Rechtbank Midden-Nederland, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBMNE:2025:3149

Op 2 July 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 16.204823-24 (P), bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBMNE:2025:3149. De plaats van zitting was Utrecht.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
16.204823-24 (P)
Datum uitspraak:
2 July 2025
Datum publicatie:
1 July 2025

Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan dood door schuld door aanmerkelijk onachtzaam en nalatig te handelen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte onvoldoende zorg heeft gedragen voor een veilige buitenruimte. Daarnaast heeft verdachte onvoldoende beleid opgesteld dat de veiligheid en gezondheid van de kinderen zoveel mogelijk waarborgt. Hierdoor is het slachtoffer in het achter het terrein van de opvang gelegen water terechtkomen en is hij verdronken.

De rechtbank legt verdachte een geldboete op van € 30.000,- waarvan € 25.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16.204823-24 (P)

Vonnis van de meervoudige kamer van 2 juli 2025

in de strafzaak tegen

[verdachte]

statutair gevestigd aan de [adres 1] , [postcode 1] [plaats]

ter zitting vertegenwoordigd door haar bestuurder, [A] ,

hierna aan te duiden als: de verdachte.

1
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit onderzoek is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 juni 2025.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. N. Schapendonk en G. Alagahgi (verder apart en tezamen de officier van justitie te noemen) en van wat namens de verdachte en haar raadsman mr. I. Appel, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht. Namens de ouders van het slachtoffer [slachtoffer] (verder te noemen: [slachtoffer (voornaam)] ) is mr. E.J. Overwater, advocaat te Goes, aanwezig.

De moeder van [slachtoffer (voornaam)] , [B] , heeft, mede namens de vader van [slachtoffer (voornaam)] , [C] , gebruik gemaakt van het spreekrecht.

2
TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt erop neer dat de Stichting:

op 3 april 2023 in [plaats] , als houder/exploitant van een kindercentrum waar kinderopvangvestiging [naam] onderdeel van uitmaakt, zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, ten gevolge waarvan het aan haar zorg toevertrouwde kind [slachtoffer] te water is geraakt, waardoor het aan haar schuld te wijten is dat [slachtoffer] door verdrinking is overleden.

3
VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4
WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1

Inleiding

De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting de volgende feiten en omstandigheden vast.

De verdachte is houdster van peuteropvang [naam] in [plaats] . Het terrein bij peuteropvang [naam] ziet er als volgt uit:

(* ivm pseudonimiseren is de foto verwijderd)

In de ochtend van 3 april 2023 was [slachtoffer (voornaam)] aanwezig in [naam] .

Verdachte huurt een lokaal in basisschool [basisschool] . Zowel de peuteropvang als de school maken gebruik van het buitenterrein (schoolplein). Om het schoolplein te betreden gaan bezoekers door de poort van een hek (de blauwe cirkel aan de linkerzijde van het terrein op de overzichtsfoto hierboven). Die poort heeft een (normale) klink en was niet op slot. Tijdens het buitenspelen binden de medewerkers van de peuteropvang een evacuatiekoord om het hek zodat de kinderen op het schoolplein blijven en het plein niet via die poort kunnen verlaten.

Genoemde poort ziet er als volgt uit:

(* ivm pseudonimiseren is de foto verwijderd)

Op de dag van het incident heeft de peuteropvang een moestuin op het buitenterrein in gebruik genomen. De toegang tot de moestuin bestaat uit een klein poortje in een laag hek (op de plek van de paarse cirkel op de overzichtsfoto hierboven).

Het poortje in het hek bij de moestuin ziet het er als volgt uit:

(* ivm pseudonimiseren is de foto verwijderd)

Het poortje kan worden dichtgemaakt met een draaiende schuif. Ook dit poortje was die ochtend niet op slot. De moestuin gaat over in een voetpad naar een pleintje achter het schoolgebouw. Het hek links van het voetpad stopt bij het begin van het talud, oftewel het schuine vlak langs het water. Tussen het talud en het water is geen hek.

