Rechtbank Midden-Nederland, verstek civiel recht overig

ECLI:NL:RBMNE:2025:2057

Op 30 April 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een verstek procedure behandeld op het gebied van civiel recht overig, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 11338856 UC EXPL 24-6682 CD/942, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBMNE:2025:2057. De plaats van zitting was Utrecht.

Soort procedure:
Zaaknummer(s):
11338856 UC EXPL 24-6682 CD/942
Datum uitspraak:
30 April 2025
Datum publicatie:
29 April 2025

Indicatie

Consumentenrecht. Buy now pay later, vervolg op ECLI:NL:RBMNE:2024:6394. Aangetoond dat aangerekende rente en incassokosten geen deel uitmaken van verdienmodel, dus beroep op uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder e BW slaagt. Kantonrechter toetst ambtshalve alleen de naleving van consumentenbeschermende bepalingen mbt koopovereenkomst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht

kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 11338856 UC EXPL 24-6682 CD/942

Verstekvonnis van 30 april 2025

in de zaak van

de besloten vennootschap

Billink Financial Solutions B.V.,

gevestigd in Gouda,

eisende partij,

gemachtigde: E.A.P. van Lith,

tegen:

[gedaagde] ,

wonend in [woonplaats] ,

gedaagde partij,

niet verschenen.

1
De procedure
1.1.

De eisende partij heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij. De gedaagde partij heeft niet (op tijd) op de vordering gereageerd en ook geen uitstel gevraagd om op een later moment te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.

1.2.

Vervolgens heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen, waarna de eisende partij een akte met daarin een nadere toelichting in het geding heeft gebracht. Daarop volgt nu dit vonnis.

2
Waar gaat deze procedure over?
2.1.

De gedaagde partij heeft in de webwinkel Rustaagh een zaak gekocht voor € 19,90 (inclusief verzendkosten). De gedaagde partij heeft daarbij gekozen voor de aangeboden mogelijkheid van uitgestelde betaling aan de eisende partij. Ondanks aanmaning heeft de gedaagde partij de koopprijs niet betaald.

2.2.

De eisende partij vordert nu de koopprijs, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten.

3
Wat aan dit vonnis vooraf ging
3.1.

De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 20 november 2024, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:RBMNE:2024:6394. Daarin is de eisende partij in de gelegenheid gesteld te onderbouwen of het in deze procedure gesloten krediet al dan niet onder de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder e van het Burgerlijk Wetboek (BW) valt.

3.2.

In haar akte heeft de eisende partij gesteld dat het in deze zaak gesloten krediet volgens haar inderdaad onder deze uitzondering valt. Zij heeft toegelicht dat haar verdienmodel is gebaseerd op de vergoeding die zij ontvangt van winkeliers die de mogelijkheid om uitgesteld te betalen aanbieden aan consumenten en niet op niet-nakomingsanticipatie. De eisende partij stelt consumenten naar eigen zeggen juist ruimschoots in de gelegenheid om hun betalingsverplichting zonder rente of kosten na te komen: ze stuurt herinneringen, ook per e-mail en sms. Als dat niet leidt tot betaling, brengt zij stapsgewijs incassokosten in rekening en uiteindelijk, na inschakeling van een incassobureau, ook rente. Volgens de eisende partij zijn die werkzaamheden niet kostendekkend en zij heeft dit ook onderbouwd, onder andere met correspondentie tussen haar en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en accountantsstukken.

Overwegingen

4
De nadere beoordeling door de kantonrechter
4.1.

De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij in haar akte en alle daarbij gevoegde producties voldoende duidelijk heeft gemaakt dat de bedongen rente en incassokosten geen deel uitmaken van haar verdienmodel. Als gevolg daarvan geldt de uitzondering van artikel 7:58 lid 2 onder e BW en moet dus worden geoordeeld dat het in deze procedure gesloten krediet géén consumentenkredietovereenkomst is als bedoeld in titel 2A van boek 7 BW.

4.2.

Het krediet vond zijn oorsprong in een consumentenkoopovereenkomst (tussen de gedaagde partij en de webwinkel, die haar vordering heeft overgedragen aan de eisende partij). Ook op deze koopovereenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing en de kantonrechter moet ambtshalve (ook als de consument daar niet om vraagt) beoordelen of een aantal belangrijke consumentenbeschermende bepalingen is nageleefd. Die toets ziet met name op de naleving van toepasselijke informatieplichten en op de inhoud van algemene voorwaarden.

