4.1
Inleiding
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte is houdster van peuteropvang [naam] in [plaats] . Het terrein bij peuteropvang [naam] ziet er als volgt uit:
(* ivm pseudonimiseren is de foto verwijderd)
In de ochtend van 3 april 2023 was [slachtoffer (voornaam)] aanwezig in [naam] .
Verdachte huurt een lokaal in basisschool [basisschool] . Zowel de peuteropvang als de school maken gebruik van het buitenterrein (schoolplein). Om het schoolplein te betreden gaan bezoekers door de poort van een hek (de blauwe cirkel aan de linkerzijde van het terrein op de overzichtsfoto hierboven). Die poort heeft een (normale) klink en was niet op slot. Tijdens het buitenspelen binden de medewerkers van de peuteropvang een evacuatiekoord om het hek zodat de kinderen op het schoolplein blijven en het plein niet via die poort kunnen verlaten.
Genoemde poort ziet er als volgt uit:
(* ivm pseudonimiseren is de foto verwijderd)
Op de dag van het incident heeft de peuteropvang een moestuin op het buitenterrein in gebruik genomen. De toegang tot de moestuin bestaat uit een klein poortje in een laag hek (op de plek van de paarse cirkel op de overzichtsfoto hierboven).
Het poortje in het hek bij de moestuin ziet het er als volgt uit:
(* ivm pseudonimiseren is de foto verwijderd)
Het poortje kan worden dichtgemaakt met een draaiende schuif. Ook dit poortje was die ochtend niet op slot. De moestuin gaat over in een voetpad naar een pleintje achter het schoolgebouw. Het hek links van het voetpad stopt bij het begin van het talud, oftewel het schuine vlak langs het water. Tussen het talud en het water is geen hek.
In de loop van de ochtend is de peutergroep, waaronder de tweejarige [slachtoffer (voornaam)] , buiten gaan spelen. Als de groep weer binnen is blijkt dat [slachtoffer (voornaam)] ontbreekt. Een leidster van de peutergroep gaat op zoek naar [slachtoffer (voornaam)] en treft hem aan in de sloot net achter het terrein van het kinderdagverblijf. Hulp mocht niet meer baten en [slachtoffer (voornaam)] is ter plekke overleden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
- een proces-verbaal van verhoor verdachte [D] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 april 2023 was ik met [E] en [F] in dienst bij [naam] . (Voetnoot 2) Het evacuatiekoord dient gebruikt te worden om de kinderen bij elkaar te houden. Ik gebruik het om het hek dicht te maken. (Voetnoot 3)
Het evacuatiekoord wordt om het hek heen gedaan op het plein waar we buiten spelen om te voorkomen dat de kinderen naar buiten gaan.
Het evacuatiekoord wordt aan de bovenkant van het hek gedaan, het is een hek met groene spijlen. Ik draai het koord om de spijlen van het hek en de deur zigzaggend vast waardoor deze dus niet meer geopend kan worden.
Langs de oude moestuin loopt een hek wat open staat. Dat hek scheidt de moestuin van het plein. (Voetnoot 4)
Wanneer je in de moestuin bent blijkt er dus geen afscheiding te zijn met de sloot. (Voetnoot 5)
De peuters kunnen het sluitsysteem van het hek (de rechtbank begrijpt: naar de moestuin) zelf openen omdat het een laag hek betreft. [slachtoffer] kwam steeds weer in de moestuin door zelf het hekje te openen.
[slachtoffer (voornaam)] is twee keer in de moestuin geweest. Maar ik heb hem er gelijk weer uitgehaald. (Voetnoot 6)
- een proces-verbaal van verhoor getuige [D] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 april 2023, ik denk om ongeveer 10:55 uur klapte ik in mijn handen, het teken om naar binnen te gaan. Ik heb de ringen, het touw van het hek gehaald.
[slachtoffer (voornaam)] kon het hek zelf openmaken als het touw eraf is.
Ik heb [slachtoffer (voornaam)] voor het laatst gezien toen ik hem bij de hand had en ik hem een ring gaf die aan het touw vastzat. (Voetnoot 7)
- een proces-verbaal van verhoor [E] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer (voornaam)] was al twee keer eerder weggelopen. Ik vond hem 1x op het bruggetje en 1x bij de parkeerplaats. Dit is een aantal maanden geleden. Toen was duidelijk dat hij was weggelopen, omdat hij het hek open kreeg. Hij kon bij de deurklink van het hek. (Voetnoot 8)
- een proces-verbaal van verhoor verdachte [E] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 3 april 2023 ben ik om ongeveer 10:45 uur naar binnen gegaan. Ik merkte meteen op dat [slachtoffer (voornaam)] er niet bij zat. Ik dacht bij mijzelf het water is de gevaarlijkste plek. (Voetnoot 9)
En toen keek ik onder die reling door, en toen zag ik daar een jasje in het water.
