Rechtbank Midden-Nederland, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBMNE:2025:3073

Op 26 June 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 16.065046.25, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBMNE:2025:3073. De plaats van zitting was Utrecht.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
16.065046.25
Datum uitspraak:
26 June 2025
Datum publicatie:
26 June 2025

Indicatie

Verdachte is veroordeeld terzake identiteitsfraude, oplichting via Marktplaats, bedreiging van familieleden en bedreiging van de politie. Dit laatste door een telefonische melding om een bom bij een politiebureau te plaatsen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16.065046.25 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 26 juni 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,/

ingeschreven op het adres [adres 1] , [postcode 1] [plaats] ,

hierna: de verdachte.

1
Zitting

De strafzaak van verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 12 juni 2025.

Op de zitting waren aanwezig:

- de verdachte;

- de officier van justitie: mr. V.H. van der Horst;

- de advocaat van verdachte: mr. J. de Krijger.

2
Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:

1. op 6 februari 2024 in Assendelft, gemeente Zaanstad en/of Marrum, gemeente Noardeast-Fryslân en/of Groningen opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, te weten de voornaam, achternaam en/of geboortedatum van [benadeelde 1] heeft gebruikt om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van [benadeelde 1] te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;

2. op 6 februari 2024 in Assendelft, gemeente Zaanstad en/of Groningen [benadeelde 2] via oplichting op Marktplaats heeft bewogen tot afgifte van € 137,-;

3. op 1 maart 2025 in Utrecht en/of Assendelft, gemeente Zaanstad, medewerkers en/of ambtenaren werkzaam bij politiebureau [locatie] in Utrecht, althans de Nationale Politie heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door mede te delen dat hij een bom ging plaatsen;

4. op 1 maart 2025 in Assendelft, gemeente Zaanstad en/of Nieuwegein [aangever 1] , [aangever 2] en/of diens partner heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling.

De volledige tekst van de beschuldiging (tenlastelegging) staat in de bijlage bij dit vonnis.

3. Bewijs en de bewezenverklaring
3.1.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat de verdachte alle feiten op de beschuldiging heeft gepleegd.

3.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van feit 3 op de beschuldiging. Tegen de andere feiten op de beschuldiging heeft de verdediging geen bewijsverweren gevoerd.

3.3.

Oordeel van de rechtbank

3.3.1.

Bewijsmiddelen  (Voetnoot 1)

Feiten 1, 2 en 4

De verdachte heeft bekend dat hij feit 1, 2 en 4 van de beschuldiging heeft gepleegd, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard. Dit gaat om de identiteitsfraude (feit 1), de oplichting (feit 2) en de bedreiging (feit 4). Namens hem is ook niet om vrijspraak van deze feiten gevraagd. Daarom hoeft de rechtbank de inhoud van de bewijsmiddelen niet uit te schrijven, maar kan zij volstaan met een opsomming van de door haar gebruikte bewijsmiddelen, namelijk:

Feit 1 – identiteitsfraude

de bekennende verklaring van de verdachte van 12 juni 2025;

het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] van 14 februari 2024; (Voetnoot 2)

- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] van 21 februari 2024; (Voetnoot 3)

- het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van verbalisant [verbalisant] van 20 februari 2024; (Voetnoot 4)

- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 19 februari 2024; (Voetnoot 5)

Feit 2 – oplichting via Marktplaats

de bekennende verklaring van de verdachte van 12 juni 2025;

het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] van 21 februari 2024; (Voetnoot 6)

- het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen van verbalisant [verbalisant] van 20 februari 2024; (Voetnoot 7)

- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 19 februari 2024; (Voetnoot 8)

Feit 4 – bedreiging van familieleden

de bekennende verklaring van de verdachte van 12 juni 2025;

het proces-verbaal van aangifte met bijlagen door [aangever 1] van 1 maart 2025; (Voetnoot 9)

- het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] van 1 maart 2025; (Voetnoot 10)

- een proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 maart 2025. (Voetnoot 11)

Op basis van de verklaringen van de verdachte en de andere gebruikte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte feit 1, 2 en 4 heeft gepleegd. Daarbij merkt de rechtbank op dat verdachte (anders dan tegen de politie) op de zitting heeft gezegd dat hij zijn moeder niet heeft bedreigd. Omdat geen (gedeeltelijke) vrijspraak voor feit 4 is bepleit, en verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt bedreiging, volstaat de rechtbank ook voor dit gedeelte met een opsomming van de bewijsmiddelen.

