Rechtbank Midden-Nederland, wraking personen- en familierecht
ECLI:NL:RBMNE:2024:4788
Op 6 August 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een wraking procedure behandeld op het gebied van personen- en familierecht, wat onderdeel is van het civiel recht. Het zaaknummer is 579382 / HA RK 24-146, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBMNE:2024:4788. De plaats van zitting was Utrecht.
Indicatie
Buiten zitting beslissing, het wrakingsverzoek is kennelijk ongegrond. De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker een wrakingsverzoek heeft ingediend, omdat hij niet door de rechtbank en/of de rechter is geholpen bij het vinden van een oplossing voor het ophalen van de toestemmingsformulieren door zijn ex-partner. Dit is geen grond voor wraking, aangezien dit niet de taak van de rechtbank en/of de rechter is. De toestemmingsformulieren (en/of het ontbreken daarvan) zouden kunnen worden besproken op de zitting van 6 augustus 2024. Dat verzoeker het daar niet mee eens is, vormt evenmin een grond voor wraking. Dat de rechter niet persoonlijk heeft gereageerd op de e-mails van verzoeker, vormt ook geen blijk van onpartijdigheid, aangezien rechters in principe niet buiten de zitting om persoonlijk met partijen mogen communiceren.
Uitspraak
Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 579382 / HA RK 24-146
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 6 augustus 2024
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende in [woonplaats] ,
(hierna: verzoeker).
1.1.
Verzoeker heeft op 5 augustus 2024 een wrakingsverzoek ingediend in de zaak met kenmerk C/16/573898 FO RK 24-472 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.
2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. M.W.J. van Elsdingen als behandelend rechter (hierna: de rechter), in de zaak met het zaaknummer C/16/573898 FO RK 24-472.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Verzoeker stelt dat hij via e-mail aan zijn ex-partner heeft laten weten dat zij de benodigde toestemmingsformulieren om met de kinderen op vakantie te gaan bij hem thuis kon ophalen. Hier is niet op ingegaan. De rechtbank is hier op die dag ook van op de hoogte gesteld, maar heeft niets ondernomen de ex-partner van verzoeker op haar eigen verantwoordelijkheid te wijzen om de papieren op te komen halen. Verzoeker stelt dat hij vervolgens veelvuldig met de rechtbank heeft gemaild, maar dat er geen oplossing is gevonden voor het ophalen van de formulieren. Ook heeft verzoeker nog gevraagd of de rechter persoonlijk wil reageren, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor voelt verzoeker zich niet serieus genomen, terwijl de eisende partij (zijn ex-partner) wel serieus wordt genomen. Zij hoeft namelijk niets te ondernemen om de zitting van 6 augustus 2024 geen doorgang te laten vinden. Om deze reden vertrouwt verzoeker niet dat de rechter onpartijdig de zaak zal behandelen.
Overwegingen
3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker een wrakingsverzoek heeft ingediend, omdat hij niet door de rechtbank en/of de rechter is geholpen bij het vinden van een oplossing voor het ophalen van de toestemmingsformulieren door zijn ex-partner. Dit is echter niet de taak van de rechtbank en/of de rechter. Daar is in principe juist de zitting voor bedoeld, waarbij beide partijen aanwezig kunnen zijn. Het volgens verzoeker nalaten van de rechtbank op dit punt vormt dan ook geen schijn van partijdigheid van de rechter. De toestemmingsformulieren (en/of het ontbreken daarvan) zouden kunnen worden besproken op de zitting van 6 augustus 2024. Dat verzoeker het daar niet mee eens is, vormt evenmin een grond voor wraking. Dat de rechter niet persoonlijk heeft gereageerd op de e-mails van verzoeker, vormt ook geen blijk van onpartijdigheid, aangezien rechters in principe niet buiten de zitting om persoonlijk met partijen mogen communiceren.
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaren.
3.5.
De wrakingskamer ziet aanleiding toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv. Een volgend wrakingsverzoek van verzoeker, betrekking hebbend op de procedure met zaaknummer C/16/573898 FO RK 24-472, zal niet in behandeling worden genomen. Verzoeker heeft al eerder een wrakingsverzoek ingediend in dezelfde procedure, welke op 24 juli 2024 niet-ontvankelijk is verklaard. In het belang van de voortgang van de procedure in de hoofdzaak moet voorkomen worden dat verzoeker door een hernieuwd wrakingsverzoek misbruik maakt van het wrakingsmiddel. De hoofdprocedure gaat namelijk om de vakantie van de kinderen van verzoeker en zijn ex-partner, en dit vraagt om een spoedige beslissing.
Beslissing
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/573898 FO RK 24-472 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
4.4.
bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in de zaak met het zaaknummer C/16/573898 FO RK 24-472 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. M.E. Heinemann en mr. J.P. Killian als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.