. Getuige is samen met haar kinderen en
[verdachte]
weggegaan. Ze hebben zich gesplitst. Getuige is via
[naam wijk 1]
en
[verdachte]
is via
[naam wijk 2]
weggegaan.

In de forensisch medische letselrapportage is vermeld dat

[slachtoffer 1]
op 24 juni 2023 op de Spoed Eisende Hulp (SEH) van het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+) kwam nadat hij een schotverwonding had opgelopen in de linker flank en in de linker lies.

Tijdens verder lichamelijk onderzoek is er een inschotopening te zien aan de voorzijde van de linker flank en een uitschotopening aan de achterzijde van de linker flank. Tevens is er een inschotopening te zien ter hoogte van de linker lies.

Aanvullend beeldvormend onderzoek in de vorm van een CT-scan toont in de linker flank het traject van de kogel en een mogelijke darmwandonderbreking in de linker onderbuik.

Er worden botbreuken gezien van het voorste deel van het linker dijbeen, het voorste deel van de linker heupkom en een breuk van linker schaambeen. Dit alles in het traject van de kogel die in het kleine bekken zichtbaar is (is in het lichaam achtergebleven en ligt onder de blaas en achter het schaambeen).

De verdachte heeft bij de politie verklaard dat er ruzie is geweest. Hij is op het kamp geweest voor het communiefeest. Hij werd aangesproken door

[slachtoffer 1]
.
[slachtoffer 1]
heet officieel
[slachtoffer 1]
.
[slachtoffer 1]
begon te schelden en hem te duwen.
[slachtoffer 1]
heeft gedreigd hem neer te schieten.

[slachtoffer 1]
liet een vuurwapen zien. Verdachte is toen met
[naam 5]
en de kinderen weggegaan.
[naam 5]
is naar haar eigen huis gegaan en verdachte is naar zijn eigen woning gegaan. De verdachte heeft het vuurwapen gehaald en is teruggegaan. Op het grasveld kwam
[slachtoffer 1]
hem al met gestrekte arm tegenmoet, met het vuurwapen in de hand. Toen heeft de verdachte geschoten.

Op 26 juni 2023 doet

[naam 6]
van vernieling namens
[slachtoffer 7]
. Aangeefster ging op zaterdag 24 juni 2023 naar een communiefeest op de
[adres 1]
met een personenauto
[merk]
en voorzien van het Nederlands kenteken
[kenteken]
. Aangeefster parkeerde de auto onbeschadigd in de bocht
[adres 3]
. Omstreeks 21.25 uur hoorde zij schoten komen vanaf de straatkant aan de
[straat 2]
. Op zondag 25 juni 2023 zag aangeefster dat er twee gaten in de bijrijdersportier zaten, die leken op kogelgaten.

De bewijsoverwegingen

De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen vast dat de verdachte meermalen op

[slachtoffer 1]
heeft geschoten en dat meerdere kogels het lichaam van
[slachtoffer 1]
zijn binnengedrongen.

Opzet

De verdediging heeft opzet aan de zijde van de verdachte op de dood van het slachtoffer betwist. De rechtbank oordeelt als volgt.

Uit de hiervoor opgenomen getuigenverklaringen blijkt dat de verdachte, toen hij na de schermutseling van het communiefeest vertrok, heeft geroepen: “ik kom straks met een vuurwapen en ik ga schieten”. Deze uitlating spreekt boekdelen over de intentie die de verdachte had. Het vindt ook steun in het gedrag van de verdachte. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte na 36 minuten terugkomt, zijn rechterarm met het vuurwapen strekt in richting van het woonwagenkamp en meerdere malen iets roept. Wanneer

[slachtoffer 1]
op hem afstormt, schiet de verdachte enkele malen van dichtbij op hem. Dat de verdachte het vuurwapen slechts ter bescherming bij zich had, acht de rechtbank dan ook onaannemelijk.

De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de verdachte wel degelijk opzet had op de dood van het slachtoffer: hij heeft geprobeerd het slachtoffer opzettelijk van het leven te beroven.

Voorbedachte raad?