Feit 3 – bedreiging van de politie

De rechtbank oordeelt daarnaast dat verdachte feit 3 van de beschuldiging heeft gepleegd. Dat oordeel is gebaseerd op de volgende bewijsmiddelen.

De verklaring van verdachte op de zitting

Er is gebeld met mijn telefoonnummer.

Aangifte

Op zaterdag 1 maart 2025 omstreeks 14.12 uur werd het Regionaal Service Centrum van Politie gebeld door een persoon die aangaf een bom op het politiebureau aan de [adres 2] te [plaats] te willen plaatsen. Er was een telefoonnummer bekend van de verdachte, deze zou mogelijk woonachtig zijn in Nieuwegein op de [straat] en gevarenclassificaties hebben voor alcoholist en harddrugsgebruiker. Later bleek dit telefoonnummer te horen bij verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1982. Op zaterdag 1 maart 2025 omstreeks 14.12 uur werd het Regionaal Service Centrum van Politie gebeld door een persoon die aangaf een bom op het politiebureau aan de [adres 2] te [plaats] te willen plaatsen. Er was een telefoonnummer bekend van de verdachte, deze zou mogelijk woonachtig zijn in Nieuwegein op de [straat] en gevarenclassificaties hebben voor alcoholist en harddrugsgebruiker. Later bleek dit telefoonnummer te horen bij verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1982. (Voetnoot 12)

Proces-verbaal van verdenking

Op zaterdag 1 maart 2025, om 14.12 uur kwam er bij het Regionaal Service Centrum Midden- Nederland een telefoongesprek binnen dat 15 seconden duurde. Het telefoongesprek werd gevoerd met telefoonnummer [telefoonnummer] .

In het telefoongesprek werd gezegd:

Vrouw: “Goedemorgen Politie, u spreekt met **. Wat kan ik voor u doen?”Man: “Mevrouw, ik wil graag doorverbonden worden.. Sorry ik ben mijn stem kwijt. Euhm, doorverbonden worden met euhm.. Politiebureau [locatie] .”Vrouw: “Ik kan niet rechtstreeks doorverbinden, maar waar wilt u de collega's over spreken?”Man: “Wat zegt u?” (Voetnoot 13)Vrouw: “Ik kan niet rechtstreek doorverbinden, maar waar wilt u de collega’s over spreken?”Man: “U vraagt mij nu waar ik iemand over wil spreken?”Vrouw: “Ja dat klopt inderdaad.”Man: “Dat ik een bom ga plaatsen, wacht maar”.Hierna werd de verbinding verbroken.

Het Real-Time Intelligence Center (RTIC) deed onderzoek naar de gebruiker van het telefoonnummer. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat het telefoonnummer bij verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1982, te [geboorteplaats] in gebruik is. (Voetnoot 14)

3.3.2.

Bewijsoverweging feit 3

De verdediging heeft namens de verdachte aangevoerd dat de mededeling ‘Dat ik een bom ga plaatsen, wacht maar’ onder deze omstandigheden niet voldoet aan de vereisten die gelden voor bedreiging. De mededeling zou te algemeen zijn om daaruit bij de medewerkers van politiebureau [locatie] de redelijke vrees te laten ontstaan dat verdachte zijn bedreiging ten uitvoer zou leggen. Ook zou verdachte niet het vereiste opzet hebben gehad op het laten ontstaan van vrees bij de politie.

