De verdachte was sinds 2010 mantelzorger van haar oom [oom] (hierna: [oom] ) en haar tante [tante] (hierna: [tante] ). Vanaf 2010 woonde [tante] in verzorgingstehuis [verzorgingshuis] en vanaf zomer 2012 woonde [oom] in verpleeghuis [verzorgingshuis] .
Op 19 december 2012 hebben [oom] en [tante] aan de verdachte een notariële volmacht gegeven om hun financiële belangen te behartigen. De verdachte kreeg daarbij de beschikking over de bankrekeningen en de bijbehorende bankpassen van haar oom en tante. De volmacht kende een aantal beperkingen.
[oom] en [tante] hadden één zoon, [zoon] . [zoon] is overleden op [2013] . [zoon] had twee zonen, [benadeelde 2] en [benadeelde 1] (hierna [benadeelde 2] en [benadeelde 1] ).
[oom] is op [2015] overleden. Zijn kleinzonen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] waren, samen met hun oma [tante] , de erfgenamen van [oom] .
Op 25 maart 2016 hebben [benadeelde 2] en [benadeelde 1] aangifte gedaan van verduistering (misbruik maken van een wettelijke volmacht) door de verdachte. De verdachte zou, samen met haar toenmalige partner en tevens medeverdachte [medeverdachte] , grote geldbedragen van hun opa en oma hebben uitgegeven, zonder daartoe gerechtigd te zijn. De verdachte zou haar beschikkingsbevoegdheid ernstig misbruikt hebben door in strijd met de verkregen volmacht meerdere schenkingen aan zichzelf en aan derden te doen, meerdere geldbedragen met als omschrijving ‘lening’ aan zichzelf over te maken, betalingen te doen die ten gunste van verdachte [verdachte] zelf kwamen en vele contante geldopnames hebben verricht.
De verdachte erkent dat zij overboekingen heeft gedaan van de rekeningen van [oom] en [tante] en dat zij grote bedragen van de rekeningen van [oom] en [tante] heeft gepind, maar zij stelt dat zij dit met toestemming van haar oom heeft gedaan. Het grootste deel van het geld is naar de verbouwing van het restaurant en hotel van medeverdachte [medeverdachte] in Turkije gegaan. [oom] is overleden op [2016] .
De verdachte is op 17 juli 2018 door de politie aangehouden voor verhoor en op 10 juni 2021 heeft het Openbaar Ministerie de verdediging laten weten de verdachte te zullen dagvaarden voor de meervoudige kamer. Op 27 juli 2024 is de dagvaarding aan de verdachte betekend.
De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat zij, samengevat:
Feit 1: primair
zich in de periode van 8 augustus 2012 tot en met 6 oktober 2017 in Houten/ Leerdam/Utrecht, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan diefstal van in totaal € 239.439,59 van [oom] en [tante] (of hun erfgenamen) door onbevoegd gebruik te maken van wachtwoorden en codes (bestaande uit digitale bankoverschrijvingen en/of overboekingen en/of elektronische betalingen naar o.a. de eigen rekening van verdachteen/of naar de rekening van [medeverdachte] en/of naar de rekening van [A] en/of naar [bedrijf] te Nieuwegein en/of naar het CJIB);
subsidiair is dit ten laste gelegd als verduistering in vereniging;meer subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid aan het onder 1 primair (gekwalificeerde diefstal) ten laste gelegde;meest subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid aan het onder 1 subsidiair tenlastegelegde (verduistering);
Feit 2: primair
zich in de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 oktober 2017 te Houten/ Leerdam/ Utrecht/Vianen, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan diefstal van in totaal € 230.823,17 van [oom] en [tante] (of hun erfgenamen), door onbevoegd gebruik van bankpassen (bestaande uit geldopnames en/of pinbetalingen bij o.a. Holland Casino en/of Mediamarkt en/of DMG Meubelen);
subsidiair is dit ten laste gelegd als verduistering in vereniging;meer subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid aan het onder 2 primair (gekwalificeerde diefstal) ten laste gelegde;meest subsidiair is dit ten laste gelegd als medeplichtigheid aan het onder 2 subsidiair ten laste gelegde (verduistering).