In de loop van de ochtend is de peutergroep, waaronder de tweejarige [slachtoffer (voornaam)] , buiten gaan spelen. Als de groep weer binnen is blijkt dat [slachtoffer (voornaam)] ontbreekt. Een leidster van de peutergroep gaat op zoek naar [slachtoffer (voornaam)] en treft hem aan in de sloot net achter het terrein van het kinderdagverblijf. Hulp mocht niet meer baten en [slachtoffer (voornaam)] is ter plekke overleden.

4.2

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.

4.3

Het standpunt van de verdediging

Namens de verdachte heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij bepleit dat geen sprake is van verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam dan wel nalatig handelen, zodat schuld ontbreekt.

De standpunten van de raadsman worden - voor zover van belang voor de beoordeling - besproken onder het oordeel van de rechtbank.

4.4

Het oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen  (Voetnoot 1)

- een proces-verbaal van verhoor verdachte [D] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op 3 april 2023 was ik met [E] en [F] in dienst bij [naam](Voetnoot 2) Het evacuatiekoord dient gebruikt te worden om de kinderen bij elkaar te houden. Ik gebruik het om het hek dicht te maken. (Voetnoot 3)

Het evacuatiekoord wordt om het hek heen gedaan op het plein waar we buiten spelen om te voorkomen dat de kinderen naar buiten gaan.

Het evacuatiekoord wordt aan de bovenkant van het hek gedaan, het is een hek met groene spijlen. Ik draai het koord om de spijlen van het hek en de deur zigzaggend vast waardoor deze dus niet meer geopend kan worden.

Langs de oude moestuin loopt een hek wat open staat. Dat hek scheidt de moestuin van het plein. (Voetnoot 4)

Wanneer je in de moestuin bent blijkt er dus geen afscheiding te zijn met de sloot.  (Voetnoot 5)

De peuters kunnen het sluitsysteem van het hek (de rechtbank begrijpt: naar de moestuin) zelf openen omdat het een laag hek betreft. [slachtoffer] kwam steeds weer in de moestuin door zelf het hekje te openen.

[slachtoffer (voornaam)] is twee keer in de moestuin geweest. Maar ik heb hem er gelijk weer uitgehaald. (Voetnoot 6)

- een proces-verbaal van verhoor getuige [D] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op 3 april 2023, ik denk om ongeveer 10:55 uur klapte ik in mijn handen, het teken om naar binnen te gaan. Ik heb de ringen, het touw van het hek gehaald.

[slachtoffer (voornaam)] kon het hek zelf openmaken als het touw eraf is.

Ik heb [slachtoffer (voornaam)] voor het laatst gezien toen ik hem bij de hand had en ik hem een ring gaf die aan het touw vastzat. (Voetnoot 7)

- een proces-verbaal van verhoor [E] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

[slachtoffer (voornaam)] was al twee keer eerder weggelopen. Ik vond hem 1x op het bruggetje en 1x bij de parkeerplaats. Dit is een aantal maanden geleden. Toen was duidelijk dat hij was weggelopen, omdat hij het hek open kreeg. Hij kon bij de deurklink van het hek. (Voetnoot 8)

- een proces-verbaal van verhoor verdachte [E] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op 3 april 2023 ben ik om ongeveer 10:45 uur naar binnen gegaan. Ik merkte meteen op dat [slachtoffer (voornaam)] er niet bij zat. Ik dacht bij mijzelf het water is de gevaarlijkste plek. (Voetnoot 9)

En toen keek ik onder die reling door, en toen zag ik daar een jasje in het water.