De rechtbank ziet dit anders en is van oordeel dat er zowel sprake was van redelijke vrees voor tenuitvoerlegging, en dat ook sprake was van (voorwaardelijke) opzet bij de verdachte op het ontstaan van vrees en het op de hoogte raken van politiebureau [locatie] . De verdachte heeft de politie gebeld en vroeg meteen om te worden doorverbonden met specifiek politiebureau [locatie] . Toen hij niet werd doorverbonden, zei hij tegen de telefoniste dat hij een bom ging plaatsen. Deze mededeling is concreet en naar zijn aard bedreigend. Omdat de verdachte specifiek verzocht om contact te krijgen met politiebureau [locatie] , leidde zijn mededeling tot de redelijke vrees bij de medewerkers van politiebureau [locatie] dat de verdachte daar een bom zou gaan plaatsen. Die vrees zorgde ook voor het (tijdelijk) sluiten van het bureau. Daarnaast had verdachte zowel opzet op het op het op de hoogte raken van de bedreiging door politiebureau [locatie] , als op het laten ontstaan van vrees bij de bedreigde op de tenuitvoerlegging van de bedreiging. Dat hij er opzet op had dat politiebureau [locatie] op de hoogte raakte van zijn bedreiging blijkt uit het feit dat de verdachte de telefoniste verzocht heeft om hem door te verbinden met dit politiebureau en dat hij, toen dit niet lukte, zijn bedreiging aan haar mededeelde. Zijn opzet op het laten ontstaan van vrees bij de bedreigde blijkt uit de aard van zijn mededeling. Die is zodanig alarmerend dat het opzet op het laten ontstaan van vrees in zijn boodschap besloten ligt.

3.4.

Bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:

1

op 6 februari 2024 te Assendelft, gemeente Zaanstad en/of te Marrum, gemeente Noardeast-Fryslân en/of te Groningen, althans in Nederland,

opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische

persoonsgegevens, van een ander te weten de voor- en achternaam en geboortedatum van [benadeelde 1] heeft gebruikt door een foto van een beveiligingspas met voornoemde persoonsgegevens te versturen aan een potentiële koper (via Marktplaats) om zo het vertrouwen van die potentiële koper te winnen, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;

2

op 6 februari 2024 te Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of te Groningen,

althans in Nederland,

met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,

[benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van 137 euro, door valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid

- zich voor te doen als bonafide verkoper, en

- via een Marktplaatsadvertentie een koffiemachine te koop aan te bieden endaarbij een valse naam en/of Marktplaatsaccount te gebruiken, en

- vervolgens met die [benadeelde 2] overeen te komen dat zij het voornoemde geldbedrag zou storten op een door verdachte beheerde bankrekening, ten behoeve van de aankoop van de koffiemachine, en

- met die [benadeelde 2] overeen te komen dat de koffiemachine per post door hem, verdachte, zou worden verzonden na betaling door die [benadeelde 2] , en

- hierbij een foto van een beveiligingspas met persoonsgegevens van een derde, te weten [benadeelde 1] , te versturen om het vertrouwen van die [benadeelde 2] te winnen,

waardoor [benadeelde 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

3

op 1 maart 2025 te Utrecht en/of te Assendelft, gemeente Zaanstad,

althans in Nederland,

medewerkers van politiebureau [locatie] te Utrecht heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met het Regionaal Service Centrum van de politie te bellen en te vragen of hij kon worden doorverbonden met het politiebureau [locatie] en vervolgens -zakelijk weergegeven- mede te delen dat hij een bom ging plaatsen;

4

hij op of omstreeks 1 maart 2025 te Assendelft, gemeente Zaanstad en/of te Nieuwegein, althans in Nederland,

[aangever 1] , [aangever 2] en diens partner heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangever 2] meerdere berichten via WhatsApp toe te sturen, met daarin de volgende dreigende teksten:

- ' ik ga iedereen kapot maken' en

- ' iedereen moet dood nu' en

- ' ik ga jullie afmaken' en

- ' [B] en [aangever 1] ik ga eerst naar fokkesteeg ik ga dat kreng afmaken ik blaas dat hele kanker huis op jij mag blijven leven je weet immers niet beter [B] gaat er aan al is dit t laatste wat ik doe [A] net gesproken. Ik heb nu een doel. Jullie willen mij dood hebben dus ik ga nu een daad stellen',

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Dat wat meer of anders in de beschuldiging staat kan niet bewezen worden. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4
Kwalificatie en strafbaarheid
4.1

Kwalificatie

De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:

Feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde

biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om

zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;

Feit 2: oplichting;

Feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;

Feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

4.2

Strafbaarheid feiten en strafbaarheid verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5
De straf
5.1.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om aan verdachte de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals die zijn geadviseerd door de reclassering, behalve het contactverbod met de moeder van verdachte. Dat laatste komt doordat de moeder van de verdachte niet duidelijk heeft gemaakt of zij wil dat er een contactverbod komt.