De vraag is vervolgens of de verdachte met voorbedachte rade heeft gehandeld.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 27 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3167) onder meer overwogen dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit, en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.

Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte al toen hij werd weggestuurd van het communiefeest had aangekondigd dat hij

[slachtoffer 1]
kapot ging maken, en heeft geroepen: “ik kom straks terug met een vuurwapen en ik ga schieten”. Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte na 36 minuten terugkomt met een vuurwapen en begint te schieten.

Conclusie ten aanzien van voorbedachte raad

Uit de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat de verdachte de nodige tijd heeft gehad zich te beraden op zijn handelen. Niet aannemelijk is geworden dat de verdachte op enig moment in een situatie heeft verkeerd dat hij heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Ook van overige omstandigheden die wijzen op een contra-indicatie en tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is de rechtbank niet gebleken. Tussen de aankondiging dat hij terug zou komen met een vuurwapen en zou schieten en het daadwerkelijk schieten zaten 36 minuten. Hij heeft gedurende deze 36 minuten gelegenheid gehad om in rust na te denken over zijn voornemen en de gevolgen ervan en zich daarvan rekenschap te geven. Hij heeft zich in die tijd ook bewapend en vervolgens welbewust de keuze gemaakt om terug te gaan naar het communiefeest. Dat betekent dat de rechtbank de voorbedachte raad en daarmee de poging moord op

[slachtoffer 1]
wettig en overtuigend bewezen acht.

Feit 3

De rechtbank acht de beschadiging van de auto van

[slachtoffer 7]
wettig en overtuigend bewezen. Getuigen horen meerdere knallen. De politie constateert kogelinslagen in de auto van
[slachtoffer 7]
. De auto stond geparkeerd vlak bij de plek waar is geschoten. Uit de aangifte van
[naam 6]
blijkt dat de auto onbeschadigd was op het moment dat de auto geparkeerd werd. Dat de schade op andere wijze zou zijn ontstaan, is niet aannemelijk gemaakt of geworden.

3.4

De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte

Feit 1:

op 24 juni 2023 te Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

[slachtoffer 1]
opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,

meermalen met een vuurwapen heeft geschoten in de richting van die

[slachtoffer 1]
, waarbij kogels de lies en/of het middel/de zij van die
[slachtoffer 1]
zijn binnengedrongen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Feit 3:

op 24 juni 2023 in de gemeente Maastricht opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk/type

[merk]
) toebehorende aan
[slachtoffer 7]
, heeft beschadigd.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

4.1

Het beroep op noodweer

De verdediging heeft ten aanzien van de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag op

[slachtoffer 1]
zich beroepen op noodweer. Hoewel de verdediging dit beroep niet heeft gedaan voor wat betreft de door de rechtbank bewezenverklaarde poging tot moord zal de rechtbank dit ten overvloede toch bespreken.

Door de verdediging is aangevoerd dat het schieten door verdachte op

[slachtoffer 1]
een directe reactie was op de aanval van
[slachtoffer 1]
, die met een vuurwapen in de hand op hem kwam afgestormd en tegen hem aansprong. Dit levert een noodweersituatie op.

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer faalt, omdat er geen begin van aannemelijkheid bestaat van deze noodweersituatie. Ten eerste acht de officier van justitie ook aan de hand van de beelden onvoldoende aannemelijk gemaakt of geworden dat

[slachtoffer 1]
, toen hij op de verdachte afrende, een wapen in zijn hand hield.

Ten tweede moet het handelen van de verdachte, die welbewust met een wapen terugkwam naar het feest, dit wapen doorlaadde en richtte op de woning van de broer van het slachtoffer, als aanvallend worden aangemerkt, waardoor hem een beroep op noodweer niet toekomt.

De rechtbank overweegt als volgt. Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Van een dergelijke aanranding kan ook sprake zijn bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding.

Naar vaste rechtspraak kan onder bijzondere omstandigheden, hoewel sprake is van een (dreigende) wederrechtelijke aanranding, een beroep op noodweer niet worden aanvaard, omdat de gedraging van degene die zich op deze exceptie beroept, noch op grond van diens bedoeling, noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedraging kan worden aangemerkt als “verdediging”, maar – naar de kern bezien – als aanvallend moet worden gezien.