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage I bij dit vonnis.
5
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Recht op een eerlijk proces
5.1.1 Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte stelt dat de verdachte het recht op een eerlijk proces is ontnomen nu zij niet in staat is gesteld zich op een adequate wijze te verdedigen. De advocaat van de verdachte voert daartoe, kort samengevat, het volgende aan. De verdachte is op 17 juli 2018 aangehouden voor verhoor en de verdachte heeft vervolgens tot mei 2021 niets meer van de politie of het Openbaar Ministerie vernomen. De verdediging heeft desgevraagd op 5 juli 2021 onderzoekswensen ingediend. Deze onderzoekswensen bestonden uit het horen van medeverdachte [medeverdachte] en nader onderzoek naar de geestesgesteldheid van [oom] . Wat betreft de geestesgesteldheid verzocht de verdediging om het horen van een aantal getuigen, te weten de voormalige buren van [oom] , personeel en artsen van de instelling waarin [oom] verbleef, het horen van de makelaar die in 2012 de woning van [oom] heeft verkocht en medewerkers van de ING waar [oom] in 2013 zelf een bankrekening heeft geopend. Daarnaast is verzocht om onderzoek te doen naar het bancaire verkeer en naar degene die samen met [oom] zijn aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan. Tot slot is verzocht de aangiften inkomstenbelasting aan het dossier toe te voegen.
Meer dan 4,5 jaar na het verhoor van de verdachte is op 23 december 2023 aan de verdediging doorgegeven dat de politie de onderzoekswensen zou oppakken. Vervolgens is in 2023 slechts een beperkt aantal getuigen gehoord. Door het tijdsverloop is gebleken dat een groot aantal van de onderzoekswensen niet meer uitgevoerd kon worden, om verschillende redenen. De verdediging is van mening dat, gelet op het belang van waarheidsvinding en een eerlijke procesgang, dit onderzoek wel had moeten zijn gedaan. Nu dit niet is gebeurd en ook niet meer kan gebeuren, is er sprake is van een zodanige inbreuk op verdedigingsrechten dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). Het Openbaar Ministerie dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
5.1.2 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie erkent dat tussen het verhoor van de verdachte op 17 juli 2018 en de brief van het Openbaar Ministerie op 10 juni 2021 aan de raadsman van de verdachte het onderzoek heeft stilgelegen. Daarna is het onderzoek weer opgepakt. Er is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Echter, dit kan niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Wel zal de officier van justitie het tijdsverloop meewegen in haar strafeis.
5.1.3 Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat elke verdachte volgens artikel 6, eerste lid, EVRM recht heeft op een openbare behandeling van haar zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. In zijn arrest van 17 juni 2008
(ECLI:NL:HR:2008:BD2578), herhaald in het arrest van 12 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1009) heeft de Hoge Raad vooropgesteld dat alleen de overschrijding van de redelijke termijn als zodanig geen grond vormt voor de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Verder overweegt de rechtbank dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad een inbreuk op de verdedigingsrechten van verdachte (die niet onder het bereik van artikel 359a Wetboek van Strafvordering valt) niet leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, tenzij er sprake is van het uitzonderlijke geval dat die inbreuk van dien aard is en zodanig ernstig dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Het moet in de eerste plaats gaan om een inbreuk die onherstelbaar is en die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is gecompenseerd. Bovendien moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat ‘the proceedings as a whole were not fair’. Uit een en ander volgt dat de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in beeld kan komen. Aan de motivering van die beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring worden hoge eisen gesteld. Andere gevolgen liggen meer in de rede indien er sprake is van een – onherstelbare en niet voor (procedurele) compensatie vatbare – schending van de verdedigingsrechten.
