Rechtbank Limburg, schadevergoedingsuitspraak strafrecht overig

ECLI:NL:RBLIM:2024:10348

Op 10 December 2024 heeft de Rechtbank Limburg een schadevergoedingsuitspraak procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 24-010560, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBLIM:2024:10348. De plaats van zitting was Maastricht.

Soort procedure:
Instantie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
24-010560
Datum uitspraak:
10 December 2024
Datum publicatie:
10 December 2025

Indicatie

Beslissing op het verzoek op grond van artikel 530 Sv

De verzoeker is integraal vrijgesproken. De verzoeker heeft door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting kosten gemaakt.

De rechtbank zal aan verzoeken een vergoeding toekennen voor: kosten rechtsbijstand (€ 11.627,36 en € 244.824,72)), reiskosten (€ 581,28) en kosten waarneming (€ 1.280,-).

De overige gevorderde kosten vallen niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv of zijn onvoldoende onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Strafrecht

Zittingsplaats Maastricht

raadkamernummer : 24-010560

parketnummer : 03-720608-17

datum uitspraak : 10 december 2024

Beslissing van de meervoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1960 te [geboorteplaats] ,

woonplaats kiezend op het kantoor van mr. K.B.H. Welvaart, advocaat te Maastricht (Wilhelminasingel 92, 6221 BL Maastricht ),

hierna te noemen: de verzoeker.

Feiten

De verzoeker is op 29 juli 2022 door de meervoudige kamer van deze rechtbank integraal vrijgesproken. Tegen de uitspraak is door de officier van justitie een rechtsmiddel ingesteld, dat op 26 januari 2024 door de advocaat-generaal is ingetrokken. Het vonnis is daarmee onherroepelijk geworden.

Procedure

Het verzoekschrift is op 24 april 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.

Het openbaar ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.

De rechtbank heeft op 12 november 2024 het verzoekschrift in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft de verzoeker, de advocaat mr. Welvaart en de officier van justitie op zitting gehoord. De rechtbank heeft uitspraak bepaald op 10 december 2024.

Verzoek

Het schriftelijk ingediende verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding ex artikel 530 Sv (advocaatkosten, reiskosten en/of kosten tijdsverzuim) van in totaal € 396.386,64 wegens:

de kosten van een raadsman in de strafzaak met het hiervoor genoemde parketnummer, door de verzoeker onderbouwd met facturen van Wagemans en Fernhout Advokaten, alsmede een uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 12 juli 2022 die betrekking heeft op deze facturen. De verzoeker vraagt om vergoeding van een bedrag van € 14.047,33;

de kosten van de opvolgend raadsman, door de verzoeker onderbouwd met facturen van Welvaart en Tonckens Strafrechtadvocaten tot een bedrag van € 244.824,72, waaronder ook de kosten voor het opstellen van indienen van de verzoeken ex artikel 533 en 530 Sv tot een bedrag van € 1.020,- zijn begrepen;

de reiskosten voor het bijwonen van de (15) behandelingen ter terechtzitting bij de rechtbank Roermond, de (2) behandelingen bij het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch en de (11) bezoeken aan het politiebureau te Heerlen voor het uitluisteren van de tapgesprekken, tot een totaalbedrag van € 766,08;

overige materiële schade geleden door de vervolging en behandeling van de zaak ter terechtzitting tot een totaalbedrag van € 136.748,51, welk bedrag bestaat uit;

€ 3.901,99 aan waarneemkosten na detentie;

€ 9.860,00 aan waarneemkosten op de zittingsdagen;

€ 7.174,00 aan inkomstenderving op zittingsdagen;

€ 91.512,52 aan inkomstenderving bij Huisartsenpost [plaats] ;

€ 24.300,00 aan inkomstenderving bij Universiteit [plaats] .

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn die nopen tot het toekennen van de verzochte vergoeding nu gesteld kan worden dat verzoeker de verdenking van een ernstig strafbaar feit over zichzelf heeft afgeroepen. Subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat er redenen zijn om tot een gematigde toewijzing te komen; de kosten van Wagemans en Fernhout van € 14.047,33 komen voor vergoeding in aanmerking; de kosten van mr. Welvaart van € 244.824,72 dienen te worden gehalveerd.