De rechtbank stelt vast dat de verdachte op enig moment, bewapend met een vuurwapen, voor het woonwagenkamp stond. Hij hield het vuurwapen met gestrekte arm voor zich en riep een aantal keren iets om de aandacht te trekken. Pas dan, zo blijkt uit de beelden, komt

[slachtoffer 1]
in beweging en rent met gestrekte arm op de verdachte af en springt tegen hem op, waarna de verdachte meermalen op
[slachtoffer 1]
schiet.

Zelfs als ervan wordt uitgegaan dat

[slachtoffer 1]
een wapen in zijn hand had en hiermee op de verdachte afrende, dan leidt dit niet tot het oordeel dat de verdachte zich mocht verdedigen tegen deze dreiging van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Hij was immers daaraan voorafgaand zelf een wapen gaan halen, laadde dit door en richtte dit op de woning waar het feest plaatsvond. Dit handelen moet naar de kern bezien zonder meer als aanvallend worden gezien, zodat de verdachte geen beroep op noodweer toekomt.

Er zijn daarnaast ook geen andere feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

4.2

Kwalificatie

Het bewezenverklaarde is strafbaar en levert de volgende strafbare feiten op:

Feit 1:

poging tot moord;

Feit 3:

opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

5
De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6
De straf en/of de maatregel
6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen acht, gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 15 jaren met aftrek van het voorarrest.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 tenlastegelegde poging tot moord en van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de onder 1 tenlastegelegde poging doodslag heeft de verdediging, voor het geval het beroep op noodweer wordt verworpen, aangevoerd dat aansluiting dient te worden gezocht bij straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De verdediging acht een gevangenisstraf van maximaal 4 jaar passend.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

De verdachte heeft zich op 24 juni 2023 schuldig gemaakt aan poging tot moord door van dichtbij gericht op

[slachtoffer 1]
te schieten. De verdachte is het vuurwapen thuis gaan halen en is teruggegaan naar het drukbezochte communiefeest van het nichtje van het slachtoffer. Het slachtoffer werd geraakt in de linker lies en in de linker flank. Hij ondervindt nog steeds de lichamelijk gevolgen van het schietincident. Hij heeft enkele maanden een stoma moeten dragen en is onlangs geopereerd vanwege complicaties die na het verwijderen daarvan zijn opgetreden.

De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan beschadiging van een auto, die bij het schietincident werd geraakt.

De vrouw van het slachtoffer heeft bij het uitoefenen van het spreekrecht namens haar kinderen naar voren gebracht dat de kinderen getraumatiseerd zijn door het schietincident op het communiefeest.

Poging tot moord is een misdrijf dat de rechtsorde ernstig schokt en tot angst en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij leidt. Het schietincident vond plaats op de openbare weg, midden in een woonwijk tijdens een communiefeest waar veel mensen met kinderen aanwezig waren die getuige zijn geweest van het incident. Het is een bekend gegeven dat slachtoffers van dergelijke ingrijpende gebeurtenissen daarvan nog lange tijd last kunnen hebben in de vorm van psychische klachten en gevoelens van onveiligheid.

De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.

De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.

In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank de omstandigheid mee dat de verdachte na een conflict met het slachtoffer naar huis is gegaan om een vuurwapen te halen, is teruggekomen en het wapen daadwerkelijk heeft gebruikt. De verdachte heeft geschoten tijdens een druk bezocht communiefeest. Hij heeft hiermee het risico genomen dat er meerdere slachtoffers zouden vallen, onder wie kinderen.

De rechtbank houdt ten aanzien van de persoon van verdachte rekening met diens strafblad, waaruit blijkt dat hij vaak is veroordeeld, onder meer tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor het plegen van geweldsdelicten.

De rechtbank houdt verder in strafverzwarende zin rekening met de proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft zich gedurende de terechtzitting vrijwel uitsluitend op zijn zwijgrecht beroepen en hij heeft geen volledige openheid van zaken gegeven. Zowel niet ten aanzien van de feiten en als ook niet ten aanzien van zijn persoonlijke omstandigheden. Ook heeft hij op geen enkel moment blijk gegeven van spijt of berouw.