De rechtbank ziet dat er in deze zaak sprake is van een groot tijdsverloop, en ook van een forse overschrijding van de redelijke termijn. Deze enkele overschrijding kan echter niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
De rechtbank acht het aannemelijk dat het tijdsverloop in deze zaak betekent dat er beperkingen in het onderzoek zijn geweest in het licht van de waarheidsvinding en dat de verdediging hier in bepaalde mate hinder van kan ondervinden. De rechtbank denkt daarbij bijvoorbeeld aan het (wel of niet meer kunnen horen van) getuigen na een zo lange tijd, aan het niet meer kunnen opvragen van bank- en/of belastinggegevens en ook aan de mogelijkheid voor de verdachte om een verklaring te geven voor zaken die zich geruime tijd geleden hebben afgespeeld. Aan de andere kant constateert de rechtbank dat onderzoek ook wél heeft kunnen plaatsvinden, zoals het in beeld brengen van de geldstromen en het horen van enkele medewerkers van een verpleeghuis.
De rechtbank gaat er zonder meer vanuit dat het gehele strafrechtelijke onderzoek in de afgelopen jaren een zware wissel op de verdachte heeft getrokken. Deze omstandigheid, ook in onderlinge samenhang bezien met het tijdsverloop en de mogelijke beperkingen bij de waarheidsvinding, kan echter niet leiden tot de zwaarwegende conclusie dat er sprake is van een inbreuk die van dien aard en zodanig ernstig is dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Dit betekent dat de rechtbank ook niet zal beslissen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging van verdachte.
Het ligt in de rede dat de rechtbank de eventuele gevolgen van de hiervoor genoemde omstandigheden wel zal betrekken bij de inhoudelijke beoordeling van de zaak (waardering van het bewijs) en de uiteindelijke beslissing.
De officier van justitie is ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte.
5.2.1 Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte stelt dat ten aanzien van de ten laste gelegde verduistering (het medeplegen dan wel de medeplichtigheid) de periode vóór november 2013 is verjaard. De officier van justitie dient dan ook ten aanzien van die periode niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
5.2.2 Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie vordert om het Openbaar Ministerie vanwege verjaring van een deel van de onder 2 primair en meer subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal, te weten de periode van 1 januari 2010 tot en met 26 juli 2012, niet-ontvankelijk te verklaren. Over de ten laste gelegde verduisteringen (feit 1 subsidiair en meest subsidiair, feit 2 subsidiair en meest subsidiair) heeft de officier van justitie gesteld dat het recht op strafvervolging is verjaard voor wat betreft de periode die meer dan 6 jaar ligt vóór 26 juli 2024 (betekening van de dagvaarding), dus de periode vóór 26 juli 2018.
5.2.3 Oordeel van de rechtbank
Op basis van artikel 70, eerste lid, aanhef en onder 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) verjaart het recht tot strafvervolging na zes jaren voor misdrijven waarop een gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld. Op basis van artikel 70, eerste lid, aanhef en onder 3 Sr verjaart het recht tot strafvervolging na twaalf jaren voor misdrijven waarop een tijdelijke gevangenisstraf van meer dan drie jaren is gesteld. In deze zaak geldt voor de gekwalificeerde diefstal een verjaringstermijn van twaalf jaren, omdat op dit misdrijf een maximale gevangenisstraf van zes jaren staat. Gelet op de maximale op te leggen gevangenisstraf voor verduistering van drie jaren geldt daarvoor een verjaringstermijn van zes jaren. Kortom: de verjaringstermijn voor de verdenkingen van diefstal bedraagt twaalf jaar en de verjaringstermijn voor de verdenkingen van verduistering bedraagt zes jaar.
De verjaringstermijn begint op de dag ná die waarop het strafbare feit is gepleegd (artikel 71 Sr). De verdenkingen in de tenlastelegging beslaan de periode van 1 januari 2010 tot en met 6 oktober 2017 voor feit 2 en de periode van 8 augustus 2012 tot en met 6 oktober 2017 voor feit 1.
Op basis van artikel 72 Sr wordt de verjaring gestuit door een daad van vervolging. De eerste daad van vervolging in deze zaak was de betekening van de dagvaarding op 27 juli 2024, waarin de genoemde feiten (gekwalificeerde diefstal en/of verduistering) aan de verdachte ten laste zijn gelegd. Dat betekent dat de verjaring van die feiten op deze datum is gestuit. De eerdere mededeling van het Openbaar Ministerie (uit 2021) dat het van plan is om verdachte te vervolgen, geldt volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad niet als daad van vervolging en heeft de verjaring dus niet gestuit.