Slechts de reiskosten die zijn gemaakt ten behoeve van het onderzoek en de behandeling ter terechtzitting komen voor vergoeding in aanmerking; de reiskosten voor de bezoeken aan het politiebureau niet. Overigens is verzoeker minder vaak naar het politiebureau geweest dan hij stelt. Toewijsbaar is derhalve een bedrag van € 0,28 x 1818 km = € 509,04.

Voor het overige moet het verzoek worden afgewezen.

Er zijn geen gronden van billijkheid aanwezig die nopen tot het toekennen van de verzochte vergoeding ten aanzien van de schade ten gevolge van tijdverzuim. Daarnaast valt schade die is ontstaan door het niet kunnen werken door psychische gevolgen van de detentie of de verdenking, niet onder de reikwijdte van artikel 530 en 533 Sv. Mocht de rechtbank daar anders over denken, dan moet de gevorderde schade ten aanzien van het tijdsverzuim en de inkomstenderving van € 136.748,51 worden afgewezen, nu deze kostenposten onvoldoende zijn onderbouwd aan de hand van nadere schriftelijke bescheiden.

Overwegingen

Beoordeling

De rechtbank is bevoegd en het verzoek is tijdig ingediend.

De verzoeker heeft op grond van artikel 530 Sv recht op vergoeding van reis- en verblijfskosten en van de werkelijke schade ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting. Ook kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van een raadsman, inclusief kosten voor bijstand tijdens de verzekering en de voorlopige hechtenis, behalve als de raadsman was toegevoegd. Voorwaarde is dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank stelt aan de hand van de in raadkamer beschikbare stukken vast dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, waardoor aan die voorwaarde is voldaan.

Toekenning van schadevergoeding heeft steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.

De verzoeker heeft door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting kosten gemaakt. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig voor toewijzing van een deel van de verzochte vergoeding van die kosten. Er kan zoals door de officier van justitie bepleit gesteld worden dat blijkens het vonnis van de rechtbank de verzoeker de verdenking over zichzelf heeft afgeroepen, maar daarin ziet de rechtbank geen reden om de verzoeken af te wijzen, nu verzoeker vrijgesproken is.

Kosten raadsman

De rechtbank zal een vergoeding toekennen voor de kosten van de raadsman.

De opgegeven kosten van Wagemans en Fernhout Advokaten zijn in de uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 12 juli 2022 nader bepaald op € 11.627,36. Dit bedrag omvat alle werkzaamheden die door dat kantoor zijn verricht: het gerechtshof heeft bij de vaststelling van dit bedrag rekening gehouden met de door de verzoeker gevorderde aanbetaling van € 2.420,-. De rechtbank zal voor de kosten van verzoeker voor de bijstand door Wagemans en Fernhout Advokaten derhalve een vergoeding toekennen van € 11.627,36.

De opgegeven kosten van verzoeker voor bijstand door mr. Welvaart worden onderbouwd met de overgelegde urenspecificaties en declaraties. De gevraagde vergoeding van € 244.824,72 zal worden toegekend, omdat niet gesteld kan worden dat dat bedrag aan kosten in dit bijzondere geval onmiskenbaar bovenmatig is. Daarin is begrepen het gebruikelijke, landelijk vastgestelde bedrag van € 680,- voor de kosten van indiening en behandeling van de verzoeken ex artikel 530 en 533 Sv, welk bedrag de rechtbank zoals verzocht zal verhogen met € 340,- gelet op de complexiteit van deze zaak.

Reiskosten

De rechtbank acht het billijk een vergoeding toe te kennen voor de reiskosten die door verzoeker zijn gemaakt ten behoeve van de (15) behandelingen van de strafzaak bij de rechtbank in Roermond (15 x 104 km) en ten behoeve van de (2) behandelingen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (2 x 258 km). De rechtbank zal derhalve een vergoeding toekennen van (2076 x € 0,28 =) € 581,28 voor de reiskosten.

De kosten in verband met de bezoeken aan het politiebureau te Heerlen voor het uitluisteren van de tapgesprekken acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Door de officier van justitie is gesteld dat er sprake is van minder bezoeken aan het politiebureau dan door verzoeker gesteld. De rechtbank merkt op dat dat door verzoeker onweersproken is, waardoor het voor de rechtbank niet vaststaat hoeveel maal de verzoeker naar Heerlen zou zijn gereden. Gelet op het gemis aan onderbouwing zal de rechtbank het verzoek daarom afwijzen.

