4
WAARDERING VAN HET BEWIJS
Ten aanzien van feit 1 ((gekwalificeerde) doodslag dan wel zware mishandeling met de dood ten gevolge)
4.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder feit 1, primair, ten laste gelegde. De officier van justitie acht het onder feit 1, subsidiair, ten laste gelegde wel wettig en overtuigend te bewijzen. Zij vindt het alternatieve scenario van de verdachte niet aannemelijk. De verdachte heeft onvolledige en wisselende verklaringen afgelegd, die niet stroken met (een deel van) de onderzoeksbevindingen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat op basis van het forse letsel bij het slachtoffer, de bloedsporen in de woning, de door de patholoog overwogen (mogelijke) doodsoorzaken en de foto’s die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen, moet worden geconcludeerd dat de verdachte meer (gewelds)handelingen heeft toegepast dan waarover hij heeft verklaard.
4.1.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde, omdat het alternatieve scenario van de verdachte niet door middel van objectieve bewijsmiddelen kan worden weerlegd. De verdachte heeft direct bij de politie erkend dat hij uit zelfverdediging (enig) geweld tegen het slachtoffer heeft gebruikt. De verdachte heeft op hoofdlijnen een authentieke en consistente verklaring afgelegd over wat er in de woning van het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Dat de verklaring van de verdachte op details enige discrepanties bevat, maakt niet dat zijn verklaring onbetrouwbaar is. Deze verschillen zijn immers te verklaren door het tijdsverloop, de taalbarrière, de impact van het ten laste gelegde op de verdachte en het moment van verklaren. Daarnaast past de verklaring van de verdachte bij de onderzoeksbevindingen van de bloedspoorpatroondeskundige en de forensisch patholoog. Zo kunnen de handelingen die de verdachte bij de reconstructie heeft getoond volgens de deskundigen het letsel bij het slachtoffer en de aangetroffen bloedsporen in de woning verklaren. Daarbij acht de verdediging het ook van belang dat de deskundigen hebben aangegeven dat er geen onderzoeksbevindingen zijn die niet verklaard kunnen worden door de handelingen die de verdachte bij de reconstructie heeft getoond.
4.1.3 Het oordeel van de rechtbank: bewezenverklaring feit 1, subsidiair (doodslag)
Vrijspraak van het onder feit 1, primair ten laste gelegde (gekwalificeerde doodslag)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het slachtoffer van het leven heeft beroofd met het oogmerk om de uitvoering van een diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren. De verdachte heeft verklaard dat hij, nadat het slachtoffer was overleden, de telefoon, pinpas, rolkoffer en sleutels van het slachtoffer heeft meegenomen. Gezien deze door de verdachte gestelde, niet op voorhand onaannemelijke of ongeloofwaardige volgorde, kan het verband tussen het doden van het slachtoffer en het wegnemen van de goederen niet worden vastgesteld. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van gekwalificeerde doodslag.
Bewezenverklaring van het onder feit 1, subsidiair ten laste gelegde (doodslag)
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, subsidiair ten laste gelegde, te weten de doodslag van het slachtoffer.
Bewijsmiddelen
(Voetnoot 1)
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Camera van winkelpand [naam] (de rechtbank begrijpt: aan de Springweg)
Op 23-09-2023 om 21:19 uur komen het slachtoffer [slachtoffer] en verdachte [verdachte] vlak na elkaar voorbijgefietst over de Springweg te Utrecht. Zij fietsen in de richting van [straat] (de woning slachtoffer [slachtoffer] ). (Voetnoot 2)
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 6 en 7 mei 2025:
Ik was in de avond/nacht van 23 september 2023 op 24 september 2023 in de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Kort nadat wij in de woning aankwamen, is een handgemeen ontstaan tussen mij en het slachtoffer. Het klopt dat op de foto van het slachtoffer in de keuken mijn hand op de mond van het slachtoffer te zien is. Ik heb op 23 september 2023 om 21:35 uur, 21:46 uur en 21:55 uur foto’s van het slachtoffer via WhatsApp naar [contactpersoon] gestuurd.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgesteld door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Melding
Op 28 september 2023 kregen wij de opdracht van het Operationeel Centrum om te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Daar zou de melder staan bij de woning van een cliënt met wie ze al een aantal dagen geen contact meer kregen. De bewoner van [adres] is [slachtoffer] . (Voetnoot 3)
Binnentreden woning
Ik zag in de badkamer een man op de grond liggen. Ik concludeerde dat de man al enige tijd overleden was. (Voetnoot 4)
Een geschrift, te weten het forensisch pathologisch onderzoek van 10 april 2024, opgesteld door drs. I.H.R. Hundscheid, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaten
Bij het forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer] is het navolgende gebleken.
Er waren huidscheuren met omgevende bloeduitstorting en deels met aangrenzende oppervlakkige huidbeschadiging aan beide ogen, beide wangen, beide oren en de kin. (Voetnoot 5) Bij letseldateringsonderzoek toonde de bloeduitstorting aan het rechteroog en de rechterwang een genezingsreactie van maximaal enkele minuten oud.
Er was een bloeduitstorting aan het midden tot rechts op achterhoofd en een bloeduitstorting met breedvlakkige oppervlakkige huidbeschadiging aan het midden tot links op het achterhoofd. Bij letseldateringsonderzoek toonde de bloeduitstorting op het achterhoofd een genezingsreactie van maximaal enkele minuten oud. Er waren breuken van het aangezicht (waaronder de neus en de oogkassen). Er waren slijmvliesscheuren en bloeduitstortingen aan de mond en lippen. Aan de bovenkaak was een ontbrekende tand met bloeduitstorting ter hoogte van de tandwortel.