Straf

Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren passend voor de door de verdachte gepleegde strafbare feiten. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal op de gevangenisstraf in mindering worden gebracht.

Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7
De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1

De vorderingen van de benadeelde partij

Benadeelde partij

[slachtoffer 1]

De benadeelde partij

[slachtoffer 1]
vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 45.588,68, vermeerderd met de wettelijke rente, ter zake van feit 1. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:

kleding € 300,-

ziekenhuisdaggeldvergoeding € 490,-

huishoudelijke hulp € 4.342,-

eigen risico 2023 € 385,-

eigen risico 2024 € 385,-

kosten verkrijgen medische informatie € 71,68

toekomstige schade € 10.000,-

immateriële schade € 30.000,-.

De benadeelde heeft verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Benadeelde

[slachtoffer 2]

De benadeelde partij

[slachtoffer 2]
vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 4.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente, ter zake van feit 1. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:

kosten auto € 1.500,-

immateriële schade € 3.000,-.

De benadeelde heeft verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Benadeelde

[slachtoffer 3]

De benadeelde partij

[slachtoffer 3]
vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 5.297,93, vermeerderd met de wettelijke rente, ter zake van feit 1. Deze vordering is opgebouwd uit de navolgende posten:

kosten communiefeest € 2.000,-

eigen risico € 297,73

immateriële schade € 3.000,-.

De benadeelde heeft verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Benadeelde partij

[slachtoffer 4]

Namens de benadeelde

[slachtoffer 4]
is schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente, ter zake van feit 1. Deze vordering ziet op schockschade.

Daarnaast is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.

Benadeelde partij

[slachtoffer 5]

Namens de benadeelde

[slachtoffer 5]
is schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente, ter zake van feit 1. Deze vordering ziet op schokschade, subsidiair aangemerkt als schade uit ‘aantasting van de persoon op andere wijze’.

Daarnaast is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.

Benadeelde partij

[slachtoffer 6]

Namens de benadeelde

[slachtoffer 6]
is schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente, ter zake van feit 1. Deze vordering ziet op schokschade, subsidiair aangemerkt als schade uit ‘aantasting van de persoon op andere wijze’.

Daarnaast is verzocht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.

7.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen

[slachtoffer 2]
en
[slachtoffer 4]
, alsmede van de vordering van
[slachtoffer 1]
met uitzondering van de post toekomstige schade. De benadeelde dient in dat deel van de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.

De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 3]
kan worden toegewezen met dien verstande dat de kosten communiefeest kunnen worden toegewezen tot 1/6e van het gevorderde, nu al een belangrijk deel van het feest al achter de rug was.

De vorderingen van

[slachtoffer 5]
en
[slachtoffer 6]
zijn onvoldoende onderbouwd. De benadeelden moeten in deze vorderingen niet ontvankelijk worden verklaard.

7.3

Het standpunt van de verdediging

Benadeelde partij

[slachtoffer 1]

De benadeelde partij

[slachtoffer 1]
dient niet ontvankelijk te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak dan wel het ontslag van rechtsvervolging.

Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de post kleding dient te worden gematigd tot een bedrag van € 50,-.

De post ziekenhuisdaggeldvergoeding van € 490,- kan worden toegewezen.

De post huishoudelijke hulp van € 4.342,- dient te worden afgewezen, omdat dit geen rechtstreekse schade betreft; meer subsidiair dient het bedrag te worden gematigd tot € 2.171,-, omdat de verdachte op zitting heeft verklaard dat hij voor het strafbare feit de helft van het huishouden op zich nam.

De post eigen risico 2023 van € 385,- kan worden toegewezen. Van de post eigen risico 2024 staat onvoldoende vast dat deze uitsluitend betrekking heeft op kosten die zijn gemaakt in verband met dit feit.

In de post toekomstige schade van € 10.000,- dient de benadeelde niet ontvankelijk te worden verklaard.

De post immateriële schade van € 30.000,- dient te worden gematigd tot € 20.000,-.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2]

De benadeelde partij

[slachtoffer 2]
dient niet ontvankelijk te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.

Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende is onderbouwd dat de auto total loss was. Het aanhouden van de zaak om de benadeelde in de gelegenheid te stellen de post kosten auto van € 1.500,- nader te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Daarom moet de benadeelde in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

De immateriële schadevergoeding van € 3.000,- dient te worden gematigd tot € 1.500,-. Uitgaand van categorie 2 van de door het Schadefonds Geweldsmisdrijven gehanteerde letsellijst zou een bedrag van € 2.500,- passend zijn. Hierin is echter ook materiële schade begrepen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3]

De benadeelde partij

[slachtoffer 3]
dient niet ontvankelijk te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.

Subsidiair stelt de verdediging dat het bij de kosten voor het communiefeest van € 2.000,- niet om rechtstreekse schade gaat. In dit deel van de vordering dient de benadeelde daarom niet ontvankelijk te worden verklaard.

Meer subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat dit deel onvoldoende is onderbouwd.

Dat de post medische kosten/eigen risico € 297,73 direct samenhangt met het feit, is onvoldoende onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde in de gelegenheid te stellen om deze post nader te onderbouwen, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde dient in dit deel van de vordering dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard.

De immateriële schadevergoeding van € 3.000,- dient te worden gematigd. Uitgaand van categorie 2 van de door het Schadefonds Geweldsmisdrijven gehanteerde letsellijst zou een bedrag van € 2.500,- passend zijn. Hierin is echter ook materiële schade begrepen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 4]

De benadeelde partij

[slachtoffer 4]
dient niet ontvankelijk te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.

Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering immateriële schade van € 5.000,- voldoende is onderbouwd en kan worden toegewezen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 5]

De benadeelde partij

[slachtoffer 4]
dient niet ontvankelijk te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.

Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering immateriële schade van € 5.000,- volgens vaste rechtspraak slechts kan worden toegewezen als het om ‘schokschade’ gaat. Dat vereist dat bij de benadeelde sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dat is hier niet onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde in de gelegenheid te stellen om deze post nader te onderbouwen, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde moet daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

Benadeelde partij

[slachtoffer 6]

De benadeelde partij

[slachtoffer 6]
dient niet ontvankelijk te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.

Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering immateriële schade van € 5.000,- . volgens vaste rechtspraak slechts kan worden toegewezen als het om ‘schokschade’ gaat. Dat vereist dat bij de benadeelde sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dat is niet onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde in de gelegenheid te stellen om deze post nader te onderbouwen, zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde moet daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

7.4

Het oordeel van de rechtbank

Benadeelde partij

[slachtoffer 1]

Nu de verdachte ter zake van feit 1 tot een straf veroordeeld zal worden, kan de benadeelde partij worden ontvangen in de vordering.

Materiële schade

De rechtbank is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag gevorderd voor de posten ziekenhuisgeldvergoeding van € 490,-, voor de post kosten verkrijgen medische informatie van € 71,68 en voor de posten eigen risico 2023 en 2024 van ieder € 385,-.

Op grond van de onderbouwing van de schade acht de rechtbank die schade aannemelijk. Deze posten van de vordering, in totaal € 1.331,68, liggen voor toewijzing gereed.

De post kleding zal de rechtbank deels toewijzen. De rechtbank heeft de schade aan de kleding begroot op een bedrag van € 50,-.

De post huishoudelijke hulp zal de rechtbank eveneens deels toewijzen. De rechtbank heeft de kosten op basis van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij in de periode voorafgaand aan het feit de helft van het huishouden op zich nam, begroot op een bedrag van (50 % van € 4.342,- =) € 2.171,-.

In de post toekomstige schade, begroot op € 10.000,-, zal de rechtbank de benadeelde niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Immateriële schade

Het Burgerlijk Wetboek regelt in artikel 6:106 de vergoeding van ‘ander nadeel’ dan vermogensschade. Volgens artikel 6:106, eerste lid, BW komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel in aanmerking:

a. wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);

b. bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;

c. bij aantasting van de nagedachtenis van de overledene.

