Rechtbank Midden-Nederland, eerste aanleg - meervoudig strafrecht overig

ECLI:NL:RBMNE:2025:6945

Op 18 December 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een eerste aanleg - meervoudig procedure behandeld op het gebied van strafrecht overig, wat onderdeel is van het strafrecht. Het zaaknummer is 16.173779.24, bekend onder identificatienummer ECLI:NL:RBMNE:2025:6945. De plaats van zitting was Utrecht.

Soort procedure:
Rechtsgebied:
Zaaknummer(s):
16.173779.24
Datum uitspraak:
18 December 2025
Datum publicatie:
24 December 2025
Formele relaties:
Herstelde uitspraak: ECLI:NL:RBMNE:2025:6765

Indicatie

Herstelvonnis van 16.173779.24 ECLI:NL:RBMNE:2025:6765

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht

Zittingsplaats Utrecht

Parketnummer: 16.173779.24

Vonnis tot herstel van het op 16 december 2025 uitgesproken vonnis van de rechtbank Midden-Nederland

in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [1996] in [geboorteplaats] ,

ingeschreven op het adres [adres] , [woonplaats] , Polen.

1
Het onderdeel van het vonnis dat moet worden hersteld

Na de uitspraakdatum is de rechtbank gebleken dat het dictum van voormeld vonnis een fout bevat.

Aan de verdachte is bij voormeld vonnis een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Abusievelijk is in het dictum van het vonnis verzuimd toepassing te geven aan de in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht voorgeschreven aftrek van de door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.

Executie van deze beslissing kan er toe leiden dat de verdachte alsnog naar de gevangenis zou worden gebracht om het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf te ondergaan dat reeds in voorarrest is uitgezeten, hetgeen voor verdachte nadelige gevolgen heeft. Dit acht de rechtbank onwenselijk en daarom zal zij dit verzuim herstellen door verbetering van het dictum, waartoe het onderhavige vonnis strekt.

Beslissing

2
De beslissing

De rechtbank:

- handhaaft haar beslissing van 16 december 2025, met herstel van een kennelijke misslag in het dictum als volgt en wijzigt:

straf

- legt aan de verdachte een gevangenisstraf van 120 dagen op;

- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 108 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;

- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

in:

straf

- legt aan de verdachte een gevangenisstraf van 120 dagen op;

- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 108 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;

- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- bepaalt dat de griffier dit vonnis doet hechten aan het originele vonnis van 16 december 2025 en dit vonnis per brief ter kennis doet brengen van de verdachte, de raadsvrouw, de officier van justitie en de benadeelde partij.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Reijnierse, voorzitter, mr. S.E. van den Brink en G.M.C. Klink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.L. den Hoedt als griffier.

Mr. S.E. van den Brink, mr. G.M.C. Klink en mr. L.M.L. den Hoedt zijn niet in de gelegenheid dit herstelvonnis te ondertekenen.