Er waren bloeduitstortingen aan de oppervlakkige spieren van de hals (zonder microscopische genezingsreactie), aan de achterzijde van het strottenhoofd en de mondbodem. Er was een breuk van de rechter bovenste hoorn van het schildkraakbeen met uitgebreide omgevende bloeduitstorting. Bij lichtmicroscopisch onderzoek was er geen genezingsreactie. Er waren puntvormige bloeduitstortingen in de oogbindvliezen. (Voetnoot 6)
Er waren bloeduitstortingen en huidscheuren verspreid aan het hoofd. Hierbij waren er ook meerdere breuken van het aangezicht. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door een stomp botsende krachtinwerking, zoals geslagen/geschopt worden, (zich) stoten of vallen. Gezien de breuken van het aangezicht is deze krachtinwerking (ten minste deels) hevig geweest. Er was recente bloedophoping onder het harde en de zachte hersenvliezen. Bij neuropathologisch onderzoek werd recent traumatisch hersenletsel gezien van de grote hersenen ter hoogte van de voorhoofdskwab rechts en links, de rechterslaapkwab en de hersenkamers en waren er tekenen van hersenzwelling. Deze bevindingen zijn ontstaan door een (ten minste deels hevige) stomp botsende krachtinwerking (zoals geslagen/geschopt worden, waarbij een bijdragende component van een val niet kan worden uitgesloten).
Er waren bloeduitstortingen aan de onderhuidse wekedelen en spieren van de voorste rompwand en de rug. Daarnaast waren er ribbreuken en breuken van de dwarse uitsteeksels van twee lendenwervels met begeleidende bloeduitstorting. Deze letsels zijn ontstaan door een (ten minste deels hevige) stomp botsende en/of (samen)drukkende krachtinwerking. Indien de ribbreuken bij leven zijn opgelopen, kunnen zij door middel van ademhalingsbelemmering door pijn aan (de snelheid van) het overlijden hebben bijgedragen.
Interpretatie van de resultaten
De bloeduitstortingen en slijmvliesscheuren aan de mond, met een ontbrekende tand aan de bovenkaak, en de tong kunnen zijn ontstaan als gevolg van een stomp botsende krachtinwerking, maar zouden ook (deels) kunnen zijn ontstaan als gevolg van een (samen)drukkende krachtinwerking op de mond. (Voetnoot 7) Indien sprake is geweest van bij leven afsluiten van de ademwegen door langdurige samendrukkende krachtinwerking op zowel de neus en de mond, kan dit door ademhalingsbelemmering (smoren) hebben geleid tot of bijgedragen hebben aan het overlijden.
De bloeduitstorting in de wekedelen en oppervlakkige en diep gelegen spieren van de hals en de breuk van de rechter grote hoorn van het schildkraakbeen zijn bij leven ontstaan door (samen)drukkende krachtsinwerking ter hoogte van de hals (met de armen, handen of een structuur), al dan niet in combinatie met stomp botsende krachtinwerking (zoals geslagen/ geschopt worden, stoten of vallen). Indien er sprake is geweest van aangehouden (samen)drukkende krachtinwerking op de hals (wurging of strangulatie), kan dit hebben geleid tot belemmering van de bloedtoevoer naar het hoofd, met zuurstofgebrek van de hersenen en het overlijden tot gevolg.
De bloeduitstortingen en huidscheuren verspreid aan het hoofd en de breuken van het aangezicht zijn bij leven ontstaan door een stomp botsende krachtinwerking, zoals geslagen/ geschopt worden, (zich) stoten of vallen. Gezien de breuken van het aangezicht is deze krachtinwerking (ten minste deels) hevig geweest. (Voetnoot 8)
Letselbeeld
Het algehele letselbeeld past bij meervoudige (deels hevige) stomp botsende dan wel (samen)drukkende krachtinwerking op het hoofd, de mond, de hals en de romp. De onderzochte bloeduitstortingen aan het hoofd, het rechteroog, de onderlip, in de tong, in de halsspieren, rondom de breuk van het rechter hoorntje van het schildkraakbeen en in de huid van de rug ter hoogte van de breuken van de lendenwervels toonden geen tekenen van genezing. De onderzochte bloeduitstortingen aan de rechterwang en de nek toonden een genezingsreactie van maximaal enkele minuten. Deze letsels zijn derhalve allemaal kort voor of tijdens het overlijden ontstaan. (Voetnoot 9)
Conclusie
Ten aanzien van het overlijden worden de volgende oorzaken overwogen (al dan niet in combinatie met elkaar):
Overlijden als gevolg van (samen)drukkende krachtinwerking op de mond (smoren).
Overlijden als gevolg van (samen)drukkende krachtinwerking op de hals (wurging/strangulatie). (Voetnoot 10)
De verklaring van forensisch patholoog drs. Hundscheid op de terechtzitting van 6 mei 2025 en 7 mei 2025:
Ik blijf bij mijn eerdere conclusie dat het slachtoffer moet zijn overleden als gevolg van (samen)drukkende krachtinwerking op de mond (smoren) en/of (samen)drukkende krachtinwerking op de hals (wurging/strangulatie).
Hoe snel de dood intreedt bij wurging/strangulatie is afhankelijk van verschillende factoren, waaronder de efficiëntie van de samendrukkende krachtinwerking. In het algemeen geldt dat wanneer sprake is van een heel sterke krachtinwerking op de hals, waarbij de halsslagaders dicht worden gedrukt, het overlijden kan optreden na ongeveer één tot drie minuten. Wanneer door de krachtinwerking alleen de halsaders worden dicht gedrukt zal het langer duren totdat het overlijden wordt veroorzaakt. Hierbij geldt ook dat wanneer de krachtinwerking stopt, een persoon weer kan herstellen.