Waarneemkosten en inkomstenderving

De verzochte vergoeding van kosten in verband met schade als gevolg van tijdverzuim door de vervolging en behandeling van de zaak ter zitting kunnen worden toegewezen voor zover vergoeding van die schade valt onder het bereik van artikel 530 Sv en voor zover kan worden vastgesteld dat deze schade werkelijk is geleden.

De gestelde schade ten gevolge van waarneemkosten na detentie valt niet onder de reikwijdte van artikel 530 Sv en komt derhalve niet voor vergoeding op basis van dit artikel in aanmerking.

De schade ten gevolge van waarnemingskosten die betrekking hebben op de zittingsdagen valt wel onder de reikwijdte van artikel 530 Sv en komt voor vergoeding in aanmerking voor zover deze schade voldoende is onderbouwd. Het betreft de zittingsdata 5, 7, 10, 11, 12, 14, 21 en 27 januari 2022, 16 en 23 mei 2022 en 8 en 9 juni 2022. De als bijlagen bij de pleitaantekeningen van mr. Welvaart gevoegde facturen van Daskalos van 13 januari 2022 en 30 juni 2022 van respectievelijk € 768,- en € 512,- zijn te relateren aan zittingsdagen en komen daarmee voor vergoeding in aanmerking. Van de overige facturen is niet zonder meer inzichtelijk welke kosten wel en welke niet voor toewijzing in aanmerking komen. Het is echter niet aan de rechtbank, maar aan de verzoeker om de schade die hij stelt aan tijdverzuim door zittingsdagen te hebben geleden, inzichtelijk te maken en deugdelijk te onderbouwen. De rechtbank acht de overige verzochte vergoeding van schade aan tijdsverzuim derhalve onvoldoende onderbouwd en zal dat verzoek afwijzen.

De gestelde inkomstenderving is onvoldoende specifiek inzichtelijk gemaakt en met controleerbare stukken onderbouwd. Hetgeen wel overgelegd is aan stukken geeft geen duidelijk inzicht in de gestelde schade door inkomstenderving, waarbij opgemerkt wordt dat in die stukken gesteld wordt dat er sprake zou zijn van een (bruto)omzetderving, dat het gestelde bedrag eigenlijk veel te weinig zou zijn en omdat het te weinig zou zijn, zou de rechtbank deze gestelde bruto-omzetderving maar moeten zien als een netto te vergoeden bedrag. De rechtbank gaat hierin niet mee en kan alleen op deugdelijk onderbouwde verzoeken om schadevergoeding responderen.

Ten aanzien van de gestelde schadeposten wegens inkomstenderving door verlies van inkomsten uit een relatie met Huisartsenpost [plaats] en Universiteit [plaats] geldt dat deze gestelde schade niet valt onder de reikwijdte van artikel 530 Sv.

Conclusie

De rechtbank zal aan de verzoeker een vergoeding toekennen voor:

kosten rechtsbijstand Wagemans en Fernhout € 11.627,36

kosten rechtsbijstand Welvaart en Tonckens € 244.824,72

reiskosten € 581,28

kosten waarneming € 1.280,00

totaal € 258.313,36

Beslissing

Beslissing

De rechtbank:

kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 258.313,36;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.P. Bosma, voorzitter, mr. M.J.M. Goessen en mr. K.G. Witteman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P.W.E. Bekkers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 december 2024.

Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen daarna en voor de verzoeker of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

BEVELSCHRIFT VAN TENUITVOERLEGGING

De voorzitter beveelt de tenuitvoerlegging van vorenstaande beslissing als de zaak onherroepelijk is en de betaling ten laste van ’s Rijks kas door de griffier van deze rechtbank van een bedrag van:

€ 258.313,36 (zegge: tweehonderdachtenvijftigduizend driehonderddertien euro en zesendertig eurocent), ten gunste van Stichting Beheer Derdengelden Welvaart Tonckens Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “ [verzoeker] / vergoeding 530 Sv”, door overmaking van voornoemd bedrag op rekeningnummer [rekeningnummer] .