Op grond van de onderbouwing van de schade in (de bijlagen bij) het voegingsformulier en hetgeen ter terechtzitting namens de benadeelde partij naar voren is gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde vergoeding van schade toekomt nu het oogmerk van de verdachte was gericht op het toebrengen van nadeel en de benadeelde hierbij lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank zal deze schade, rekening houdend met wat in soortgelijke zaken wordt toegekend, naar billijkheid vaststellen op € 20.000,- en het meer gevorderde afwijzen.

De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2023, de dag dat deze schade is veroorzaakt, tot de dag van volledige betaling.

Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank voorts de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, op de hierna te noemen wijze.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2]

Nu aan de vordering van

[slachtoffer 2]
een feit ten grondslag ligt waarvan de verdachte zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

Benadeelde partij

[slachtoffer 3]

Nu aan de vordering van

[slachtoffer 3]
een feit ten grondslag ligt waarvan de verdachte zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering g.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 4]

Schokschade

Voor wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van schokschade sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Vergoeding van schokschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door ofwel het waarnemen van het tenlastegelegde, ofwel door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit die emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich in het bijzonder kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hadden en het slachtoffer bij het tenlastegelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zal zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.

De rechtbank overweegt met betrekking tot

[slachtoffer 4]
als volgt.

[slachtoffer 4]
is het nichtje van
[slachtoffer 1]
. Zij heeft gezien hoe haar oom werd geraakt, en heeft hem zwaar gewond en bloedend op de grond zien liggen. In de brief van 29 januari 2024 van de GZ-behandelaar van
[slachtoffer 4]
, mevrouw
[naam 7]
, beschrijft deze dat
[slachtoffer 4]
is verwezen voor traumabehandeling naar aanleiding van een geweldsincident op haar communiefeest in juni 2023. In die brief wordt ook vermeld dat bij
[slachtoffer 4]
PTSS is vastgesteld. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat
[slachtoffer 4]
in aanmerking komt voor vergoeding van schokschade. Voor wat betreft de hoogte heeft de rechtbank rekening gehouden met bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 5.000,-, gelet op alle omstandigheden in deze zaak, passend.

De rechtbank zal het toe te wijzen bedrag vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juni 2023, de dag dat deze schade is veroorzaakt, tot de dag van volledige betaling.

Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank voorts de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, op de hierna te noemen wijze.

Benadeelde partijen

[slachtoffer 5]
en
[slachtoffer 6]

De benadeelde

[slachtoffer 5]
is de dochter van
[slachtoffer 1]
. De benadeelde
[slachtoffer 6]
is het neefje van
[slachtoffer 1]
. Ook zij hebben gezien hoe hun vader respectievelijk oom werd geraakt en ze hebben hem zwaar gewond en bloedend op de grond zien liggen. Het is dan ook zeer goed voorstelbaar dat de confrontatie met de ernstig verwonde
[slachtoffer 1]
indruk heeft gemaakt. Het is echter ook vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat vergoeding van schokschade alleen is gerechtvaardigd bij het bestaan van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.

Uit de gegevens op het voegingsformulier van de benadeelden kan het bestaan van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld bij

[slachtoffer 5]
en
[slachtoffer 6]
niet worden afgeleid. De gemachtigde van de benadeelde partijen heeft het bestaan van geestelijk letsel niet onderbouwd.

Schade vanwege aantasting van de persoon “op andere wijze”

De vorderingen van de benadeelde partijen

[slachtoffer 5]
en
[slachtoffer 6]
zijn subsidiair gegrond op “aantasting van de persoon op andere wijze” als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b BW). De rechtbank overweegt dat met de terughoudendheid waardoor de rechtspraak van de Hoge Raad op dit punt wordt gekenmerkt, het niet strookt om de voorwaarde voor toekenning uit te breiden naar andere vormen van schade.

Conclusie

De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde

[slachtoffer 5]
en
[slachtoffer 6]
bij gebrek aan grondslag afwijzen.

8
Het beslag

Onttrekking aan het verkeer zal worden bevolen van de in het dictum opgenomen in beslag genomen en niet teruggegeven hulzen en patronen.

Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met behulp van die voorwerpen het tenlastegelegde feit onder 1 is begaan, terwijl die voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

9
De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36f, 45, 57, 289 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10
De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;

Bewezenverklaring

verklaart het onder 1 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;

spreekt de verdachte vrij van wat onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.2 is omschreven;

verklaart de verdachte strafbaar;

Straf

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 10 jaren;

beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

Benadeelde partij(en) en schadevergoedingsmaatregel(en)

Benadeelde partij

[slachtoffer 1]

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij,

[slachtoffer 1]
, van een bedrag van € 23.552,68, bestaande uit € 3.552,68 materiële schade en € 20.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 24 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;

wijst de vordering voor zover deze ziet op de posten kleding, huishoudelijke taken en immateriële schade voor het overige af;

bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor zover deze ziet op toekomstige schade niet ontvankelijk is en dat hij die vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van

[slachtoffer 1]
, van een bedrag van € 23.552,68, bestaande uit € 3.552,68 materiële schade en € 20.000,- immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 24 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 152 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;

verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;

Benadeelde partij

[slachtoffer 2]
:

bepaalt dat de benadeelde partij

[slachtoffer 2]
niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;

veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

Benadeelde partij

[slachtoffer 3]
:

bepaalt dat de benadeelde partij

[slachtoffer 3]
niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;

veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

Benadeelde partij

[slachtoffer 4]
:

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij

[slachtoffer 4]
toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 5.000,- voor geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 24 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.

veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;

legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van

[slachtoffer 4]
, van een bedrag van € 5.000,- voor geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 24 juni 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;

bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;

verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voorzover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade;

Benadeelde partij

[slachtoffer 5]
:

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij

[slachtoffer 5]
af;

veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

Benadeelde partij

[slachtoffer 6]
:

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij

[slachtoffer 6]
af.

veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

Beslag

onttrekt aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:

1 huls;

1 huls;

1 huls;

1 patroon;

1 patroon.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. R.C.A.M. Philippart en

mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 november 2024.

Buiten staat

Mr. Philippart is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

Feit 1:

hij op of omstreeks 24 juni 2023 te Maastricht

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

[slachtoffer 1]

opzettelijk en

met voorbedachten rade

van het leven te beroven,

meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen heeft geschoten in de richting van die

[slachtoffer 1]
, waarbij een of meerdere kogel(s) de lies en/of het middel/de zij, althans het lichaam van die
[slachtoffer 1]
zijn binnengedrongen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid

Feit 2:

hij op of omstreeks 24 juni 2023 te Maastricht

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

[slachtoffer 2]
en/of
[slachtoffer 3]

opzettelijk

van het leven te beroven,

meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen (gericht) heeft geschoten in de richting van die

[slachtoffer 2]
en/of die
[slachtoffer 2]
,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid

Feit 3:

hij op of omstreeks 24 juni 2023 in de gemeente Maastricht

opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk/type

[merk]
) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[slachtoffer 7]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt

Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, onderzoeksnummer L63R023067/Tijm, gesloten d.d. 17 november 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 326 en de aanvullingen doorgenummerd van pagina 327 tot en met 359.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juni 2023, pag. 118 en 119.

Het proces-verbaal van aangifte

[slachtoffer 1]
d.d. 25 juni 2023, pag. 26 en 27.

Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2023, pag. 174 t/m 178.

Het proces-verbaal van verhoor getuige

[slachtoffer 3]
d.d. 24 juni 2023, pag. 99 en 100.

Het proces-verbaal van verhoor getuige

[naam 8]
d.d. 25 juni 2023, pag. 97.

Het proces-verbaal van verhoor getuige

[naam 9]
d.d. 25 juni 2023, pag. 88.

Het proces-verbaal van verhoor getuige A.

[slachtoffer 2]
d.d. 25 juni 2023, pag. 86.

Het proces-verbaal van verhoor getuige

[naam 10]
d.d. 26 juni 2023, pag. 109.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 juli 2023, pag. 314 en pag. 315.

Het proces-verbaal van aangifte

[naam 11]
d.d. 26 juni 2023, pag. 72.

Uitgaande van de uitspraak van de Hoge Raad van 27 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3167)