De verdachte heeft tijdens de reconstructie een handeling getoond die bij wurging/strangulatie kan passen. De duur waarover de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, is echter onvoldoende om het overlijden van het slachtoffer te veroorzaken.
Voor smoren geldt in het algemeen dat een persoon het bewustzijn kan verliezen nadat de luchtwegen voor ongeveer zeven tot tien seconden zijn afgesloten. Wanneer een slachtoffer door middel van smoren komt te overlijden, moeten de luchtwegen voor een langere duur zijn afgesloten. Dit zal gemiddeld meerdere seconden tot enkele minuten moeten duren.
Een proces-verbaal van bevindingen van uitlezen Samsung telefoon van verdachte [verdachte] , opgesteld door verbalisant [verbalisant 4] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Chat tussen [verdachte] en het contactpersoon [contactpersoon]
Op WhatsApp maakt [verdachte] gebruik van de naam [Whatsapp naam verdachte] . Uit onderzoek is vast komen te staan dat het contact [contactpersoon] is genaamd: [A] . Op 23 september 2023 te 21:35 uur, 21:46 uur en 21:55 uur wordt door [verdachte] een drietal foto's verzonden naar [contactpersoon] . Deze foto's zijn uit de chat verwijderd. (Voetnoot 11)
24 september 2023
[Whatsapp naam verdachte] : Er is iets gebeurd wat eerder had kunnen gebeuren.
[contactpersoon] : Verdomme wat heb je geflikt. (Voetnoot 12)
[Whatsapp naam verdachte] : Ik verloor mijn verstand. (Voetnoot 13)
Afbeeldingen
Er zijn foto's genomen in de woning van het slachtoffer. Op deze foto's is het slachtoffer te zien.
Foto 1: Op de foto is het hoofd van het slachtoffer te zien met over zijn mond een hand. Het slachtoffer ligt met zijn hoofd in de overgang van de keuken naar de gang. Het lichaam van het slachtoffer ligt in de keuken. Over de mond van het slachtoffer wordt een hand gehouden. Op de hand is een tatoeage te zien. Deze tatoeage komt zeer sterk overeen met de tatoeage welke [verdachte] op zijn hand heeft staan. (Voetnoot 14)
Foto 2: Op foto 2 is het lichaam van het slachtoffer te zien. Het slachtoffer ligt, met bebloed gezicht, in de badkamer van zijn woning. Zijn hoofd ligt onder de wastafel. Onder het slachtoffer ligt een springtouw.
Foto 3: Op de foto is het lichaam van het slachtoffer te zien. Het slachtoffer ligt in de badkamer van zijn woning. Het slachtoffer ligt in het douchegedeelte. De doucheslang hangt over het slachtoffer heen. Er wordt water over het lichaam van het slachtoffer gespoten.
De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de zitting van 6 en 7 mei 2025:
Op de foto’s die van het slachtoffer zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte (de hiervoor bedoelde foto’s 1, 2 en 3, die de verdachte van het slachtoffer heeft gemaakt) (Voetnoot 15), is te zien dat het slachtoffer steeds een lichte coltrui aan had. Op foto 1 is te zien dat verdachte een grijze trui aan had. Gezien de ingedrukte wang en de rimpels op het voorhoofd van het slachtoffer drukt de verdachte de mond van het slachtoffer met kracht dicht. Op foto 2 en 3 is een springtouw te zien. Op foto 2 ligt het springtouw onder het bovenlichaam van het slachtoffer. Op foto 3 is het springtouw gewikkeld om de rechterarm van het slachtoffer.
Bewijsoverweging
Doodsoorzaak en het moment van overlijden
Er is sectie verricht op het lichaam van het slachtoffer teneinde de doodsoorzaak te onderzoeken. Het slachtoffer is aan een niet-natuurlijke dood gestorven. Uit de rapportages van de forensisch patholoog en haar mondelinge toelichting ter terechtzitting leidt de rechtbank af dat het slachtoffer is overleden als gevolg van (samen)drukkende krachtinwerking op de mond (smoren) en/of (samen)drukkende krachtinwerking op de hals (wurging/strangulatie).
De rechtbank gaat ervan uit dat (een deel van) de letsels op 23 september 2023 na 21:19 uur, maar voor 21:35 uur zijn ontstaan. Op camerabeelden is te zien dat de verdachte en het slachtoffer op 23 september 2023 om 21:19 uur langs een winkelpand aan de Springweg zijn gefietst. De woning van het slachtoffer, gelegen aan de [adres] in [woonplaats] , bevindt zich op minder dan 100 meter afstand van het betreffende pand. Uit het onderzoek aan de telefoon van de verdachte en zijn verklaring ter terechtzitting volgt dat de verdachte vanaf 21:35 uur foto’s naar een vriend heeft gestuurd, waarop het slachtoffer gewond en bebloed op de vloer van zijn woning ligt. Hoewel de rechtbank niet precies kan vaststellen welke foto op welk tijdstip is verstuurd, staat vast dat verdachte om 21:35 uur in de woning van het slachtoffer was en dat het slachtoffer op dat moment al letsel had opgelopen. Vanwege de korte genezingsreactie dan wel het ontbreken van een genezingsreactie, moet het letsel volgens de forensisch patholoog kort voor of tijdens het overlijden van het slachtoffer zijn ontstaan.
Op basis van het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat het slachtoffer op 23 september 2023 omstreeks 21:35 uur is overleden als gevolg van een (samen)drukkende krachtinwerking op de mond (smoren) en/of een (samen)drukkende krachtinwerking op de hals (wurging/strangulatie).