5.2.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging vindt dat de verdachte voor feit 3 op de beschuldiging moet worden vrijgesproken en daar (in elk geval) geen straf voor opgelegd moet krijgen. Daarnaast heeft de verdediging de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de (persoonlijke) omstandigheden die tot de strafbare feiten hebben geleid, de procesopstelling van de verdachte, de (beperkte) ernst van de recente feiten op zijn strafblad en de positieve ontwikkelingen die de verdachte sindsdien heeft doorgemaakt.

5.3.

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte en naar zijn persoonlijke omstandigheden.

5.3.1.

Ernst en omstandigheden van de feiten

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier strafbare feiten. Hij heeft identiteitsfraude gepleegd, een koper op Marktplaats opgelicht, de politie bedreigd en familieleden bedreigd. De verdachte heeft door het plegen van deze feiten onder andere gevoelens van onveiligheid en overlast veroorzaakt bij de betrokkenen.

De verdachte heeft de beveiligingspas van aangever [benadeelde 1] gevonden, deze bewerkt door zijn eigen foto daarop te plaatsen en deze vervolgens gebruikt om aangeefster [benadeelde 2] via Marktplaats op te lichten. Dat zijn gegevens door de verdachte gebruikt zijn, heeft veel impact gemaakt op aangever [benadeelde 1] . De aangever is bang dat zijn gegevens vaker zijn of worden gebruikt en daardoor voelt hij zich onveilig. Ook vreest aangever [benadeelde 1] dat het misbruik van zijn beveiligerspas leidt tot imagoschade voor zijn bedrijf, omdat zijn gegevens zijn gebruikt bij het plegen van een strafbaar feit (de oplichting via Marktplaats). De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij persoonsgegevens van aangever [benadeelde 1] heeft misbruikt voor zijn eigen gewin en dat hij daarbij negatieve gevolgen daarvan voor aangever [benadeelde 1] voor lief heeft genomen. De oplichting, waar aangeefster [benadeelde 2] slachtoffer van is geworden, heeft tot schade geleid bij de aangeefster. Zij heeft betaald voor een koffiezetapparaat wat zij vervolgens nooit heeft ontvangen. Daarmee heeft verdachte de belangen van aangeefster [benadeelde 2] veronachtzaamd. Dit soort feiten leidt tot onveiligheid en wantrouwen in het digitale handelsverkeer en het valt verdachte aan te rekenen dat hij daaraan een bijdrage heeft geleverd.

Verdachte heeft medewerkers van de politie bedreigd door telefonisch mede te delen dat hij een bom zou plaatsen. Doordat hij specifiek politiebureau [locatie] noemde, heeft deze bedreiging ertoe geleid dat de politie genoodzaakt was om dit bureau te sluiten. Dit heeft niet alleen tot veel onrust en overlast geleid, maar het heeft er ook voor gezorgd dat politiemedewerkers niet in staat waren om hun normale werkzaamheden te verrichten en dat het politiebureau gedurende langere tijd onbereikbaar was voor burgers. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij zonder enige aanleiding zoveel commotie en overlast heeft veroorzaakt en dat hij het werk van de politie heeft verstoord. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn moeder, haar partner en zijn stiefzus. Hij heeft doodsbedreigingen naar hen geuit. Ook schreef hij dat hij het huis van zijn stiefzus in brand zou steken, terwijl hij in het verleden daadwerkelijk tot brandstichting bij haar woning is overgegaan. Verdachte had de bedoeling om zijn familieleden de stuipen op het lijf te jagen. Dit alles heeft veel impact gehad op zijn familie. Verdachte had daar geen oog voor en dacht slechts aan zichzelf.

Op de zitting heeft de verdachte alle feiten op de beschuldiging bekend. Hij heeft laten zien dat hij zich bewust is van zijn fouten en heeft spijt betuigd.

5.3.2.