Dit betekent dat de verdenkingen van diefstal verjaard zijn voor zover die zijn gepleegd vóór 27 juli 2012 en dat de verdenkingen van verduistering zijn verjaard voor zover die zijn gepleegd vóór 27 juli 2018. Gelet op de verjaringstermijnen is het recht tot strafvervolging dus door verjaring komen te vervallen ten aanzien van de gehele periode van de verduistering en ten aanzien van de gekwalificeerde diefstal voor zover die is gepleegd vóór 27 juli 2012.
De officier van justitie wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging voor feit 2 primair en meer subsidiair (diefstal) voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 26 juli 2012 en ten aanzien van feit 1 subsidiair en meest subsidiair en feit 2 subsidiair en meest subsidiair (verduistering) voor de gehele ten laste gelegde periode, een en ander zoals vermeld onder 8. De beslissing.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor wat betreft de onder feit 1 primair, meer subsidiair, 2 primair (voor de overige periode) en meer subsidiair (voor de overige periode) ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
Beslissing
- verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde geldig;
Ontvankelijkheid officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte ten aanzien van het:
onder 1 subsidiair, meest subsidiair, 2 subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde (verduistering), en ten aanzien van het:
onder 2 primair en meer subsidiair ten laste gelegde (gekwalificeerde diefstal), voor zover dat betrekking heeft op de periode van 1 januari 2010 tot en met 26 juli 2012;
- verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, meer subsidiair, 2 primair (voor de overige periode) en meer subsidiair (voor de overige periode) ten laste gelegde, heeft gepleegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. M.J. Terstegge en mr. M.S. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. den Haan, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 november 2025.
Mr. M.S. Gerritsen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair:
zij in of omstreeks de periode van 08 augustus 2012 tot en met 06 oktober 2017 te Houten en/of Leerdam en/of Utrecht, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomenéén of meer grote geldbedrag(en)(bestaande uit digitale bankoverschrijvingen en/of overboekingen en/of elektronische betalingen(naar o.a.de eigen rekening van verdachte en/of naar de rekening van [medeverdachte] en/ofnaar de rekening van [A] en/ofnaar [bedrijf] te Nieuwegein en/ofnaar het CJIB),ten belope van € 239.439,59 euro), in elk geval een hoeveelheid geld,geheel of ten dele toebehorende aan [oom] en/of [tante] en/of de erven van die [oom] en/of [tante] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,te wetenhet (onbevoegd) gebruik maken van wachtwoord(en) en/of code(s) ten behoeve van elektronische betalingen en/of overboekingen en/of één of meer bankpas(sen) en/of (bijbehorende) pincode(s) op naam van die [oom] en/of [tante] ;
subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 08 augustus 2012 tot en met 06 oktober 2017 te Houten en/of Leerdam en/of Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijkéén of meer grote geldbedragen, ten belope van€ 239.439,59 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [oom] en/of [tante] en/of de erven van die [oom] en/of [tante] ,in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf,te weten als gevolmachtigde/mantelzorger en/of door het – met toestemming van die [oom] en/of [tante] - gebruiken van de wachtwoorden en/of codes ten behoeve van elektronische betalingen en/of overboekingen en/of bankpas(sen) van die [oom] en/of [tante] , onder zich had(den),wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
meer subsidiair:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 08 augustus 2012 tot en met 06 oktober 2017 te Houten en/of Leerdam en/of Utrecht en/of Vianen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomenéén of meer grote geldbedrag(en),(bestaande uit digitale bankoverschrijvingen en/of overboekingen en/of elektronische betalingen(naar o.a. de eigen rekening van verdachte en/ofnaar de rekening van die [medeverdachte] en/ofnaar de rekening van [A] en/ofnaar [bedrijf] te Nieuwegein en/ofnaar het CJIB),ten belope van € 239.439,59 euro, in elk geval een hoeveelheid geld,geheel of ten dele toebehorende aan [oom] en/of [tante] en/of de erven van die [oom] en/of [tante] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s),waarbij die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,te weten het (onbevoegd) gebruik maken van wachtwoord(en) en/of code(s) ten behoeve van elektronische betalingen en/of overboekingen en/of één of meer bankpas(sen) en/of (bijbehorende) pincode(s) op naam van die [oom] en/of [tante] ,tot en of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 08 augustus 2012 tot en met 06 oktober 2017 te Houten en/of Leerdam en/of Utrecht en/of Vianen, in elk geval in Nederland,opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweestdoor meermalen haar bankrekening ter beschikking te stellen;
