3.4.
Allereerst wordt de vraag beantwoord of de curator onbehoorlijk heeft gehandeld jegens de gefailleerde en haar bestuurder.
Naar de mening van de rechter- commissaris zou de curator de bestuurder hebben misleid door hem voor te houden dat, met enige kans van slagen, verzet tegen het faillissement kan worden ingesteld.
Uit het verweer van de curator blijkt dat de curator op 23 september met de middellijk bestuurder het arrest Hoeksma/Trade heeft besproken, hem dit arrest heeft mee gegeven ter lezing en hem enige dagen tijd heeft geboden om te reageren. De middellijk bestuurder heeft een en ander onder andere met zijn raadsman besproken en heeft na vier dagen gereageerd.
Uit niets blijkt dat de curator de middellijk bestuurder heeft misleid.
Daarbij wordt nog opgemerkt dat de curator het verzet, zo blijkt uit voornoemd arrest uit eigen hoofde doet (‘pro se’) en dat hij daarvoor geen machtiging van de rechter-commissaris behoeft. Dat roept de vraag op of hij dan wel toestemming nodig zou hebben om dienaangaande een schikking te bereiken.
Daar waar de curator het bedrag van de schikking in de boedel wilde doen vloeien, lijkt het vragen van toestemming wel aangewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de curator niet onbehoorlijk gehandeld; Hij heeft voldoende informatie verstrekt, weliswaar (nog) geen grondig onderzoek gedaan, maar wel de middellijk bestuurder de gelegenheid gegeven tot overleg en toestemming aan de rechter-commissaris gevraagd.