[slachtoffer (voornaam)] lag met zijn gezicht naar beneden gedraaid in het water. (Voetnoot 10)

Naast [slachtoffer (voornaam)] is [G (voornaam)] ook wel eens weggelopen. 5-6 keer.  (Voetnoot 11)

- een geschrift, te weten een schouwverslag van 3 april 2023, opgemaakt door [H] , forensisch arts, voor zover inhoudende:

Cliënt [slachtoffer]

Geboren op [geboortedatum] -2020

Overlijdensdatum [overlijdensdatum] -2023

Conclusie

Niet natuurlijk overlijden door verdrinking. (Voetnoot 12)

- een geschrift zijnde een uittreksel Kamer van Koophandel van 5 juni 2020:

Wijziging: Inschrijven vestiging (zonder onderneming)

Wijziging voor

Organisatie: [verdachte]

KvK-nummer [Kvk-nummer]

Vestigingsnummer [vestigingsnummer]

Vestigingsnaam

Naam van de vestiging: [naam]

Toe te voegen activiteiten: peuteropvang

Adres: [adres 2] , [postcode 2] [plaats] (Voetnoot 13)

Schuld

Voor het aannemen van schuld als delictsbestanddeel in artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet het gaan om een verwijtbare aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De dader had anders moeten handelen (verwijtbaarheid) en anders kunnen handelen (vermijdbaarheid). Een en ander wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is afhankelijk van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Overigens moeten de aard en de ernst van de gevolgen van het ten laste gelegde bij de beoordeling van de mate van schuld buiten beschouwing worden gelaten, hoe tragisch dat gevolg ook is. Wel dient vast komen te staan dat tussen de gemaakte fout en de dood voldoende oorzakelijk verband (causaliteit) bestaat, terwijl tot slot voor culpoze strafbaarheid de voorzienbaarheid nog steeds als een voorwaarde geldt.

De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen tot de conclusie dat [slachtoffer (voornaam)] het terrein van de kinderopvang heeft verlaten, maar dat niet kan worden vastgesteld of hij via de toegangspoort tot het schoolplein of via het poortje van de moestuin is gegaan. Dit neemt niet weg dat [slachtoffer (voornaam)] het terrein van de opvang heeft kunnen verlaten via een deze twee poorten, waarna hij vervolgens in het aan het terrein grenzende water terecht is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat de zorgvuldigheid eist dat deze poorten op een normale en veilige manier afgesloten waren, zodat deze niet geopend konden worden door kleine kinderen. Daar was in dit geval geen sprake van. Beide poorten kon [slachtoffer (voornaam)] zelf openen. De medewerkers wisten dit en dit was ook die dag nog gebleken, omdat [slachtoffer (voornaam)] die dag al tweemaal zonder toezicht in de moestuin was aangetroffen. Ook blijkt uit de verklaring van een medewerkster dat [slachtoffer (voornaam)] al maanden eerder tweemaal buiten het terrein was aangetroffen (waarvan eenmaal op het bruggetje buiten het terrein). Ook was [G (voornaam)] , een ander kindje dat bij de kinderopvang verbleef, al meerdere malen weggelopen.

Wat betreft het toegangshek tot het schoolplein merkt de rechtbank nog specifiek op dat het gebruik van het evacuatiekoord om het hek dicht te houden, onvoldoende is. Daarbij komt dat dit koord slechts als ‘slot’ werd gebruikt door de medewerkers van de kinderopvang als de kinderen buiten aan het spelen waren.

De rechtbank is van oordeel dat beide uitgangen van het terrein van de kinderopvang, dat grensde aan het water, onvoldoende waren afgesloten. Verdachte is daardoor verwijtbaar tekortgeschoten in haar zorg voor een veilige buitenruimte voor de kinderen.

Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat in het Beleid Veiligheid en Gezondheid van [naam] van december 2022, dat gold op 3 april 2023, weliswaar het risico op vermissing/weglopen is genoemd, maar dat het risico op verdrinking daarin niet concreet wordt beschreven.