Beoordeling van het (alternatief) scenario van de verdachte
De verdachte heeft tijdens de vier verhoren bij de politie, bij de reconstructie (na het derde, voor het vierde verhoor) en op de terechtzitting verklaringen gegeven voor het ontstaan van het letsel en het intreden van de dood van het slachtoffer. De verdachte heeft daarbij beschreven welke (gewelds)handelingen hij ten aanzien van het slachtoffer heeft verricht. Tijdens de reconstructie heeft de verdachte in de woning van het slachtoffer ook uitgebeeld welke handelingen hij ten aanzien van het slachtoffer heeft verricht.
Volgens de verdediging vormt dit (alternatieve) scenario van de verdachte een aannemelijke en geloofwaardige verklaring voor het letsel en het overlijden van het slachtoffer, die past binnen de bewijsmiddelen. De rechtbank ziet dat anders. De rechtbank acht de verklaring die de verdachte geeft voor het letsel en het overlijden van het slachtoffer (het (alternatieve) scenario van de verdachte), niet geloofwaardig. Bovendien, en belangrijker nog, is de rechtbank van oordeel dat het scenario van de verdachte niet past binnen de bewijsmiddelen.
De rechtbank zal eerst de verklaring van de verdachte weergeven, zoals hij die ter terechtzitting heeft afgelegd. Daarna zal de rechtbank motiveren waarom zij de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig acht en waarom zij van oordeel is dat de verklaring van de verdachte ook niet past binnen de bewijsmiddelen.
(Alternatief) scenario van de verdachte ter terechtzitting
Zoals in het voorgaande reeds werd overwogen heeft de verdachte bekend dat het slachtoffer door zijn toedoen is overleden. De verdachte stelt dat hij zich tegen een aanranding van het slachtoffer heeft verdedigd (zie hierna onder 7. De strafbaarheid van de verdachte) en dat hij het slachtoffer daarbij onopzettelijk om het leven heeft gebracht. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het slachtoffer, in reactie op de beweerdelijke aanranding, één of twee elleboogstoten in het gezicht heeft gegeven. Het slachtoffer kwam daardoor ten val, waarbij het slachtoffer de verdachte in zijn val meetrok. De verdachte kwam daarbij met zijn elleboog in het gezicht van het slachtoffer terecht. Nadat de verdachte had geconstateerd dat het slachtoffer ‘out’ (de rechtbank begrijpt: bewusteloos) was, probeerde de verdachte het slachtoffer weer bij bewustzijn te brengen door hem te reanimeren. Toen dat niet werkte, heeft de verdachte het slachtoffer naar de badkamer versleept om hem met water wakker te maken. De verdachte heeft het slachtoffer eerst een stukje ‘aan de oksels’ versleept, waarbij de oksels van het slachtoffer op de onderarmen van de verdachte steunden. De oksels van het slachtoffer waren glad, waardoor het de verdachte niet lukte om hem op deze wijze te verslepen. De verdachte heeft daarop zijn ene arm onder een oksel en zijn andere arm onder de kin van het slachtoffer geplaatst en hem op deze manier in een kort tijdsbestek, in circa 30 seconden, naar de badkamer versleept. Omdat het slachtoffer vrij zwaar was, gebeurde dat niet in een vloeiende beweging, maar met tussenpozen.
Scenario van de verdachte niet geloofwaardig
Zoals hiervoor al werd overwogen is de verdachte vier keer gehoord door de politie. Tussen het derde en het vierde verhoor heeft een reconstructie plaatsgevonden, waarbij de verdachte in de woning van het slachtoffer heeft verklaard en heeft uitgebeeld wat daar volgens hem die bewuste avond/nacht is gebeurd. Tot slot heeft de verdachte op de zitting ook nog een verklaring afgelegd.
De verdachte heeft zijn verklaring op, naar het oordeel van de rechtbank, wezenlijke punten aangepast op momenten dat hij met bevindingen uit het opsporingsonderzoek werd geconfronteerd. Ook heeft de verdachte bepaalde zaken niet uit eigen beweging verteld, maar pas toen hij werd geconfronteerd met onderzoeksbevindingen. Bovendien is de verklaring van de verdachte niet goed te rijmen met het maken van foto’s van het slachtoffer, hetgeen de verdachte heeft gedaan tijdens en/of na de uitoefening van geweld op het slachtoffer, en met wat te zien is op die foto’s die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte. Waar de rechtbank de verdachte op de zitting op deze punten kritisch bevraagde, kon of wilde hij die vragen niet beantwoorden.
Naar het oordeel van de rechtbank doen deze aanpassingen, inconsistenties en leemtes in de verklaring van de verdachte dermate afbreuk aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de verdachte, dat de rechtbank de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig acht. Anders dan de verdediging stelt, betreft het hier geen punten van ondergeschikte aard. Ter illustratie wijst de rechtbank op het volgende.
Tijdens het eerste verhoor verklaarde de verdachte dat hij het slachtoffer, in reactie op de beweerdelijke aanranding, één elleboogstoot had gegeven, waardoor het slachtoffer met de verdachte ten val kwam, waarna de verdachte met zijn elleboog op de neus en de mond van het slachtoffer zou zijn gevallen. (Voetnoot 16) Nadat de verdachte tijdens het derde verhoor wordt geconfronteerd met de omvang van het letsel in het gezicht van het slachtoffer, verklaart en toont de verdachte vanaf de reconstructie dat hij het slachtoffer twee elleboogstoten heeft gegeven, alvorens het slachtoffer met hem ten val kwam. (Voetnoot 17) Ter zitting verklaarde de verdachte aanvankelijk dat hij het slachtoffer voor de val één elleboogstoot had gegeven; later gaf hij aan dat hij niet goed meer wist hoeveel elleboogstoten hij had gegeven, maar dat het er niet meer dan twee waren.