meest subsidiair:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 08 augustus 2012 tot en met 06 oktober 2017 te Houten en/of Leerdam en/of Utrecht, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijkéén of meer grote geldbedragen, ten belope van€ 239.439,59 euro, in elk geval een hoeveelheid geld,geheel of ten dele toebehorende aan [oom] en/of [tante] en/of de erven van die [oom] en/of [tante] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s),welk(e) geldbedrag(en) die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf,te weten als mantelzorger/kennis en/of door het – met toestemming van die [oom] en/of [tante] - gebruiken van de wachtwoorden en/of codes ten behoeve van elektronische betalingen en/of overboekingen en/of bankpas(sen) van die [oom] en/of [tante] , onder zich had(den),wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend,tot en of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 08 augustus 2012 tot en met 06 oktober 2017 te Houten en/of Leerdam en/of Utrecht en/of Vianen, in elk geval in Nederland,opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest doormeermalen haar bankrekening ter beschikking te stellen;
2.
primair:
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 06 oktober 2017 te Houten en/of Leerdam en/of Utrecht en/of Vianen, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomenéén of meer grote geldbedrag(en),(bestaande uit geldopnames en/of pinbetalingen bij o.a.Holland Casino en/of Mediamarkt en/of DMG Meubelen),ten belope van € 230.823,17 euro, in elk geval een hoeveelheid geld,geheel of ten dele toebehorende aan [oom] en/of [tante] en/of de erven van die [oom] en/of [tante] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/ hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder haar/hun bereik heeft/ hebben gebracht door middel van een valse sleutel,te weten één of meer bankpas(sen) met bijbehorende pincode(s) van voornoemde [oom] en/of [tante] ;
subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 06 oktober 2017 te Houten en/of Leerdam en/of Utrecht, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk één of meer grote geldbedragen,ten belope van € 230.823,17 euro, in elk geval een hoeveelheid geld,geheel of ten dele toebehorende aan [oom] en/of [tante] en/of de erven van die [oom] en/of [tante] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s),welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of haar mededader(s) anders dan door misdrijf,te weten als gevolmachtigde/mantelzorger en/of door het – met toestemming van die [oom] en/of [tante] - gebruiken van de bankpas(sen) van die [oom] en/of [tante] , onder zich had(den),wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
meer subsidiair:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 06 oktober 2017 te Houten en/of Leerdam en/of Utrecht en/of Vianen, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigeningheeft/hebben weggenomenéén of meer grote geldbedrag(en),(bestaande uit geldopnames en/of pinbetalingen bij o.a. Holland Casino en/of Mediamarkt en/of DMG Meubelen),ten belope van € 230.823,17 euro, in elk geval een hoeveelheid geld,geheel of ten dele toebehorende aan [oom] en/of [tante] en/of de erven van die [oom] en/of [tante] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s),waarbij die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,te weten één of meer bankpas(sen) met bijbehorende pincode(s) van voornoemde [oom] en/of [tante] ,tot en of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 06 oktober 2017 te Houten en/of Leerdam en/of Utrecht en/of Vianen, in elk geval in Nederland,opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest doormeermalen haar bankrekening ter beschikking te stellen;
meest subsidiair:
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 06 oktober 2017 te Houten en/of Leerdam en/of Utrecht, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijkéén of meer grote geldbedragen, ten belope van € 230.823,17 euro, in elk geval een hoeveelheid geld,geheel of ten dele toebehorende aan [oom] en/of [tante] en/of de erven van die [oom] en/of [tante] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s),welk(e) geldbedrag(en) die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf,te weten als mantelzorger/kennis en/of door het – met toestemming van die [oom] en/of [tante] - gebruiken van de bankpas(sen) van die [oom] en/of [tante] , onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.