Het eerdere weglopen van [slachtoffer (voornaam)] (en van [G (voornaam)] ) en de wetenschap dat [slachtoffer (voornaam)] zelf de hekken kon openmaken, had voor verdachte aanleiding moeten zijn om reeds bestaand beleid te evalueren en vervolgens aan te passen en te actualiseren. Dat is niet gebeurd.

Verdachte heeft daarom onvoldoende zorg gedragen voor het opstellen van beleid dat de veiligheid van kinderen zoveel mogelijk waarborgt.

De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door onvoldoende zorg te dragen voor een veilige buitenruimte en onvoldoende zorg te dragen voor het opstellen van beleid dat de veiligheid en gezondheid van de kinderen zoveel mogelijk waarborgt aanmerkelijk onachtzaam en nalatig heeft gehandeld. Hierdoor kon [slachtoffer (voornaam)] in het naast het terrein van de opvang gelegen water terechtkomen en is hij verdronken.

Toerekening aan de rechtspersoon

Een rechtspersoon kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de desbetreffende gedraging redelijkerwijs aan die rechtspersoon kan worden toegerekend. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waartoe mede behoort de aard van de verboden gedraging. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon.

De rechtbank overweegt dat de zorg voor en het waarborgen van een veilige omgeving voor kinderen één van de kerntaken is voor een stichting die zich bezighoudt met kinderopvang, zodat voortdurende aandacht hiervoor past binnen de normale bedrijfsvoering. De verdachte heeft onvoldoende aandacht besteed aan een reeds bestaande onveilige situatie, te weten een sloot zonder omheining achter de moestuin, die bereikbaar is via een laag poortje dat niet was afgesloten en door kinderen geopend kon worden, en een toegangspoort in een hek tussen de weg en het binnenterrein die niet op slot was en eveneens door kinderen geopend kon worden. De verdachte heeft de mogelijke risico’s van deze situatie, zoals verdrinking, niet concreet beschreven in het veiligheidsbeleid van [naam] en heeft onvoldoende maatregelen genomen om deze gevaren in te perken of weg te nemen. Daarmee heeft de verdachte in strijd gehandeld met haar algemene ongeschreven zorgplicht voor de veiligheid van de kinderen op haar kinderopvang, terwijl het in haar macht en mogelijkheden lag om dit wel te doen. De rechtbank kwalificeert de afwezigheid van concreet beleid en concrete maatregelen gericht op het voorkomen van verdrinking als aanmerkelijk onachtzaam en nalatig.

Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte kan worden toegerekend dat [slachtoffer (voornaam)] in het naast de kinderopvang gelegen water is terechtgekomen waardoor hij is verdronken.

Conclusie

Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – dood door schuld.

5
BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:

op 3 april 2023 in [plaats] aanmerkelijk, onachtzaam en nalatig heeft gehandeld door, als houder/exploitant van een kindercentrum waar kinderopvangvestiging [naam] onderdeel van uitmaakt,

a. niet, althans onvoldoende zorg te dragen voor het opstellen van beleid dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk waarborgt, conform artikel 4 van het Besluit Kwaliteit Kinderopvang, immers heeft verdachte: - het risico op verdrinking dat het aan de buitenruimte van [naam] grenzende water met zich mee bracht niet concreet beschreven in het veiligheids- en gezondheidsbeleid van [naam] , en/of - voornoemd beleid onvoldoende geëvalueerd en /of geactualiseerd, ook niet nadat het aan haar zorg toevertrouwde kind [slachtoffer] eerder was weggelopen en aangetroffen op de brug bij het aan de buitenruimte van [naam] grenzende water en - niet de noodzakelijke maatregelen genomen om dit risico (voldoende) in te perken en

d. onvoldoende zorg te dragen voor een veilige buitenruimte, conform art. 10 van het Besluit Kwaliteit Kinderopvang, immers waren de toegangswegen naar het aan de buitenruimte van [naam] grenzende water onvoldoende afgesloten, waardoor het risico op vermissing en /of verdrinking is ontstaan

ten gevolge waarvan het aan haar zorg toevertrouwde kind [slachtoffer] te water is geraakt, waardoor het aan haar schuld te wijten is dat [slachtoffer] door verdrinking is overleden.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De Stichting wordt hiervan vrijgesproken.