De verdachte verklaarde tijdens het eerste verhoor dat hij het slachtoffer na de onsuccesvolle reanimatiepoging in de hal naar de badkamer had getild om hem met water wakker te maken. (Voetnoot 18) Tijdens het tweede verhoor is de verdachte daarover verder bevraagd. Hij heeft toen uitgelegd en uitgebeeld hoe hij het slachtoffer naar de badkamer zou hebben versleept. Hij heeft verklaard en op verzoek van de verbalisanten uitgebeeld dat hij het slachtoffer onder de oksels heeft versleept, waarbij de oksels van het slachtoffer op de onderarmen van de verdachte rustten. (Voetnoot 19) Op het moment dat de verdachte in het derde verhoor wordt geconfronteerd met de letsels aan de hals - in het bijzonder de fractuur in het schildkraakbeen - van het slachtoffer, past de verdachte zijn verklaring aan. Vanaf dat moment verklaart de verdachte dat hij het slachtoffer niet uitsluitend onder de oksels kon verslepen, omdat de oksels van het slachtoffer nat en glad waren. (Voetnoot 20) De verdachte had in het eerste verhoor verklaard dat het slachtoffer zich na thuiskomst boven had omgekleed en in een zwart hemdje naar beneden was gekomen. (Voetnoot 21) Vanwege de gladde oksels van het slachtoffer zou de verdachte het slachtoffer “heel even” bij zijn nek hebben versleept naar de badkamer. (Voetnoot 22) Tijdens de reconstructie heeft de verdachte verklaard en uitgebeeld dat hij het slachtoffer, omdat hij vanwege de gladde oksels van het slachtoffer dus geen grip kreeg op het slachtoffer, met zijn ene arm onder een oksel en zijn andere arm onder de nek naar de badkamer heeft versleept.
Naast het feit dat de verdachte op punten een wisselende verklaring heeft afgelegd, vindt de rechtbank deze verklaring van de verdachte ook niet geloofwaardig in het licht van de foto’s die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte. Waar de verdachte eerder verklaarde dat het slachtoffer een zwart hemdje droeg (en het slachtoffer ook gekleed in een zwart hemdje onder de douche in zijn woning werd aangetroffen (Voetnoot 23)), hetgeen zou verklaren dat de verdachte geen grip had op de gladde oksels van het slachtoffer, waardoor hij het slachtoffer aan zijn nek zou hebben versleept, blijkt uit de foto’s die van het slachtoffer zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte dat niet alleen de verdachte die avond een trui droeg, maar ook het slachtoffer. De verklaring van de verdachte dat hij geen grip had op het slachtoffer vanwege de gladde oksels, kan gelet op het feit dat de verdachte en het slachtoffer een trui droegen niet kloppen.
Ter terechtzitting is de verdachte door de rechtbank expliciet geconfronteerd met de hiervoor bedoelde foto’s. Op vragen van de rechtbank ter zitting hoe het zit met het hemdje en de truien en de grip op het slachtoffer, en op welk moment de verdachte de coltrui bij het slachtoffer heeft uitgedaan (het slachtoffer is immers door de politie aangetroffen in het zwarte hemdje), heeft de verdachte geen antwoord kunnen of willen geven. De verdachte heeft een en ander niet nader kunnen duiden.
Tijdens het tweede verhoor verklaarde de verdachte aanvankelijk dat hij onder meer met een riem en een touw had geprobeerd de badkamerdeur te blokkeren (de rechtbank begrijpt: barricaderen). (Voetnoot 24) Op het moment dat hij wordt geconfronteerd met de beschimmelde riem die in de woning van het slachtoffer is aangetroffen, verklaart de verdachte eerst dat hij zich niets kan herinneren en vervolgens dat hij mogelijk de handen van het slachtoffer kan hebben vastgebonden met een riem of een springtouw, zodat het slachtoffer hem geen pijn kon doen. Uit het opsporingsonderzoek bleek dat er sporen van vastbinden op de enkels van het slachtoffer waren aangetroffen. Bij de reconstructie verklaarde de verdachte dat en liet hij zien hoe en op welk moment hij de polsen en de enkels van het slachtoffer heeft vastgebonden. Hij zou de riem en het springtouw hebben gepakt en het slachtoffer hebben vastgebonden, nadat hij tevergeefs had geprobeerd het slachtoffer wakker te krijgen onder de douchestraal. (Voetnoot 25) Dat moment komt evenwel niet overeen met wat te zien is op de foto’s van het slachtoffer op de telefoon van de verdachte. Op de foto waarop het slachtoffer onder de douche ligt, is te zien dat er een springtouw om de rechterarm van het slachtoffer is gewikkeld. Op de andere foto waarop het slachtoffer gewond in de badkamer ligt, is te zien dat er een springtouw onder het bovenlichaam van het slachtoffer ligt. Op vragen van de rechtbank hoe zijn verklaring moet worden begrepen in het licht van deze foto’s en wat op deze foto’s gezien moet worden, heeft de verdachte geen antwoord willen of kunnen geven.
Als gezegd maken de aanpassingen, inconsistenties en leemtes in de verklaring van de verdachte, de verklaring van de verdachte onbetrouwbaar, en acht de rechtbank het (alternatief) scenario van de verdachte niet geloofwaardig. De inconsistenties, aanpassingen en leemtes betreffen, anders dan de verdediging heeft aangevoerd, geen details van ondergeschikte aard. Ze hebben niet alleen betrekking op het geweld dat door verdachte op het slachtoffer is uitgeoefend, maar betreffen de oorzaak van overlijden.