[slachtoffer (voornaam)] lag met zijn gezicht naar beneden gedraaid in het water. (Voetnoot 10)
Naast [slachtoffer (voornaam)] is [G (voornaam)] ook wel eens weggelopen. 5-6 keer. (Voetnoot 11)
- een geschrift, te weten een schouwverslag van 3 april 2023, opgemaakt door [H] , forensisch arts, voor zover inhoudende:
Cliënt [slachtoffer]
Geboren op [geboortedatum] -2020
Overlijdensdatum [overlijdensdatum] -2023
Conclusie
Niet natuurlijk overlijden door verdrinking. (Voetnoot 12)
- een geschrift zijnde een uittreksel Kamer van Koophandel van 5 juni 2020:
Wijziging: Inschrijven vestiging (zonder onderneming)
Wijziging voor
Organisatie: [verdachte]
KvK-nummer [Kvk-nummer]
Vestigingsnummer [vestigingsnummer]
Vestigingsnaam
Naam van de vestiging: [naam]
Toe te voegen activiteiten: peuteropvang
Adres: [adres 2] , [postcode 2] [plaats] (Voetnoot 13)
Schuld
Voor het aannemen van schuld als delictsbestanddeel in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet het gaan om een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De dader had anders moeten handelen (verwijtbaarheid) en anders kunnen handelen (vermijdbaarheid). Een en ander wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is afhankelijk van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Overigens moeten de aard en de ernst van de gevolgen van het ten laste gelegde bij de beoordeling van de mate van schuld buiten beschouwing worden gelaten, hoe tragisch dat gevolg ook is. Wel dient vast komen te staan dat tussen de gemaakte fout en de dood voldoende oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat, terwijl tot slot voor culpoze strafbaarheid de voorzienbaarheid nog steeds als een voorwaarde geldt.
De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen tot de conclusie dat [slachtoffer (voornaam)] het terrein van de kinderopvang heeft verlaten, maar dat niet kan worden vastgesteld of hij via de toegangspoort tot het schoolplein of via het poortje van de moestuin is gegaan. Dit neemt niet weg dat [slachtoffer (voornaam)] het terrein van de opvang heeft kunnen verlaten via een deze twee poorten, waarna hij vervolgens in het aan het terrein grenzende water terecht is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de zorgvuldigheid eist dat deze poorten op een normale en veilige manier afgesloten waren, zodat deze niet geopend konden worden door kleine kinderen. Daar was in dit geval geen sprake van. Beide poorten kon [slachtoffer (voornaam)] zelf openen. De medewerkers wisten dit en dit was ook die dag nog gebleken, omdat [slachtoffer (voornaam)] die dag al tweemaal zonder toezicht in de moestuin was aangetroffen. Ook blijkt uit de verklaring van een medewerkster dat [slachtoffer (voornaam)] al maanden eerder tweemaal buiten het terrein was aangetroffen (waarvan eenmaal op het bruggetje buiten het terrein). Ook was [G (voornaam)] , een ander kindje dat bij de kinderopvang verbleef, al meerdere malen weggelopen.
Wat betreft het toegangshek tot het schoolplein merkt de rechtbank nog specifiek op dat het gebruik van het evacuatiekoord om het hek dicht te houden, onvoldoende is. Daarbij komt dat dit koord slechts als ‘slot’ werd gebruikt door de medewerkers van de kinderopvang als de kinderen buiten aan het spelen waren.
De rechtbank is van oordeel dat beide uitgangen van het terrein van de kinderopvang, dat grensde aan het water, onvoldoende waren afgesloten. Verdachte is daardoor verwijtbaar tekortgeschoten in haar zorg voor een veilige buitenruimte voor de kinderen.
Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat in het Beleid Veiligheid en Gezondheid van [naam] van december 2022, dat gold op 3 april 2023, weliswaar het risico op vermissing/weglopen is genoemd, maar dat het risico op verdrinking daarin niet concreet wordt beschreven.
Het eerdere weglopen van [slachtoffer (voornaam)] (en van [G (voornaam)] ) en de wetenschap dat [slachtoffer (voornaam)] zelf de hekken kon openmaken, had voor verdachte aanleiding moeten zijn om reeds bestaand beleid te evalueren en vervolgens aan te passen en te actualiseren. Dat is niet gebeurd.
Verdachte heeft daarom onvoldoende zorg gedragen voor het opstellen van beleid dat de veiligheid van kinderen zoveel mogelijk waarborgt.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door onvoldoende zorg te dragen voor een veilige buitenruimte en onvoldoende zorg te dragen voor het opstellen van beleid dat de veiligheid en gezondheid van de kinderen zoveel mogelijk waarborgt aanmerkelijk onachtzaam en nalatig heeft gehandeld. Hierdoor kon [slachtoffer (voornaam)] in het naast het terrein van de opvang gelegen water terechtkomen en is hij verdronken.
Toerekening aan de rechtspersoon
Een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de verboden gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon.
De rechtbank overweegt dat de zorg voor en het waarborgen van een veilige omgeving voor kinderen één van de kerntaken is voor een stichting die zich bezighoudt met kinderopvang, zodat voortdurende aandacht hiervoor past binnen de normale bedrijfsvoering. De verdachte heeft onvoldoende aandacht besteed aan een reeds bestaande onveilige situatie, te weten een sloot zonder omheining achter de moestuin, die bereikbaar is via een laag poortje dat niet was afgesloten en door kinderen geopend kon worden, en een toegangspoort in een hek tussen de weg en het binnenterrein die niet op slot was en eveneens door kinderen geopend kon worden. De verdachte heeft de mogelijke risico’s van deze situatie, zoals verdrinking, niet concreet beschreven in het veiligheidsbeleid van [naam] en heeft onvoldoende maatregelen genomen om deze gevaren in te perken of weg te nemen. Daarmee heeft de verdachte in strijd gehandeld met haar algemene ongeschreven zorgplicht voor de veiligheid van de kinderen op haar kinderopvang, terwijl het in haar macht en mogelijkheden lag om dit wel te doen. De rechtbank kwalificeert de afwezigheid van concreet beleid en concrete maatregelen gericht op het voorkomen van verdrinking als aanmerkelijk onachtzaam en nalatig.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte kan worden toegerekend dat [slachtoffer (voornaam)] in het naast de kinderopvang gelegen water is terechtgekomen waardoor hij is verdronken.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – dood door schuld.