6
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:

aan haar schuld de dood van een ander te wijten zijn, begaan door een rechtspersoon.

7
STRAFBAARHEID VAN DE STICHTING

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8
OPLEGGING VAN STRAF
8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:

- een geldboete van € 30.000,- waarvan een gedeelte van € 25.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.

8.2

Het standpunt van de verdediging

Door de verdediging zijn, in lijn met de bepleite vrijspraak, geen andere dan bewijsverweren gevoerd.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.

Doordat verdachte onvoldoende heeft gezorgd voor een veilige buitenruimte en voor beleid dat de veiligheid van de kinderen zoveel mogelijk waarborgt, is de twee jaar oude [slachtoffer (voornaam)] in het water achter de kinderopvang terechtgekomen. Daardoor heeft verdachte schuld aan de verdrinking van [slachtoffer (voornaam)] . Het gaat om een noodlottige gebeurtenis die een onbeschrijfelijk verdriet heeft teweeggebracht, in de eerste plaats voor de ouders van [slachtoffer (voornaam)] en de andere familieleden van [slachtoffer (voornaam)] .

Op zitting hebben [slachtoffer (voornaam)] zijn ouders onder woorden gebracht wat het gemis van [slachtoffer (voornaam)] voor hen betekent. Met dit gemis zullen zij de rest van hun leven geconfronteerd blijven. Dit geldt ook voor [slachtoffer (voornaam)] broertje die hem nu alleen zal kennen van verhalen, foto’s en video’s.

Daarnaast heeft de noodlottige gebeurtenis met [slachtoffer (voornaam)] op verdere betrokkenen, onder wie de medewerkers van de kinderopvang, een grote impact gehad. In een zaak als deze kan een veroordelend vonnis het verlies niet compenseren of goed maken. Het opleggen van een straf zal zich nooit goed verhouden tot de impact die het ongeval op de levens van de nabestaanden heeft. Een veroordelend vonnis en daarbij het opleggen van een straf, kan wel bijdragen aan een bewustzijn waardoor een dergelijke noodlottige gebeurtenis niet nogmaals plaatsvindt. Dit heeft de moeder van [slachtoffer (voornaam)] in haar slachtofferverklaring ter zitting ook naar voren gebracht.

Bij de vaststelling dat de verdachte een verwijt kan worden gemaakt, past een bestraffing waarmee niet alleen aan deze kinderopvang maar ook aan soortgelijke instellingen het signaal wordt gegeven dat aan de veiligheid van kinderen steeds de hoogste prioriteit moet worden gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank kan op een dergelijk feit in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een aanzienlijke geldboete.

Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen geldboete heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de verdachte geen winstoogmerk heeft en van bijdragen van ouders en eventuele subsidies moet bestaan. Het opleggen van een geldboete zal er in de praktijk op neerkomen dat deze indirect door ouders wordt opgebracht; deze gaat bovendien mogelijk ten koste van de kwaliteit van de kinderopvang bij de verdachte.

Gezien de ernst van het feit alsmede het verwijt dat de verdachte treft, ziet de rechtbank aanleiding om een aanzienlijke geldboete op te leggen, met dien verstande dat vanwege het voorgaande een groot deel daarvan voorwaardelijk zal worden opgelegd. Ook met het doel de verdachte te stimuleren om in de toekomst dergelijke feiten te voorkomen.