Alternatief scenario past niet binnen de bewijsmiddelen
Daarbij komt dat het (alternatieve) scenario van de verdachte niet past in de bewijsmiddelen.
Aan de patholoog zijn na haar rapportage van 10 april 2024 (Voetnoot 26) aanvullende vragen gesteld. De vraag of de letsels aan het lichaam van het slachtoffer bij de door de verdachte tijdens de reconstructie getoonde handelingen passen, beantwoordt de deskundige in haar brief van 27 september 2024 bevestigend. De vraag of er letsels aan het lichaam van het slachtoffer zijn die niet verklaard kunnen worden door de tijdens de reconstructie getoonde handelingen, beantwoordt de patholoog in de hiervoor genoemde brief ontkennend. (Voetnoot 27) Op grond daarvan heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het scenario van de verdachte past in de bewijsmiddelen.
De patholoog heeft in de brief op de aanvullende vragen echter ook opgemerkt dat alternatieve verklaringen voor het ontstaan van (een deel van) de letsels evenzeer mogelijk blijven. (Voetnoot 28) Ter zitting heeft de deskundige verduidelijkt dat zij in de beantwoording van de aanvullende vragen niet is teruggekomen op haar eerdere bevindingen, inhoudende dat als oorzaken voor het overlijden door haar, al dan niet in combinatie met elkaar, smoren en wurging/strangulatie worden overwogen.
De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer gedurende een korte tijd, in circa 30 seconden, met zijn ene arm onder de nek en met zijn andere arm onder de oksel van het slachtoffer heeft versleept. Het slachtoffer zou volgens de verdachte zwaar zijn geweest, waardoor hij het slachtoffer niet in een vloeiende beweging naar de badkamer kon verslepen. De verdachte heeft het slachtoffer daarom in kleine stukjes, met tussenpozen, naar de badkamer versleept. Uit de plattegrond van de woning van het slachtoffer in bijlage 1 bij de rapportage van de bloedspoorpatroondeskundige van 12 september 2024 blijkt dat de hal tussen de keuken en de badkamer circa 2,8 meter lang is. Gelet hierop ligt niet in de rede dat de verdachte over het verslepen (veel) langer dan de door hem genoemde 30 seconden heeft gedaan. De forensisch patholoog heeft naar aanleiding hiervan gewezen op de kracht, de intensiteit en de duur waarmee een (samen)drukkende krachtinwerking op de hals moet plaatsvinden om daarmee het overlijden te kunnen verklaren, en verklaard dat de door de verdachte beschreven tijdsduur van verslepen onvoldoende is om het overlijden te doen in treden.
Op basis van de verklaring van de forensisch patholoog, in samenhang met de rest van het dossier, komt de rechtbank tot de slotsom dat het verslepen zoals door de verdachte in zijn verklaring beschreven, de dood van het slachtoffer niet kan hebben veroorzaakt.
Tussenconclusie
Nu de rechtbank het scenario van de verdachte niet geloofwaardig acht en het scenario van de verdachte het intreden van het overlijden van het slachtoffer niet kan verklaren, moet de verdachte meer of ander geweld hebben toegepast op het slachtoffer dat het overlijden van het slachtoffer heeft veroorzaakt. De rechtbank kan niet vaststellen welke handelingen van de verdachte de dood van het slachtoffer hebben veroorzaakt. Naast de verdachte en het slachtoffer was er immers die bewuste avond niemand in de woning aanwezig. Het slachtoffer kan tragisch genoeg niet navertellen welk geweld de verdachte op hem heeft uitgeoefend. Vast staat echter wel, gezien de op de letsels van het slachtoffer gebaseerde bevindingen van de forensisch patholoog, dat de verdachte door een (samen)drukkende krachtinwerking op de mond (smoren) en/of een (samen)drukkende krachtinwerking op de hals (wurging/strangulatie) het overlijden van het slachtoffer heeft veroorzaakt.
Opzet op de dood
De rechtbank kan op basis van het onderzoek en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat de verdachte vol opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank is echter wel van oordeel dat in de mogelijke doodsoorzaken, te weten het smoren en/of de wurging/strangulatie van het slachtoffer, minst genomen voorwaardelijk opzet besloten ligt. Voor smoren, verwurging en strangulatie is immers nodig dat gedurende enige tijd en met enige kracht de luchtwegen en/of de hals dicht is/zijn gedrukt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat smoren en wurgen/strangulatie dodelijk letsel kunnen veroorzaken en dat de kans op dodelijk letsel daarbij aanmerkelijk is. Smoren en wurging/strangulatie kunnen op zichzelf naar hun uiterlijke verschijningsvorm al worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Dergelijke contra-indicaties ziet de rechtbank in deze zaak niet.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte geen opzet op de dood van het slachtoffer had, ook niet in voorwaardelijke vorm. Volgens de verdediging is een belangrijke contra-indicatie voor het voorwaardelijk opzet dat de verdachte levensreddende handelingen zou hebben verricht, zoals het geven van klapjes op de wangen om het slachtoffer wakker te krijgen, de poging om het slachtoffer te reanimeren en het verslepen van het slachtoffer naar de badkamer om hem daar met water ‘wakker’ te maken.
De rechtbank ziet in het handelen van de verdachte geen levensreddend handelen. Als wordt uitgegaan van de verklaring van de verdachte, dat het slachtoffer als gevolg van de elleboogstoten van de verdachte bewusteloos en met fors letsel op de grond lag, blijkt uit onderzoek aan de telefoon van de verdachte dat hij gedurende enige tijd zijn hand op de mond van het slachtoffer heeft gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank is het houden van een hand op de mond van het slachtoffer geen levensreddende handeling. De verdachte heeft verklaard dat hij met zijn hand de tong uit de mond van het slachtoffer probeerde te halen, dan wel de mond van het slachtoffer open probeerde te houden. Dit is echter niet wat de rechtbank op deze foto ziet.