Persoonlijke omstandigheden van de verdachte

Strafblad

Uit het strafblad van de verdachte van 22 mei 2025 blijkt dat hij op 9 april 2024 een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen voor een bedreiging. Daar houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening mee bij de bepaling van de straf.

Reclasseringsadvies

De rechtbank heeft het reclasseringsadvies van 20 mei 2025 over de verdachte gelezen. Dit advies is opgesteld door reclasseringswerker B.A. Weteling van GGZ Fivoor Den Haag. In het reclasseringsadvies staat (samengevat) het volgende. De verdachte is verslaafd aan harddrugs en alcohol en hij heeft de strafbare feiten onder invloed gepleegd. Daarmee bestaat er een direct verband tussen zijn middelenproblematiek en de strafbare feiten. Ook heeft de verdachte schulden en kon hij in de periode van de strafbare feiten niet rondkomen. Daarnaast bestaat een direct verband tussen zijn schuldenproblematiek en de gepleegde strafbare feiten. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij te weinig geld had voor medicatie en hij de bedreigingen pleegde om opgepakt te worden, zodat hij via de politie zijn medicatie zou krijgen. Met de identiteitsfraude en (vervolgens) de oplichting wilde verdachte geld verdienen. Er is beperkt inzicht of ook het psychosociaal functioneren van verdachte een rol heeft gespeeld bij de strafbare feiten.

De reclassering ziet dat de verdachte op dit moment gemotiveerd is voor gedragsverandering. Dat komt mede doordat hij op dit moment permanente huisvesting heeft en een dagbesteding. De reclassering heeft in het verleden ervaren dat zijn motivatie voor gedragsverandering af kan hangen van zijn middelengebruik. Daarom is het noodzakelijk dat de verdachte voor zijn verslavingen wordt behandeld. Ook is dit de reden dat de reclassering het risico op recidive (herhaling) en op het onttrekken aan voorwaarden door de verdachte als hoog inschat.

Al met al adviseert de reclassering bij een veroordeling een gedeeltelijk voorwaardelijke straf, met oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden:

een meldplicht;

ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende opname;

een contactverbod met moeder, diens partner en halfzus; en

middelencontrole.

Tot slot adviseert de reclassering om haar de opdracht te geven om toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden.

5.3.4.

Strafbepaling

De rechtbank heeft voor het opleggen van de straf gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Het zwaartepunt in deze zaak is de bedreiging van het politiebureau door te dreigen met het plaatsen van een bom. Voor een dergelijke bedreiging vindt de rechtbank, gelet op de omschreven ernst van het feit, alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Een dergelijke bedreiging In dit geval komen daar nog de identiteitsfraude, oplichting en bedreiging van zijn moeder, partner en stiefzus. Alles samen rechtvaardigt dat een gevangenisstraf van enkele maanden.

Wel houdt de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee dat de verdachte positieve ontwikkelingen doormaakt, die door een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf kunnen worden gefrustreerd.

Al met al leidt dit tot de volgende straf. De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 73 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte de bijzondere voorwaarden op zoals die zijn geadviseerd door de reclassering, behalve het contactverbod met de moeder van verdachte. De rechtbank legt dit contactverbod niet op, omdat niet vaststaat dat de moeder van de verdachte dit contactverbod wenst en de verdachte heeft toegelicht dat hij ook na de gepleegde bedreiging weer goed contact met zijn moeder heeft gehad.

5.3.5.

De voorlopige hechtenis

De aan verdachte op te leggen straf leidt ertoe dat de rechtbank het geschorste bevel van de voorlopige hechtenis opheft. De op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf is namelijk gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis die verdachte heeft ondergaan.

6
Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen: 14a, 14b, 14c, 57, 63, 231b, 285 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

7
De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat de verdachte feiten 1 tot en met 4 van de beschuldiging heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;

- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1. is vermeld;

strafbaarheid verdachte

- verklaart de verdachte strafbaar;

oplegging straf

veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf van 120 dagen;

bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de straf in mindering zal worden gebracht;

bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf van 73 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;

stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren;

- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:

* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;

* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;

- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte tijdens de proeftijd:

* zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Inforsa

Utrecht op het adres Wittevrouwenkade 6, 3512 CR te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;

* zich laat behandelen door Inforsa, Jellinek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;

* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt met [B] (wonende op de [adres 3] , [postcode 2] [plaats] ) en [aangever 1] ( [geboortedatum] -1995, wonende op de [adres 4] , [postcode 3] [plaats] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;

- geeft de reclassering opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;

voorlopige hechtenis

- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door M.H. Erich, voorzitter, mrs. N.P.J. Janssens en J.B. Duinkerken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juni 2025.