4.3.

In deze procedure, waarin de koopovereenkomst online is gesloten, zijn de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v BW van toepassing. De kantonrechter constateert dat de meeste essentiële informatieplichten zijn nageleefd. Hij kan alleen niet vaststellen of tijdens het bestelproces op een goede manier informatie is verstrekt over het herroepingsrecht (van artikel 6:230m lid 1 onder h BW) en evenmin dat na de totstandkoming van de overeenkomst alle noodzakelijke informatie is verstrekt op een duurzame gegevensdrager (wat is vereist op grond van artikel 7:230v lid 7 BW).

4.4.

Een verkoper kan ten behoeve van zijn informatieplichten gebruikmaken van algemene voorwaarden, maar dan moet hij er wel voor zorgen dat een consument tijdens het bestelproces op actieve wijze zijn goedkeuring aan die algemene voorwaarden verleent door een daartoe bestemd vakje aan te vinken. Bovendien moet die informatie op duidelijke en begrijpelijke wijze ter kennis van de consument worden gebracht (hij moet er in het bestelproces op worden gewezen dat in de algemene voorwaarden informatie staat over zijn herroepingsrecht). Overigens laat deze manier van informatieverstrekking onverlet dat de informatie, als de overeenkomst daadwerkelijk tot stand komt, ook nog op een duurzame gegevensdrager moet worden bevestigd. (Voetnoot 1) Een linkje naar de online vindplaats van algemene voorwaarden kwalificeert niet als een duurzame gegevensdrager. (Voetnoot 2)

4.5.

De kantonrechter moet ambtshalve consequenties verbinden aan deze schendingen (niet-gebleken naleving). Onder verwijzing naar de Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten vermindert hij de betalingsverplichting van de gedaagde partij met 20%. (Voetnoot 3) De omvang van de (resterende) betalingsverplichting wordt hierna vastgesteld, aan de hand van de door de eisende partij ingestelde vordering.

4.6.

De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of in de overeenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen (bedingen) zijn opgenomen, die onredelijk bezwarend zijn voor consumenten als de gedaagde partij, als bedoeld in artikel 6:233 onder a BW. De kantonrechter kan zich daarbij beperken tot die bedingen die relevant zijn voor de beoordeling van de ingestelde vordering. De kantonrechter heeft met betrekking tot de hoofdsom, rente en de vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten geen bedingen aangetroffen die onredelijk bezwarend zijn, zodat voor een ambtshalve sanctie op dit punt geen aanleiding bestaat.

4.7.

Om de gevorderde vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten toe te kunnen wijzen moet de kantonrechter niet alleen beoordelen of een onredelijk bezwarend beding is overeengekomen, maar ook of aan de eisen van artikel 6:96 lid 5 en 6 BW is voldaan. De kantonrechter heeft in het dossier verschillende aanmaningen aangetroffen. In slechts één daarvan is de gedaagde partij aangemaand op de in artikel 6:96 lid 6 BW voorgeschreven manier. In die aanmaning is een incassokostenvergoeding van € 15,00 aangezegd, waardoor op dit punt niet meer kan worden toegewezen dan € 15,00.

4.8.

Voor het overige komt de vordering de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor. De kantonrechter zal daarom (80% van € 19,90 =) € 15,92 aan hoofdsom toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van de factuur, plus € 15,00 aan incassokostenvergoeding.

4.9.

De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de eisende partij worden begroot op:

- dagvaarding € 113,54

- griffierecht € 130,00

- salaris gemachtigde € 40,00 (1 punt x tarief € 40,00)

- nakosten € 20,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 303,54;

Beslissing

5
De beslissing

De kantonrechter:

5.1.

veroordeelt de gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting € 30,92 aan de eisende partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 15,92 vanaf de vervaldatum van de onderliggende factuur tot de voldoening;

5.2.

veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten van € 303,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;

5.3.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 april 2025.

Voetnoot

Voetnoot 1

HvJ EU 24 februari 2022, ECLI:EU:C:2022:112

Voetnoot 2

HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677

Voetnoot 3

www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/richtlijn-sanctiemodel-informatieplichten.pdf