De foto’s die de verdachte heeft gemaakt van het slachtoffer, dat op die foto’s (zwaar)gewond op de vloer van zijn eigen woning ligt, en die de verdachte meteen of kort na het maken aan een vriend heeft gestuurd, met later de opmerking dat hij zijn verstand had verloren, ziet de rechtbank als contra-indicatie voor het beweerdelijke levensreddende handelen door verdachte.
De verdachte heeft nagelaten om de noodzakelijke hulp in te schakelen en heeft, als zijn verklaring wordt gevolgd, juist geprobeerd te voorkomen dat het slachtoffer (indien hij nog had geleefd) zelf hulp kon inschakelen. De verdachte heeft het slachtoffer immers naar zijn eigen zeggen met een springtouw en riem aan de voeten en handen vastgebonden en de deur van de badkamer gebarricadeerd, waardoor het voor hem niet meer mogelijk zou zijn geweest om, in het geval dat het slachtoffer weer bij bewustzijn zou komen, hulp in te schakelen.
Van een contra-indicatie die in de weg staat aan het aannemen van opzet op de dood van het slachtoffer is dan ook geen sprake. De rechtbank verwerpt dan ook het daartoe strekkende verweer van de verdediging. De verdachte had (minst genomen) voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, toen hij het slachtoffer smoorde en/of wurgde/stranguleerde.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte op 23 september 2023 het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd.
Ten aanzien van feit 2, 3 en 4 (diefstal van goederen uit de woning en (pogingen tot) pinnen met de weggenomen pinpas): bewezenverklaring
4.2.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten 2, 3 en 4 wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4.
4.2.3 Het oordeel van de rechtbank: bewezenverklaring feiten 2, 3 en 4
De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
de bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 6 mei en 7 mei 2025;
de beschrijving van de camerabeelden, waaruit blijkt dat de verdachte op 24 september 2023 met een rolkoffer uit de richting van de woning van het slachtoffer komt lopen; (Voetnoot 29)
- het onderzoek in de woning van het slachtoffer, waarbij geen huissleutels, geen telefoon, en geen pinpas van het slachtoffer worden aangetroffen; (Voetnoot 30)
- het overzicht van de pintransacties met de weggenomen bankpas van het slachtoffer. (Voetnoot 31)
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1, subsidiair
op 23 september 2023 te Utrecht [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door (met kracht) (aanhoudend) (samen)drukkend en/of smorend en/of wurgend geweld/kracht uit te oefenen/toe te passen op de neus en/of de mond en/of de hals/nek van die [slachtoffer] ;
feit 2
op 24 september 2023 te Utrecht, een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy A3), een op naam van die [slachtoffer] gestelde pinpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] ), een rolkoffer en (huis)sleutels, die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3
op tijdstippen in de periode van 25 september 2023 tot en met 1 oktober 2023 te Le Bourget en/of Parijs en/of Nice geldbedragen van
- € 5,20 en/of 2,70 en/of € 2,70 en/of € 8,- (op 25 september 2023 omstreeks 20.05 uur en/of 20.07 uur en/of 22.00 uur en/of 22.37 uur) en/of
- € 6,30 en/of € 2,20 en/of € 2,10 (op 26 september 2023 omstreeks 04.40 uur en/of 07.12 uur en/of 08.11 uur) en/of
- € 3,14 en/of € 6,95 (op 26 september 2023 omstreeks 16.42 uur en/of 19.13 uur) en/of
- € 2,- en/of € 2,- en/of € 10,80 en/of € 3,- en/of € 9,10 en/of € 3,30 en/of € 0,21 (op 27 september 2023 omstreeks 09.13 uur en/of 10.05 uur en/of 14.06 uur en/of 18.06 uur en/of 19.02 uur en/of 19.08 uur en/of 20.31 uur) en/of
- € 0,99 ( op 28 september 2023 omstreeks 17.39 uur) en/of
- € 3,30 ( op 30 september 2023 omstreeks 22.39 uur) en/of
- € 0,21 ( op 1 oktober 2023 omstreeks 20.29 uur),
die aan [slachtoffer] toebehoorden, (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een op naam van die [slachtoffer] gestelde pinpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] ), tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was;
feit 4
op tijdstippen in de periode van 29 september 2023 tot en met 2 oktober 2023 te Nice ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geldbedragen, die aan [slachtoffer] toebehoorden, (telkens) weg te nemen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen en die geldbedragen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, (telkens) heeft getracht te pinnen met een op naam van die [slachtoffer] gestelde pinpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] ), tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was,
te weten geldbedragen van
- € 17 en € 3,83 (op 27 september 2023 omstreeks 18.58 uur en 20.29 uur) en
- € 3,30 en € 9,50 (op 29 september 2023 omstreeks 12.14 uur en 18.49 uur) en
- € 3,30 en € 16,10 (op 1 oktober 2023 omstreeks 16.18 uur en 19.41 uur) en
- € 7,49 ( op 2 oktober 2023 omstreeks 11.10 uur),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
Beslissing
- verklaart het onder feit 1, primair, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren en zes maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis in Nederland en in Frankrijk doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast de teruggave van de inbeslaggenomen telefoon (goednummer: 3244068) aan de verdachte, met dien verstande dat aan de teruggave niet eerder uitvoering wordt gegeven dan nadat de zich op deze telefoon bevindende afbeeldingen van het (overleden) slachtoffer zijn verwijderd, zoals hiervoor onder 9.3. is overwogen;
Benadeelde partij [benadeelde] (ten aanzien van feit 1, subsidiair)
wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 273,97, geheel bestaande uit materiële schade;