De oudste rechter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

1

hij op of omstreeks 6 februari 2024 te Assendelft, gemeente Zaanstad en/of te Marrum, gemeente Noardeast-Fryslân en/of te Groningen, althans in Nederland,

opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische

persoonsgegevens, van een ander te weten de voor- en achternaam en/of geboortedatum van [benadeelde 1] heeft gebruikt door een foto van een beveiligingspas/legitimatiebewijs met voornoemde persoonsgegevens te versturen aan een potentiële koper (via Marktplaats) om zo het vertrouwen van die potentiële koper te winnen, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;

(Artikel art 231b Wetboek van Strafrecht)

2

hij op of omstreeks 6 februari 2024 te Assendelft, gemeente Zaanstad, en/of te Groningen,

althans in Nederland,

met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,

[benadeelde 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag van 137 euro, door valselijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid

- zich voor te doen als bonafide verkoper, en/of

- via een Marktplaatsadvertentie een koffiemachine te koop aan te bieden en/of (daarbij) een valse naam en/of Marktplaatsaccount te gebruiken, en/of

- ( vervolgens) met die [benadeelde 2] overeen te komen dat zij het voornoemde geldbedrag zou storten op een door verdachte beheerde bankrekening, ten behoeve van de aankoop van de koffiemachine, en/of

- met die [benadeelde 2] overeen te komen dat de koffiemachine per post door hem, verdachte, zou worden verzonden na betaling door die [benadeelde 2] , en/of

- ( hierbij) een foto van een beveiligingspas/legimitatiebewijs met persoonsgegevens van een derde, te weten [benadeelde 1] , te versturen om het vertrouwen van die [benadeelde 2] te winnen,

waardoor [benadeelde 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

3

hij op of omstreeks 1 maart 2025 te Utrecht en/of te Assendelft, gemeente Zaanstad,

althans in Nederland,

medewerkers en/of ambtenaren van/werkzaam bij politiebureau [locatie] te Utrecht, althans de Nationale Politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met het Regionaal Service Centrum van de politie te bellen en/of te vragen of hij kon worden doorverbonden met het politiebureau [locatie] en/of (vervolgens) -zakelijk weergegeven- mede te delen dat hij een bom ging plaatsen;

(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

4

hij op of omstreeks 1 maart 2025 te Assendelft, gemeente Zaanstad en/of te Nieuwegein, althans in Nederland,

(telkens) [aangever 1] , [aangever 2] en/of diens partner heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangever 2] (telkens) meerdere berichten (via WhatsApp) toe te sturen, met daarin de volgende (dreigende) teksten:

- ' ik ga iedereen kapot maken' en/of

- ' iedereen moet dood nu' en/of

- ' ik ga jullie afmaken' en/of

- ' [B] en [aangever 1] ik ga eerst naar fokkesteeg ik ga dat kreng afmaken ik blaas dat hele kanker huis op jij mag blijven leven je weet immers niet beter [B] gaat er aan al is dit t laatste wat ik doe [A] net gesproken. Ik heb nu een doel. Jullie willen mij dood hebben dus ik ga nu een daad stellen',

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoot

Voetnoot 1

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2025065906, doorgenummerd pagina 1 tot en met 125. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.

Voetnoot 2

Pagina 49-52.

Voetnoot 3

Pagina 53-55.

Voetnoot 4

Pagina 56-72.

Voetnoot 5

Pagina 75-77.

Voetnoot 6

Pagina 53-55.

Voetnoot 7

Pagina 56-72.

Voetnoot 8

Pagina 75-77.

Voetnoot 9

Pagina 9-13.

Voetnoot 10

Pagina 96-106.

Voetnoot 11

Pagina 38-48.

Voetnoot 12

Pagina 14.

Voetnoot 13

Pagina 17.

Voetnoot 14

Pagina 18.