Gezien het bovenstaande acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal zij deze eis volgen. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 30.000,- waarvan € 25.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

9
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 14a, 14b, 14c, 23, 51, 307 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10
BESLISSING

De rechtbank:

Bewezenverklaring

- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in paragraaf 5 is vermeld;

- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij;

Strafbaarheid

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 6 is vermeld;

- verklaart de verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt de verdachte tot een geldboete ter hoogte van € 30.000,- (dertigduizend euro);

- bepaalt dat een gedeelte van deze geldboete, te weten € 25.000,- (vijfentwintigduizend euro), niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Dit vonnis is gewezen door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mrs. L.M. Reijnierse en S.E. van den Brink, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. M.A. van Loon en J. van der Steege, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juli 2025.

Bijlage: de tenlastelegging

Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

zij op of omstreeks 3 april 2023 in [plaats] , zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig,

onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld door,

als houder/exploitant van een kindercentrum waar kinderopvangvestiging [naam] onderdeel van uitmaakt,

a. niet, althans onvoldoende zorg te dragen voor het opstellen van beleid dat de

veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk waarborgt,

conform artikel 4 van het Besluit Kwaliteit Kinderopvang, immers heeft verdachte:

- het risico op verdrinking dat het aan de buitenruimte van [naam] grenzende

water met zich mee bracht niet, althans onvoldoende concreet beschreven in het

veiligheids- en gezondheidsbeleid van [naam] , en/of - voornoemd beleid niet,

althans onvoldoende geëvalueerd en/of geactualiseerd, ook niet nadat het aan haar

zorg toevertrouwde kind [slachtoffer] eerder was weggelopen en aangetroffen op de

brug bij het aan de buitenruimte van [naam] grenzende water en/of nadat de

bosschages tussen de buitenruimte van [naam] en het water waren gesnoeid,

en/of

- ( daardoor) niet de noodzakelijke maatregelen genomen om dit risico (voldoende)

in te perken, althans niet toereikend toezicht op de uitvoering van de bedoelde

maatregelen uitgeoefend en/of niet toereikend zorggedragen voor de handhaving

van de naleving van deze maatregelen, en/of

b. niet, althans onvoldoende zorg te dragen voor het informeren van de

beroepskrachten van [naam] over het risico op vermissing en/of verdrinking van

de aan hun zorg toevertrouwde kinderen, en/of

c. niet, althans onvoldoende zorg te dragen voor het inlichten en/of opleiden van de

beroepskrachten van [naam] op het gebied van het melden van incidenten en

(bijna-) ongevallen, en/of

d. niet, althans onvoldoende zorg te dragen voor een veilige buitenruimte, conform

art. 10 van het Besluit Kwaliteit Kinderopvang, immers waren de toegangswegen

naar het aan de buitenruimte van [naam] grenzende water niet, althans

onvoldoende afgesloten, waardoor het risico op vermissing en/of verdrinking is

ontstaan, en/of

e. niet, althans onvoldoende te reageren/handelen na meldingen/verzoeken van de

beroepskrachten met betrekking tot het benodigde extra toezicht op [slachtoffer]

ten gevolge waarvan het aan haar zorg toevertrouwde kind [slachtoffer] te water is

geraakt, waardoor het aan haar schuld te wijten is dat [slachtoffer] door

verdrinking is overleden;

Voetnoot

Voetnoot 1

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 juni 2024 (einddossier), genummerd MD1R023025, opgemaakt door politie Midden-Nederland, pagina’s 1 tot en met 650. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Alle opgenomen bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.

Voetnoot 2

Pagina 37.

Voetnoot 3

Pagina 39.

Voetnoot 4

Pagina 40.

Voetnoot 5

Pagina 41.

Voetnoot 6

Pagina 42.

Voetnoot 7

Pagina 32.

Voetnoot 8

Pagina 50.

Voetnoot 9

Pagina 60.

Voetnoot 10

Pagina 61

Voetnoot 11

Pagina 79.

Voetnoot 12

Schouwverslag d.d. 3 april 2023, door mevr. [H] , forensisch arts KNMG, p. 1-2.

Voetnoot 13

Aanvullend procesdossier II, p. 6.