veroordeelt de verdachte tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, te weten € 273,97, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2025 tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat € 273,97 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.G.C. Bij de Vaate, voorzitter, mr. J.G. van Ommeren en mr. S.S.I. Jackson, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk en mr. B.S.M. Hevink MSc, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 juni 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
primair
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2023 tot en met 24 september 2023 te
Utrecht [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer] te slaan/stompen/stoten en/of te schoppen/trappen op/tegen het aangezicht en/of elders op/tegen het hoofd en/of op/tegen de hals/nek en/of de romp en/of de rug, althans stomp botsend geweld en/of (samen)drukkende krachtsinwerking uit te oefenen/toe te passen op het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- stomp botsend en/of (aanhoudend) (samen)drukkend en/of smorend en/of wurgend geweld/kracht uit te oefenen/toe te passen op de neus en/of de mond en/of de hals/nek van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] te verslepen waarbij hij, verdachte, druk uitoefende op de hals en/of onder de onderkaak van die [slachtoffer] ,
welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal, en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2023 tot en met 24 september 2023 te Utrecht [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door (met kracht) meermalen, althans eenmaal,
- die [slachtoffer] te slaan/stompen/stoten en/of te schoppen/trappen op/tegen het aangezicht en/of elders op/tegen het hoofd en/of op/tegen de hals/nek en/of de romp en/of de rug, althans stomp botsend geweld en/of (samen)drukkende krachtsinwerking uit te oefenen / toe te passen op het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- stomp botsend en/of (aanhoudend) (samen)drukkend en/of smorend en/of wurgend geweld/kracht uit te oefenen/toe te passen op de neus en/of dc mond en/of de hals/nek van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] te verslepen waarbij hij, verdachte, druk uitoefende op de hals en/of onder de onderkaak van die [slachtoffer] ;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 23 september 2023 tot en met 24 september 2023 te
Utrecht aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere breuken en/of huidscheuren in het gezicht en/of een ontbrekende tand en/of breuken/knikken in de hals en/of breuken in de ribben en/of de lendenwervels heeft toegebracht, door (met kracht) meermalen, althans eenmaal
- die [slachtoffer] te slaan/stompen/stoten en/of te schoppen/trappen op/tegen het aangezicht en/of elders op/tegen het hoofd en/of op/tegen de hals/nek en/of de romp en/of de rug, althans stomp botsend geweld en/of (samen)drukkende krachtsinwerking uit te oefenen / toe te passen op het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- stomp botsend en/of (aanhoudend) (samen)drukkend en/of smorend en/of wurgend geweld/kracht uit te oefenen/toe te passen op de neus en/of de mond en/of de hals/nek
van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] te verslepen waarbij hij, verdachte, druk uitoefende op de hals en/of onder de onderkaak van die [slachtoffer] ,
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
feit 2
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Utrecht, een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy A3) en/of een op naam van die [slachtoffer] gestelde pinpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] ) en/of een (rol)koffer en/of (huis)sleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 september 2023 tot en met 1 oktober 2023 te Le Bourget en/of Parijs en/of Nice, althans in Frankrijk, meermalen, althans eenmaal, (een) geldbedrag(en) van en/of goederen ter waarde van
(te Le Bourget en/of Parijs)
- € 5,20 en/of 2,70 en/of € 2,70 en/of € 8,- (op 25 september 2023 omstreeks 20.05 uur en/of 20.07 uur en/of 22.00 uur en/of 22.37 uur) en/of
- € 6,30 en/of € 2,20 en/of € 2,10 (op 26 september 2023 omstreeks 04.40 uur en/of 07.12 uur en/of 08.11 uur) en/of
(te Nice)
- € 3,14 en/of € 6,95 (op 26 september 2023 omstreeks 16.42 en/of 19.13 uur) en/of
- € 2,- en/of € 2,- en/of € 10,80 en/of € 3,- en/of € 9,10 en/of € 3,30 en/of € 0,21 (op 27 september 2023 omstreeks 09.13 uur en/of 10.05 uur en/of 14.06 uur en/of 18.06 uur en/of 19.02 uur en/of 19.08 uur uur en/of 20.31 uur) en/of
- € 0,99 ( op 28 september 2023 omstreeks 17.39 uur) en/of
- € 3,30 ( op 30 september 2023 omstreeks 22.39 uur) en/of
- € 0,99 en/of € 0,21 (op 1 oktober 2023 omstreeks 20.27 en/of 20.29 uur),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) en/of goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een op naam van die [slachtoffer] gestelde pinpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] ), tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was;
feit 4
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 september 2023 tot en
met 2 oktober 2023 te Nice, althans in Frankrijk, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (een) geldbedrag(en) en/of (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) (telkens) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg geldbedrag(en) en/of goed(eren) van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, (telkens) heeft getracht te pinnen met een op naam van die [slachtoffer] gestelde pinpas (behorende bij rekeningnummer [rekeningnummer] ), tot het gebruik waarvan hij, verdachte, niet gerechtigd was,
te weten (een) geldbedrag(en) van en/of goederen ter waarde van
- € 17 en/of € 3,83 (op 27 september 2023 omstreeks 18.58 uur en/of 20.29 uur) en/of
- € 3,30 en/of € 9,50 (op 29 september 2023 omstreeks 12.14 uur en/of 18.49 uur) en/of
- € 3,30 en/of € 16,10 (op 1 oktober 2023 omstreeks 16.18 uur en/of 19.41 uur) en/of
- € 7,49 ( op 2 oktober 2023 omstreeks 11.10 uur),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.